hem daarbij onvrijwillig tegen het hoofd.
Zatte Briel zijgt ineen en wordt als overbodige rommel opzij geschoven.
Bij de tweede slag al begeeft het slot. De deur wordt opengerukt, de kast is er nog. Met de zitbank wordt het zware gevaarte nu centimeter na centimeter opzijgewrikt.
Vanuit zijn auto overschouwt de rijkswachtcommandant het terrein met de typische mentaliteit van de verlichte despoot. Elke massa heeft het intellectueel peil van het domste van zijn elementen, meent hij; en er zit altijd wel iemand in met het verstandelijke vermogen van een kind van zes jaar, dus... Vermits hij zelf over een vrij goede synthetiserende intelligentie en een hoge emotionaliteitsdrempel beschikt blijft hij bij elk publiek optreden ijzig kalm en slaagt hij er bijna altijd in voor delicate situaties een oplossing te vinden, waarbij zowel voor zijn mannen als voor de massa een minimum aan agressive krachten wordt vrijgemaakt.
- Eén man blijft in elke wagen, beveelt hij rustig. De anderen maken eerst de stoep vrij, sluiten dan achter de laatste wagen de straat af, verspreiden zich langs de voorzijde van de school, zo dat niemand langs daar meer binnen kan en drijven dan de mensen van voor het gebouw weg. Ik verwacht hoogstens wat mondelinge tegenkanting. Het zijn de kijkers, die zich daar bevinden.
En de potentiële sadisten, denkt hij er in stilte bij.
Hij is zo zeker van zijn zaak, dat hij niet blijft zitten om het verloop van de actie te controleren, maar zich rustig naar de school begeeft om zijn volgende zet voor te bereiden. Geen ogenblik dreigt hij uit te glijden...
De taxichauffeur heeft het op het einde van de lange steenweg weer moeilijk.
- We zoe'n Lucky toch nie alliene meuge late, zegt moeder Den Hul. Het is lang geleden dat ze nog het troetelnaampje voor haar zoon gebruikt heeft. Hij wil het niet.
- Stop ne kier, zegt haar man. Ik zal were kiere, ga gij bij u zuster Solange.
- Ik wil meegaan, schreit het mensje.
- Ge zoedt gij daar nie gerake, jong, zegt de man. Ik ben geweune van in da were buite te zijn.
Moeder Den Hul dringt niet meer aan.
De vader stapt uit en begint de lange weg terug... ontzettend eenzamer dan de directeur, die achter zijn bureau in het halfduister zichzelf zit te beklagen.
Hij heeft het licht uitgedaan om minder scherp de roerloze gedaante op de grond te zien, het lijk van Binkels, bedekt met