| |
| |
| |
VIII
Ik droop af.
Een kille mist begon het havengebied te besluipen. Ik had flink gezweet onder de schijnwerpers op het toneel en bibberde nu in mijn kort zeemleren jasje. Ik had gelukkig mijn handschoenen niet vergeten. Het koude kunstlicht zinderde door de mist, toverde mij een straat van de Chirico voor, die in de blauwige wattigheid scheen op te lossen. Mijn weg...
Ik reed traag. Een schim in de opslagplaatsen deed mij aan mijn vader denken, invalide van veertig-vijfenveertig, nachtwaker,... ik zag hem zelden.
Gloeiende ogen begluurden mij vantussen de metalen afsluithekken. Wilde katten houden zich hier vrij gemakkelijk in leven. Ik, als wilde kat, zou 't er niet lang uithouden... geen wilskracht genoeg, geen punch. Zelfs met de rug tegen de muur vecht ik niet terug.
Ik remde, bleef staan.
Het was doodstil, de mist slorpte blijkbaar de weinige geluiden op die anders nog tot hier konden doordringen: auto's in de verte, een hond die zijn territorium bedreigd achtte, een luide stereo-installatie...
Terugslaan?
Olio was de vijand, waarom zou ik niet terugkeren om haar klas te doorzoeken? Misschien voelde ze zich zo zeker van zichzelf dat ze de krant met de uitgesneden letters in haar kast had laten liggen.
De poort! Ik kon er gemakkelijk over klauteren.
Niemand zou mij zien; het weggetje achter de school werd immers enkel nog gebruikt door buren, die een ommetje wilden vermijden. Vrijers misschien? Onwaarschijnlijk in dit weer. Ik aarzelde nog, maar draaide reeds mijn fiets in de richting
| |
| |
van de school.
Ik reed nu snel door, ontmoette niemand. Alleen een dronkaard lag in een zijstraat lallend voor zijn deur. Een schelle vrouwestem schold hem uit. Voor hen was ik een voorbijglijdende schim.
Er was geen licht in het weggetje, maar de schijn van de buislampen langs de straat liet mij toe veilig de achterkant van de school te bereiken. Ik plaatste mijn fiets tegen de poort, gebruikte het zadel als zetje, waggelde even toen mijn rijtuig iets verschoof, sloeg een been over de rand. Voorzichtig zocht ik een steuntje voor mijn voet tussen de balken.
Niemand op de speelplaats.
De hal was nog hel verlicht, maar hier heerste een aangename duisternis.
Het gegil van een muzikale clown deed de zaal gieren.
Ik sloop naar de deur langswaar we gewoonlijk de speelplaats verlaten. Was op slot. Dan maar langs de keuken.
Stemmen deden mij stilstaan. Zulma was in gesprek met een temend vrouwmens. Ik hoorde mijn naam vermelden, spitste de oren.
- Ik geluuv'er niets van, zei Zulma.
- Waarom doet ij tons zuu aardig?
- Och, diene meins es nog jong. Da zal wel betere as 't ij wat êwer es en as 't ij getrêwd zal zijn. Ik keun u maar zegge dat ne goeje miester es en dat ij de kinders goe behandelt.
- Tons versta-k-nie da die iefer van 't ierste zelve zegt da z'em nie betrêwt.
- Ee-se zij dat gezeid?
Er klonk ongeloof in de stem van Zulma.
- Ja, z'ee verteld dat ij binst 't eetmaal altijd iene van de meiskes naar zijn klasse roept. Wa doe dat daar, hin?
Bevestiging van een irrationele conclusie. Mijn maag kromp ineen, een gevoel van misselijkheid dwaalde door mijn lijf. Asjeblief, laat mij naar haar klas.
- Wat da daar doet? 't Bord afvege of cahiers uitdiele... Stilte.
- Zoe 't nog lange dure, 'k begin onger te krijge.
- Kom, we gaan nog ne kier gaan kijke.
De weg was eindelijk vrij. Ik schoot door de keuken, de gang in. Niemand. In een wip stond ik voor de klas van 't Geraamte. Als die ook maar niet op slot was.
Eerst dierf ik het licht niet aansteken. Het bleek vlug dat het zo niet ging, er sijpelde wel wat schijnsel naar binnen, maar niet genoeg.
De buislampen flitsten aan, een ervan pinkte.
| |
| |
Ik keek rond, mantel en hoed van Olio lagen op een bank vooraan. Ik bedwong mijn lust om de hoed aan mootjes te schoppen.
De klas zag er echt netjes uit: mooie tekeningen aan de muur.. echt kinderwerk, praktische lijsten... die gebruikt werden, zag je zo.
Wat er ook over 't Geraamte verteld kon worden, ze was een vlijtige onderwijzeres.
Ik liep naar de hoekkast, de sleutel stak in het slot, ik zwierde de deur open. Alle schriften en boeken lagen op ordelijke hoopjes. Letters... uitgeknipte letters... kranten.
Ik had niet de tijd die boekjes te doorblaren. Je zag zo dat er niets instak.
