| |
| |
| |
Persoonsgebonden materies
We + noemvorm
We zullen heel voorzichtig moeten zijn. Zorgvuldig op wat er gebeurt. Alles vertellend aan elkaar, maar heel langzaam. Zonder uitstorting, zonder overhaasten. Met lange dagen tussen. Het afwachten verleren. Behoedzaam toelaten wat het toeval brengt. Heel stil. Traag in de stad rondlopen zonder eenzaam te worden. Niet de anderen willen helpen, maar hen laten zijn. Zo. Zichzelf weerbaar maken. Wel: zich teweer stellen tegen wat opgedrongen wordt. Van zich afbijten als het moet. Zich afzetten tegen. Zich niet negatief bepalen tegenover de anderen. Zich tegenover zichzelf bepalen. Zich leren goed voelen. Niet overbodig liefhebben. De anderen niet beladen met mijn bezorgdheid om hen - wat is dat trouwens ook? Ze zullen me wel zeggen wat er is. Ze zal me alles wel vertellen: haar verhaal over het verdriet dat haar werd aangedaan. Mijn verhaal dat uitsluitend over mezelf blijkt te gaan. Misschien, als het avond wordt, of als het voor de tweede of de derde keer morgen wordt zonder slaap, gaan slapen. Heel langzaam, traag en zorgvuldig: als een trap die men opklimt langs de tijd en het werk van elke trede. Zo. Heel voorzichtig. Elkaar aankijken. Urenlang. Zo stil zullen we nu moeten zijn, na zoveel ruzie, na zoveel verwoestingen, na al deze pijn, na zoveel verdriet.
We zullen alles moeten laten bedreigen. Zoveel is intussen wel duidelijk. Dat iemand terugkomt bijvoorbeeld en een scène maakt. Ruzie maakt. Zonder reden opstaat en weggaat. We rijden langzaam door de ochtend. De negatieven van de asgrauwe gevels zullen we later wel ontwikkelen. Hoewel, misschien laten we ze beter opgeborgen in het donkerblauwe zilverpapier. Nacht? We blijven voortdurend fixeren. Op publiciteit stoten: zichzelf leren accepteren, nu ook met de niet ophoudende stroom door de donkerste delen van de hemisferen. Leven met zichzelf, een produkt consumeren waarover men tevreden kan zijn. Zich geaccepteerd voelen. Enkel met de bedreiging van het afscheid. Maar voorlopig nog veilig omdat ik niet weet waar we heen rijden. De straten niet meer herkennen. Me dromerig laten voortrijden. Mijn handen op de lege achterzetel leggen. Het gesprek beantwoorden. De beelden aan het raam laten uit hun kader schuiven.
| |
| |
Nu zullen we moeten leren om de opeenvolging van de stenen, die uit sterren zijn vervaardigd, waaruit zijn gebouwd: de buildings, aan ons voorbij te laten gaan. Zo maar: plots. Het besluit van anderen, het besluit van onszelf. Niet meer onder het overblijvende groen te wandelen tussen de gebouwen, niet meer onder te gaan in de overgebleven donkere planten die de instortende muren overwoekeren, niet meer onder de zware lage takken in de tuinen te blijven. Geen moeite meer te doen en nog stil te staan wanneer het ondergaand diepblauw van regenwolken in de avond overgaat in de nacht. Het kapitaal van bouwondernemingen dringt verder door tot de oude akten van deze verwaarloosde gronden. We zullen moeten leren dat we niets te maken hebben met de ruimten die de mussen beschrijven in hun vlucht. We moeten ons opsluiten in de vierkante gebouwen, in de blauwe, gewassen, kastklaar gesteven omgeving van een luxe hemd, half gecentreerd.
| |
We + persoonsvorm
De waslijnen gespannen over elkaar: een aanhoudend tweegevecht. Trillend wachten op de was in de wind. Overtrekkende lage drukgebieden. In De Jachthoren gaat de avond dicht: het luik van de patrijspoort in de achtergevel schuift over de zon. Het zand en de akkers zijn door de tijd opgehoopt. De lucht sluit de zon in, als het avond wordt. Men hoort niet veel vertellen. De rubberen zool van de pantoffels op de gladde trap, de onvaste stap over het zanderige voetpad na het werk. De oude leidingen worden opengebroken, de verwisselbare onderdelen ingeleverd.
