| |
| |
| |
Tijdschriftelijk
Trap editie, tweemaandelijks literair tijdschrift, jrg. V, nr. 2, abonnement 300 F op rek. nr. 320-0014770-96 van Uitgeverij Contramine, A. Coolsstraat 2, 2020 Antwerpen.
Dit nummer is volledig aan dichteres Maris Bayar gewijd en gaat onder de kop ‘Een Sibylle en haar apocriefe Boeken’ de geschiedenis in. Luc Pay had ooit een exhaustief vraaggesprek met Maris Bayar, dit wordt nu, met een kleine annex door de dichteres zelf, vrij gegeven. Volgt nog een bibliografie. Het is erg interessant dit vraaggesprek te lezen, vooral na of voor lektuur van de poëzie van Maris Bayar. Enkele fragmenten uit bundels fungeren tussen vraag en antwoord in. Waar de argeloze lezer meent te moeten struikelen over Draken van Uitspraken of Epaterende Voldongenheden, daar zit hij volledig fout want hij vergeet dat Antwerpen zijn Seigneurs een mondjevol taal heeft bezorgd waaruit het spelaspekt niet weg te cijferen is. Overigens is in Trap ook die kenmerkende Antwerpse eerbied voor het Drukwerk zichtbaar.
| |
Paul Depondt Vanuit het Kreupelhout, Spreuken van het uitgaan overdag, gevolgd door De Commentaren, jrg. 1980, nr. 1.
Bedoeling van dit drukwerk is op voorlopige wijze ideeën te kompileren waarvan later in breder kader gebruik kan worden gemaakt. Paul Depondt omschrijft zichzelf als een dilettant die het recht van spreken voor zich opeist, ondanks oppervlakkige kennis van zaken. Alles samen klinkt dit erg relativerend t.o.v. de eigen prestaties, maar het poogt meteen vooraf reeds alle eventuele aanmerkingen op de Geschriften de nek om te wringen. Zichzelf immuun verklaren door anticiperende zelfbeschuldiging. Nou, anders wel prettig om lezen, deze leergangen. Boven de oppervlakkige regelen zweeft een vlotte pen en een mild soort eruditie. Het taalgebruik is niet om over naar huis te schrijven, Depondt is trouwens vooral journalistiek aktief (Vlaamse pers). Erg opvallend is de onverwachte invalshoek van waaruit deze badinerende teksten uit het startblok schieten. Op de keerflap van de kompilatie een afdruk van het lemma ‘curieus’ (kurieus) uit één of ander woordenboek. Tekenend.
| |
| |
| |
Kunst & Cultuur, 13de jrg., nr. 4, abonnement 450 F op rek. nr. 210-0709979-88 van Paleis voor Schone Kunsten, Koningsstr. 10, 1000 Brussel.
Marnix Gijsen over Jan Deloof's kroniek omtrent Bekaert Zwevegem (Lannoo Tielt). Freddy De Vree schrijft in ‘Miskende Schilderessen’ over Germaine Greer's ‘The Obstacle Race’. Of de konditie van vrouwelijke schilders vanaf de Renaissance tot het begin van de 20ste eeuw, en de tegenkantingen in hun diverse karrières. Verder informatie over een Carel Willink Tentoonstelling in het Amsterdamse Stedelijk, en Parijse tentoonstellingen. F. Boenders stelt ‘Mécano’ voor, het tijdschrift van I.K. Bonset (of Theo van Doesburg, of C.E.M. Küpper, of Aldo Camini) waarin deze bekende dadaïst onder verwoed geheim gehouden pseudoniem zich zo veel méér als in het alom gekende ‘De Stijl’ (1917-1931) uiten kon. Tussen 1922 en 1923 verschenen vier nummers van Mécano. Nog literaire informatie: F. de Vree over Norman mailer's ‘The Executioner's Song’ (betreff. Gary Gilmore, met twee moorden tijdens een ‘voorwaardelijke’ periode op zijn kerfstok). De Agenda Paleis voor Schone Kunsten besluit gewoontegetrouw dit nummer.
| |
't muzet, jrg, 3, nr. 23, abonnement 200 F op rek. nr. 220-0652686-09, Borsbeekstraat 80, 2200 Borgerhout.
Opent met (opnieuw) een goed gedicht van Frank Pollet. Ik bedoel met ‘goed’: graag gelezen. Johan Vanhecke over Sherlock Holmes, erg gezellig, twee stukken van Harold Pinter werden door Jo Verhoeven bekommentarieerd. Clement Caremans zet ideeën omtrent Mens en Kunst op papier, deel 3 reeds. Het korte bestek waarin dit gebeuren moet, werkt één en ander niet in de hand. Tot slot de gebruikelijke informatieve rubrieken.
| |
Nieuw Vlaams Tijdschrift, jrg. 33, nr. 2, Baron Empainlaan 121, 2800 Mechelen, abonnement 840 F op 000-0024457-13 van Manteau n.v., Valkenburgstraat 51, 2000 Antwerpen.