Tekenmappen nakijken. Vlug. Niets.
Met snel-verspringende oogbewegingen doorzocht ik de rest van de kast, ik zal alleen orde, regelmaat.
Ik sloeg woest de deur dicht en liep naar de lessenaar. De lade bleek op slot. Ik vloekte, trok met geweld aan het handvat. Geen beweging in te krijgen.
Ik wond me steeds meer op. Hoe langer ik in die lege klas bleef, des te sterker werd de indruk dat ik ‘het bewijs’ in die toeë lade zou vinden.
Ik zette meer kracht in, met enkele ruwe rukken verwrong ik het slot.
Eerst nu werd ik mij ervan bewust dat ik mijn handschoenen nog aanhad. Misschien nog best...
De inhoud van de lade was iets minder ordelijk geschikt dan die van de kast, maar men kon zeker niet van een warboel spreken.
Ik wachtte even, veegde het zweet van mijn voorhoofd.
Nu diende ik kalmer op te treden.
Een farde in de hoek leek mij verdacht.
Gestencilde oefenbladen!
Daaronder lagen echter enkele krantenknipsels en een oud stuk van een boek.
Ik greep de knipsels, keek ze door. Gaaf.
Ontgoocheld nam ik toch ook het boekje op. Een hoop letters waren eruit geknipt.
Eindelijk!
Een donderend applaus in de zaal trok mijn aandacht. Het feestje was gedaan. Het zou niet lang meer duren voor het Geraamte terugkwam. Nu kon ik haar verplichten te bekennen dat zij de anonieme brief geschreven had, dat zij...
Stappen.
Ik herkende de stem van Zulma.
| |
| |
- Juffra Olio ee eure lucht late brande. Da's van eur geweunte nie. Ze zal een beetje nerveus geweest zijn, mee eur numerootje.
Nog terwijl ze aan 't spreken was sprong ik recht, griste boek en kranteknipsels van de lessenaar en dook in het zijgedeelte van de kast.
De deur werd opengedaan. Een knipje. Duisternis.
Waarom verstopte ik me eigenlijk nog? De zaak was opgelost, ik had niets meer te vrezen. Toch werd ik nog overweldigd door een drukkende angst. Ergens moest er iets mis zijn in mijn redenering. Het kon zo gemakkelijk niet aflopen. Kwam ze nu maar gauw.
Ik waagde het mijn schuilplaats te verlaten.
In een ritmisch tempo werden een aantal auto's gestart. De een na de ander vetrok. Zoeklichten draaiden een ogenblik de klas binnen, zwaaiden weg.
Mensen uit de buurt kwamen luid babbelend en nalachend voorbij.
Mijn zenuwachtigheid had door de kastduik een hoogtepunt bereikt en begon nu af te vloeien. Vreemd genoeg stopte het lawaai buiten even het proces: ik voelde nog altijd schrik voor de massa.
Hoe zou ik 't Geraamte aanpakken? Vooral kalm blijven... als dat mogelijk was... op haar minderwaardigheidsgevoel werken; mocht wel voor een keer.
Het duurde te lang.
Weer stappen. Ze passeerden.
Ik begaf me steeds tot aan de deur, stak voorzichtig mijn hoofd om de hoek.
De zaal en de gang bleken verlaten. De directeur was in het bureau aan de babbel met een van de artiesten.
- Ik heb vanmorgen mijn wagen in de garage moeten laten, kunt u me ergens in 't centrum afzetten?
Een onbekende stem, de artiest.
- Gaat wel, bij 's Gravensteen?
- Goed, en u, juffrouw, rijdt u niet mee?
- Ik heb nog een en ander te doen, zei Olio.
- Schrik dat ik een aanranding op uw eerbaarheid zou plegen?
De vent dacht blijkbaar dat hij buiten het toneel ook de humorist diende uit te hangen. Olio vond dat blijkbaar niet.
- Ik heb helemaal geen schrik voor geile ouwe mannetjes, replikeerde ze met haar gewone snedigheid.
Ze sloeg de deur dicht, werd in de zaal opgewacht door Zulma.
- Juffra Olio, meug ik tons de puurte vastdoen?
| |
| |
- Nee, ik moet nog de kleren van de kinderen ophalen.
- Doe 'et morge, gromde Zulma luid.
Haar stem vibreerde in de lege zaal, maakte haar ontstemming duidelijk hoorbaar.
- Geef mij de sleutels maar, ik heb morgen toch ochtendbewaking en ik moet nog wat schriften verbeteren.
Mijn hart klopte tot in mijn keel, we zouden niet gestoord worden.
- Hier zijn de sleutels, zei Zulma. G'et uwe lucht late brande, voegde ze er aan toe.
- Ik? Niet mogelijk.
- Toch wel, 'k ei em moeten uitdoen.
Wrevel klonk nu uitgesproken door in de stem van de schoonmaakster.
- Is er iets? vroeg Olio, lichtjes geamuseerd, toch nieuwsgierig.