Bij ons is dat alles al gedaan. We hebben eerst wat moeite gehad, jarenlang eigenlijk ons loon opgeofferd voor het huis. Mijn vrouw heeft twee kinderen gekocht: we hebben ze naar school laten gaan, ze hebben mogen voortleren. Nu, we weten precies hoe alles begint: een beetje verlegen zo op een kermisavond, maar juist toch genoeg om het aan elkaar te vragen. Wel, zo ja. Een half jaar later zijn we getrouwd en ons eerste was er negen maand nadien. Nu hebben we het heel wat gemakkelijker buiten vroeger. We zullen wel gelukkig zijn zeker?
Dit zijn de foto's van als we getrouwd zijn. De meubels zijn nog van de wederopbouw. Dat is het eerste huis waarin we gewoond hebben. Ge ziet dat de foto's al oud zijn. En dat is nog een foto van mijn moeder op haar trouwfeest: dat is al een heel oude foto. En dat, dat weet ik niet meer wie er hier opstaat. ‘Kent gij die nog?’ Kijkt op vanuit de zetel. ‘Nee.’ Dat
| |
| |
zal iemand van mijn moeder haar familie zijn, denk ik, die hadden nogal een grote aangetrouwde familie. Mijn moeder zelf waren al met twaalven thuis. Wat een mens allemaal bewaart.
| |
Je + persoonsvorm
Niet de verlatenheid waarvoor je zelf kiest, vormt de eenzaamheid, maar het bedrog dat op je is gepleegd. En bij alles wat je ziet verloren gaan, blijf je aangewezen op de vormen van het geweld die je worden aangeboden: de blik, de woorden, een bestelling, de geassorteerde klederen, de elektronische apparatuur. Wie zich vergeet op automatisch open te stellen, wordt overbelicht en realiseert een negatief zonder enig reliëf: het relatieve einde. Ademen, dat wel. Beleefdheidsgesprekken voeren, het voedsel overgoten met suiker, de vrouwen bestoven met parfum. Een al wat oudere dame: de rijen sluiten niet, de rijgkoorden proberen aanspannen, een willekeurige vloeistof bereikt de uiterste punt van de tuit.
Het moest duren tot je bijvoorbeeld besloot een vakantie lang niet op reis te gaan. Een onbewust besluit - wellicht. Je wilde het misschien allemaal eens zien: iemand die vier dagen en vier nachten opblijft om te zien hoe de wereld er dan uitziet. Maar je zag alleen in, dat je in al die afgelopen jaren jezelf was kwijtgeraakt, de anderen was kwijtgeraakt. Je bleef er maar dagen en nachten naar zoeken, soms perioden lang, om jezelf ervan te overtuigen dat je ze niet terugvond blijkbaar, ook al sloeg je geen enkel moment uit het etmaal over en geen enkele plaats waar ze konden zijn: ze waren er gewoon niet. En je overtuigde er uiteindelijk jezelf van, dat je eigenlijk alleen nog maar terugkon naar de flat die je huurde en waar je warm water had: zo lang als je maar kon denken. Maar je zat er maar vreemd tegen aan te kijken. Je hoorde elke dag opnieuw de ververs komen en aan iets bezig zijn en hun handen met spiritus wassen en hun boterhammen opeten en weggaan en terugkomen en alles opnieuw. En je ging buiten kijken, maar er was niets anders. En je zag de mensen die zomaar ronddoolden tussen hun houvasten. Je zag op de t.v. de krottenwijken van Sao Paulo en je zag de kinderen verhongeren - hoeveel kost zo'n beeldband? En je deed je best om de beelden die je zelf opnam, beter te vinden dan wat je uit Sao Paulo zag, maar het ging niet. Een handelaar keek of je geld bij je had - zo verdrietig moet je er toen uitgezien hebben - dus liep je maar weg. De begrafenisondernemer verdient ook zijn geld met de mensen hun verdriet: als ze het hardst wenen, moet ge er bij
| |
| |
zijn, dan zien ze toch niet welke kist het is. Als het hen interesseert, nemen ze een dure, en anders kijken ze alleen in de winkel naar de kist die ze moeten betalen, maar niet in het halfduistere, rouwende huis, dan is alle vernis van alle kisten even zwart en alle verdriet hetzelfde. Begrafenisondernemers moeten er ook zijn. Toen besloot je dus maar om een grotere belichtingstijd te nemen om te kijken of je met je ogen nog door je verdriet heen kon komen. Toen overbelichtte je alles en alles werd zwart.
