Yang. Jaargang 15(1979)– [tijdschrift] Yang– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 132] [p. 132] [Gedichten] Tafereeltje vanuit de kamer waait een fijne harpmuziek al aan terwijl ik in de tuin in Du Perron te lezen zit en slechts gestoord word door een karig briesje dat zich met klaprozen en duizendschoon verlooft, vandaag pluist Mieneke in purperen japon een dagboek van een afgestorven dichter na die, door de dood nochtans sinds lang omhelsd, nog steeds uitstekend past bij haar verdroomde blik. de merel fluit, de hagedoom bloeit, de avond voert misschien nog onweer aan; en ik die nergens iets aan heb verdiend kan morgen best weer aan verwelken denken. [pagina 133] [p. 133] La decadence mise en pratique wanneer dat stille maar trefzekere verval der eerste kreukjes zich aan jou vergrijpt, zoals de lichte rilling in een meisgesdij voor 't eerst door jongensvingers aangericht, maar thans met volmacht van de handgemene dood, zal ik terzijde kijken dan? en schaars gestamel wijden aan het veel te wisselvallig weer, of haastig tasten naar een willekeurig boek dat op een lang gelezen bladzij openviel? of zal ik nog jouw doffe wangen strelen, ofschoon ik tussen spiegel en divan de jonge, uitgelezen meisjes kan vermoeden - het lenig lijfje wijsjes zingend van gehunker - terwijl op alle uren en in alle bedden ik enkel nog de nachtelijke treinen hoor en jouw verrekte, vreselijk moeizaam ademhalen? Luuk Gruwez Vorige Volgende