Anneke Brassinga en vertaalde Sylvia Plath-gedichten en Hugo Bousset met recensies over proza van H. Beurskens en Pol Hoste maken dit nummer het lezen waard. Er is meer: Wim Meeuwis besluit zijn Iconologie van de Action Painting (Willem de Kooning). Phil Cailliau publiceert gedichten waar weinig op aan te merken valt, maar voor een verademing moet
| |
| |
u naar bladzij 281 verhuizen, waar Georges Adé in ‘Uit het schrijfboek van een japneus (2)’ opnieuw van leer trekt, badineert, zichtbaar aan het denken is, jongleert, gelijk denkt te hebben, misschien dat gelijk haalt. Lijvig, divers, kansrijk: NVT nummer 2.
| |
Dietsche Warande & Belfort, 125ste jrg., nr. 3, poste restante, 3000 Leuven-4, abonnement 630 F op 000-0083065-33 van Standaard Uitgeverij, Antwerpen.
Een erg interessant en leesbaar stuk van Albert Westerlinck over bloemlezingen, een onderwerp wat in is. Verbazend hoe Westerlinck op de hoogte is, eender waar, eender wanneer: geen titel of hij weet er het fijne van, geen feilen of hij heeft er alternatieven voor. Marcel Janssens informeert omtrent Paul de Wispelaere's ‘Tussen tuin en wereld’. Rudolf van de Perre recenseert Zuidnederlandse poëzie maar kan zoals zo velen niet van de klicheematige huiver t.o.v. een debutant af. Ik bedoel: Tonko Brem en zijn ‘Liefdesverklaring’ verdienen meer uitgebreide bekommernis dan in kortademig tekstje geetaleerd wordt, ook al is het een zo veelste nummer in de Yang Poëzie Reeks. De voorwaardelijke toonaard in de recensies verdwijnt enkel naarmate de besproken dichter(es) ouder wordt. In Vlaanderen honoreert men enkel de anciënniteit. Is het stout van mij te beweren dat ik Tonko Brem beter vind dan Gerrit Achterberg, bij voorbeeld?
De onverstoorbare Hugo Brems bedenkt opnieuw in zijn tijdschriftenrevue vele publikaties met kommentaar op de milde leest geschoeid, hij heeft het vaak bij het rechte eind en zijn welwillendheid biedt nog ruimte voor minimale injekties aan (terecht) venijn (waar nodig). André Demedts slorpt opnieuw te veel bladzijs op en vult die met een verhaal: Ommegangszondag. Ik dacht dat we in 1980 beland waren.
| |
't Kofschip, jrg. 8, nr. 2, abonnement 400 F op 068-0651800-84 van Kofschip Kring v.z.w., Vinkenlaan 11, 1730 Zellik.
Erg veel fouten tegen het Nederlands maar als nummer vrij goed in de hand liggend, ik bedoel vorm en formaat. Gedichten, informatiekrant, plastische bekommernis (waarin vaak een oubollige ethiek er met de haren wordt bij gesleurd: wat voor de duivel bedoelt men met een ‘katholiek’ of ‘vrijzinnig’ kunstenaar? Mijn god!!). Frans de Blauwe schrijft uitvoerig over René Verbeeck, en dat stijgt even boven de totaalverwar- | |
| |
ring in het nummer uit. Nog even zeggen dat André Polfliet nu tot Sekretaris is gepromoveerd, Frans Cornelis wordt een silhouet op de onmiddellijke achtergrond.
| |
Argus nr. 11, oktober 1979, abonnement 600 F op rek. nr. 335-0485916-89.
Er is weer een enorme diversiteit in het Argusaanbod. De kijk over de grenzen van het vaderland heen bij voorbeeld: Sandemose, Rittner, Breytenbach, Tolstoj. Ton Luiting schrijft zich in een kort stukje even uit tegen Eddy Van Vliet en Hans Van de Waarsenburg. Even lezen!: zien hoe het reilt en zeilt tussen de zg. literatoren onderling, en hopen nooit met Van Vlietjes of Waarsenburgjes opgescheept te zitten. Diezelfde Ton Luiting registreert in Deux Ex Machina een anti-Nederland-hetze (cfr. tijdschriftenrubriek). Jan Van den Weghe schrijft een lezenswaardig essay over Dostojevski en de roman. De gedichten van Pieter Aerts zijn voor weinig meningsverschil vatbaar: goed, àf. Van Ruysbeek zinkt daarbij vergeleken in het niet, ook al wordt hij eerst afgedrukt.
Joris Denoo
|
|