Yang. Jaargang 24
(1988)– [tijdschrift] Yang– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 47]
| |
2‘Galm van de mokerman
klank die nooit bedaart -
ik stol voor ik bega’
| |
[pagina 48]
| |
1In wat zich daar dan opslaat
windstil in haar huis. Van koper
neemt zij adem af, neer-
geslagen huid
Waar nu haar adem staat
een leven
loopt een dode ader -
smelt er in mij uit
| |
2‘Nu ik hier bewaak
gezicht van dood en koper -
glimp die zich bewaart’
| |
[pagina 49]
| |
1Na weer een dag een nanacht
hangt wie zich besterft
van dag en goden af. Daar
legt hij zijn munten uit, zand
van rand en onderpand -
de tak van goud bewaard. Breekt
herinnering, zachte schemering
Glans in wat zich open
baart
| |
2‘Dit is mijn ader
Smelt mij af -
in zand wil ik geaard’
| |
[pagina 50]
| |
1Rivier die uittrekt
naar de vlammenzee, het kraken
van de draad. Niets anders
blijft er over, geen allerlaatste
staat dan wit en hard
te sneeuwen. Vlaag
die nooit bedaart
| |
2‘Vuur zo warm zo hoog gedragen
Licht dat valt
en staat’
|
|