Zo slaagde je er uiteindelijk toch in om je een beeld te vormen over hoe het zou zijn als je oud was. Vroeger viel dat gemakkelijker, dan was je alleen. Je huurde een kamer waar je in zat, met je voeten op de gaskachel en het regende op het platte zinken dak, en je zat daar stil alleen, met een boek, veilig voor jezelf en je dacht: zo zal het ook zijn als ik oud ben, dan huur ik weer zo'n kamer en dan zit ik hier weer goed en ik koop iets om op te eten of zo. Maar geleidelijk drong het door, dat je nooit rekening had gehouden met wat daartussen lag. Je had voor jezelf gedaan alsof daar iets tussenlag dat iets anders was, maar er niets mee te maken had. En langzaam zag je, dat het er alles mee te maken had: je werk, je huwelijk. Voor wie met pensioen ging en laatst stierf, stortte dat dus allemaal zo in elkaar. Dan kon je terugkeren, alleen op een bank gaan zitten, niemand die er nog was.
| |
Modaal verleden tijd
Men moest met zijn miserie nergens naartoe. Het was niet prettig voor de anderen wanneer men daarmee aankwam. Hadden zijzelf misschien geen miserie? Zij moesten daar nergens mee naartoe. Integendeel, ze moesten opletten voor mensen die belangstelling toonden voor hun miserie, voor de miserie van anderen en niet voor hun eigen miserie. Die hadden daar meestal zelf hun deel van gehad, die hadden besloten hun miserie niet op zoveel mogelijk anderen over te dragen, maar met hun ervaring en de miserie van de anderen grof geld te verdienen. Men kon zijn miserie enkel maar zelf oplossen en wie dit niet begreep, zou er zolang geld bij inschieten, tot hij inzag wat hij voor zichzelf betekende, er zichzelf van overtuigde dat de anderen geen oplossing zouden brengen, of misschien het besluit nam, met de miserie van anderen ook geld te verdienen.
Soms gebeurde het wel dat iemand met zijn miserie in de dienstverlenende sektor terechtkwam, een nummer van een telefoontoestel had gedraaid en verbonden was geraakt met een
| |
| |
of andere feeling engineer die dagelijks miserie analyseerde en op schaal verkleinde, mood selectors inschakelde, zich bediende van de nieuwste sensitivity regulators, zich liet informeren door stress registrators en sex monitors, de aanwijzingen volgde van intelligence processors en bij iedere behandeling zichzelf sturende total operators in zijn plaats liet optreden. De oude therapeuten, die tussen penisnijd en penisangst hun dagen doorbrachten en voor wie in miserie wilde leven, de tijd in marihuana en koffie uitdrukten, bleven slechts in de marge werken. Wie te lang in therapie bleef, kreeg er uiteindelijk nog inzicht bij in de maatschappelijke facetten van de problemen die hem ondermijnden en hun behandeling die hem ruineerde. Het maakte zijn tragiek niet eenvoudiger. Uiteindelijk kon hij alleen nog naar een paar aktiegroepen toe, die bescherming van welke autoriteit dan ook, hadden afgewezen en dus enkel door zichzelf - zij het tijdelijk - werden erkend.
Die noordelijke streken zijn niet te goed voor ons: te veel vochtigheid, teveel aan kleur, tekort aan licht en hoofdpijn na het slapen. 's Nachts kan je hier alleen maar eindigen bij enkele hongerlijders die het laatst van alle mensen op straat blijven lopen.
Zijn vriend had uren op straat gelopen. Was na al die tijd zelfs teruggekeerd naar zijn ouders: uitgescholden voor mislukkeling door zijn vader, een nieuwe vrouw aangeraden door zijn moeder. Was uiteindelijk blijven luisteren naar een telefoongesprek tussen twee tantes van tachtig jaar. En tegen de ene, die met haar miserie was afgekomen, had de andere in de hoorn geschreeuwd: ‘Zwijgen, zeg ik je. Hoe dikwijls heb ik je al niet gezegd dat je moet zwijgen. Je moet altijd zwijgen: horen, zien en zwijgen, onthou dat toch eens. Spreken is zilver, zegt 't spreekwoord, maar zwijgen is goud.’ En hij was weer teruggegaan. De dagen waren wreedaardig. Soms werd hij wel door iemand aangesproken, maar langzaam stagneerde wat hij dacht.
| |
Tegenwoordige tijden
Overschakelen op andere toestellen. De repressie blijft nog steeds een stap vooruit. De hypocrisie wint het van de progressiviteit. De pers recupereert de leiding van de microrevolte. Veel belovende kracht, wat gesatureerd reeds, maar toch blijvend hypernerveus. Loopt barvoets in zijn schoenen, rolt zich voortdurend bijna, een nieuwe sigaret, raakt niet uitgecoiteerd. Ratelt door over reflexcamera's, relatiereacties en
| |
| |
reactierelaties. Slaat zijn huisraad stuk. Elektronische apparatuur gaat de vernieling in. Is naar eigen zeggen in de dampkring teruggekeerd - vanuit de baarmoeder? - en brandt op. De stukken vliegen in de pers uiteen. Toch wel een nieuwe dynamiek.
