broek begint te lachen. Die lach bevrijdt Binkels.
- Meneer, zegt hij, er... er ligt iets in de plint... iemand. Nu kan ik handelen. Ik spring naar voren, wip op de planken, ren naar de klas. Het bovenste deel van de plint ligt op de grond, het achterste van Olio steekt uit de bak, met haar hoed er bovenop.
Ik blijf bij de deur als aan de grond genageld staan.
Delens en de Ouwe duiken naast mij op.
Ik wijs met trillende hand naar de plint.
Delens gaat er zelfbewust op af, blijft plots staan, snuift - nu riek ook ik de doodsgeur - staart met wijd open ogen naar het lijk. Een aantal tinten van rose tot rood defileren over zijn gezicht, hij deinst achteruit en klampt zich vast aan de Ouwe.
- Da's de hoed van Olio, zegt die.
- Kom, zegt de inspecteur.
Binkels en Labien stonden van achter het hoekje te loeren. Ze haastten zich vlug naar de zaal terug.
De inspecteur had zich hersteld, hij vond dat hij het roer in handen diende te nemen.
- Laat de leerlingen op de speelplaats, meneer, zei hij. Als ze aangekleed zijn, natuurlijk.
De directeur stond er bij als een beklagenswaardige oude vent; alle pose was van hem afgevallen.
- Kom, zei Delens, we moeten de politie verwittigen.
Ik ging op de speelplaats. Het regende niet meer maar de grond was nog nat. Ik stond moederziel alleen tussen een vuilgrijze hemel en een vuilgrijze tegelvlakte. Ik zocht steun bij de kale kastanjeboom die van tijd tot tijd nog een regentraan op mij losliet.
De kinderen waren stukken eerder klaar dan in normale omstandigheden. Eerst troepten ze rond mij, overstelpten mij met vragen.
- Is 't de juffrouw van 't eerste? Is ze dood, meneer? Hebben ze haar doodgeschoten?
Ik betuigde mijn onwetendheid.
Binkels antwoordde wel op de laatste vraag.
- Ik denk het niet, er is daar nergens bloed te zien.
Dan liepen ze naar de moordklas. Onderaan was het raam gewit, maar de tijd had de verf hier en daar weggevreten. De stoutste jongens gluurden door de vlekken naar binnen. Assebroek ging zelfs op de vensterbank staan. De meisjes bleven in mijn nabijheid, ze probeerden hun stemmetjes zoveel mogelijk in toom te houden. Zulma repte zich op haar dikke pilaren naar mij toe.
- Es 't waar, menier? Ochiere da schaap. Zit z'in diene bak?