Staan wij misschien helemaal naakt tegenover elkaar misschien, dat ge niet durft spreken?
Het is winter zeker? A, ja. O, nu zie ik het. Het is allemaal op voorhand geënregistreerd zeker, uw leven en al, in de erfelijke massa? Kunt ge dat zien in uw hand? (Bekijkt de lijnen van zijn hand.) Het is ingeblikt in uw hand zeker, soft ware dat ze zeggen, en die lijnen is dat dan de band? Wacht, ik zal de lijnen eens uit mijn hand snijden zie. (Snijdt de lijnen uit zijn hand.) Kan ik ze zo laten decoderen door de machine, denkt ge? Maar wat moet ik dan doen als ik dan door de luidspreker mijn uitslag krijg? Dan zal ik zodus mijn leven helemaal kennen? Wordt dat dan opgeslagen in mijn hersens dat ge zegt? Of telt dat dan niet, omdat mijn handen nu geen lijnen meer hebben voor mijn verder leven? O, luister, kijk het zal dát zijn. Wat een heerlijke muziek hé, dat er uit mijn lijnen komt. Is het niet van mij? (Klopt tegen het dubbel glas.) Wat zegt ge? Zet het eens wat stiller, ik hoor u niet. Zijn ze in de strop geraakt, mijn lijnen? Zo helemaal door elkaar zo? Erg jammer ja.
Wie niet van eenzaamheid houdt, kan het weerbericht opbellen. Of hij zou kunnen buiten gaan wonen, zich inlaten met de dingen waar de mensen mee bezig zijn en hun gemeenplaatsen delen. Maar wie met analyse bezig blijft, vindt weinig anders dan eenzaamheid. Wanneer hij op de tram een klein meisje ziet dat opkijkt naar haar jonge, opgetutte tante die haar een ogenblik glimlachend door de gele haren strijkt, riskeert hij zich plots te realiseren hoe groot zijn eenzaamheid al was toen hij nog de leeftijd van het meisje had. Hij herinnert zich de glans van de kosmetika die op hem afstraalde van de vrouwen die zoveel hoger waren. Nu schrijft hij wel - misschien is het wel daarvoor dat het hem ooit werd geleerd - bij elke haal om zichzelf cirkelend, dat wel. Een soort flauwe mannelijke bezigheid beneden alles.
En hij schrijft. Voorbij welk kruispunt verzamelt zich - naar het zeggen van de onderhoudswerkman - niet meer het stof op de verlaten banken die al jarenlang worden beregend. Voorbij welke wegwijzer wordt niet opnieuw een kruispunt bereikt waar dezelfde wegwijzers in een andere richting wijzen. Interesseert slechts de vrachtvoerder de aangegeven bestemming,
| |
| |
aangekomen aan de stadsrand, de weg vragend aan iemand die al naar zijn werk gaat. Werden de zijnsvragen onderweg van het papiertje geschrapt.
Pulp van peren. Het mulle zand onder de ezel. De herinnering aan de zieke dennen op de parking - we zijn gestopt voor de vuilnisbakken, gevlucht voor de wespen. Langs met prikkeldraad afgesperde onbekende bossen gereden. Hier groeien dieren op, zoeken eten, verkennen de vertrouwde plekken en gaan dood. Is dit het grensgebied? Waarschuwingstekens voor bosbranden. Eieren in onze zakdoek: zo voorzichtig rijden. Terug in het graangebied. Hier sluipen de muizen door de stengels, hier wonen mensen. Met de wagen kom je toch overal. Hoelang rijden we nu al?
En hij schrijft. En hij wordt daarover uitgelachen. De maffia's sluiten de rijen als kameraden. En hij wordt ik. De letters verspringen op het blad.
Pol Hoste
uit werk in voorbereiding Persoonsgebonden materies
|
|