- 't Zijn mijn zakens nie, maar 'k miendege toch da-de wa mier over ad veur de schole. Praatjes vertelle over menier den Hul.
Het mens deed haar best mijn naam juist uit te spreken. Ik was er haar dankbaar voor.
- 't Zoe best zijn dat diene iere hier buite was, beet het Geraamte haar toe.
Het was de eerste keer dat ik haar Gents hoorde spreken.
- Ik vinde-t gemiene. Slaapwel.
Zulma slofte naar buiten.
- Dank u, Zulma, fluisterde ik. Ze schonk me een stukje zelfvertrouwen terug.
Boem. Er werd nogal wat met deuren geslagen vanavond!
Ik kon niet meer wachten.
De meeste lichten waren uit, ik liep snel door de keuken de speelplaats op.
De mist was nog dikker geworden. Duisternis imponeert mij gelukkiglijk niet. Ik voelde hoe diep-inmij gewortelde angstkernen bijna tegelijkertijd tot woede ontploften.
Ik wachtte voor de deur, ademde diep. In zo'n toestand mocht ik niet naar binnen gaan. Ik zou ongelukken kunnen doen. Olio neuriede de ‘Zwaarddans’.
Ik stak de deur open.
Ze stond met haar rug naar mij, voorovergebogen; streek het kleedje glad waarin het meisje opgetreden was. Mijn blik ankerde zich onmiddellijk op het stukje onderrok dat vanonder haar kleed te voorschijn kwam. Het leek mij walgelijk, onsexueel, doods...
Werd ze een dreiging gewaar?
| |
| |
- Wie...?
Ze rechtte en keerde zich in één beweging naar mij toe.
De onderrok verdween.
Ze bleef doodstil, met het kleedje in haar handen.
Verbazing, onrust, een zekere angst weerspiegelden zich op haar gezicht. Vlug veegde ze de zielsverradende tekens weg.
- Wel, zei ze scherp.
Ze bemerkte mijn nauw-ingetoomde razernij en wachtte.
Ik vocht nog altijd om mijn zelfbeheersing te heroveren. Ik stond tegen de muur geleund, mijn handen achter mijn rug tot vuisten gebald.
Olio zag er moe uit. De avond had waarschijnlijk ook haar zenuwen aangevreten.
- Als je iets te vertellen hebt, doe het dan, zei ze. Ik kan hier niet eeuwig blijven.
Haar stem klonk nog scherper dan anders, krassend, met iets hysterisch erin.
Was ze zich ervan bewust dat een in het nauw gedreven dier altijd gevaarlijk is?
Ik kon nog altijd geen woord over mijn lippen krijgen.
Ze streek nog eens over het kleed, zwaaide het over haar arm en kwam in beweging.
- Als je stommetje wil spelen, doe je dat maar alleen, zei ze. Onnatuurlijk recht, met de elegantie van een ooievaar, stapte ze naar de deur toe, de enige uitweg.
Ik sprong naar voren, sneed haar de weg af.
Ze deinsde achteruit.
Door de plotse ontlading kwam ik los.
- Terug, zei ik, met een stem die ik niet als de mijne herkende.
Ze week iets verder achteruit.
- Jij hebt die anonieme brief in elkaar gestoken, barstte ik los. Jij hebt mij door de greppel gehaald bij de mensen uit de buurt. Je spelletje is uit nu.
- Denk je dat? vroeg ze.
Ze probeerde uitdagend te spreken, maar er klonk angst in haar stem door. Vreesde ze dat ik haar fyziek te lijf zou gaan? Ik besefte opeens dat ik met plezier haar magere kippenek zou omgewrongen hebben, als het tenminste straffeloos kon.
Straffeloos? Iedereen waande me reeds thuis, niemand had me zien terugkeren. Was ik daarom zo steels te werk gegaan? Ik voelde mijn handen trillen, schudde het hoofd om de temptatie kwijt te geraken. Ik wekte een walg om haar aan te raken in mij op.
Ze week nog verder achteruit, tot achter de plint. Ze ant- | |
| |
woordde niet, klampte zich alleen aan het turntuig stevig vast.
- Ik begrijp je wraakzucht. Probeer mij ook te begrijpen. Ik heb geen ogenblik van je gehouden.
- Ik aanvaard die zogenaamde liefde niet, beet ze me plots toe, karakter alleen telt, gemakkelijke omgang, begrip voor mekaar.
- Jij bent nogal lief van karakter, smaalde ik. Ben je in een pensionaat opgevoed?
- Ja, en ik ben er niet weinig blij om. Ik heb mijn betrachtingen altijd zuiver gehouden. Ik ben nooit gevallen voor tijdelijk plezier.
In een flits zag ik hoe ik haar best naar beneden kon halen.
- Mag ik je even zeggen wie je bent? Je schijnt dat helemaal niet te weten. Je bent opgegroeid tussen normale, mooi-gevormde meisjes die over genoeg natuurlijke charmes beschikten om de jongens aan te trekken. Jij bleef altijd alleen. Je zocht geen vriendin bij wie je eens je hart kon uitstorten... ben ik vast van overtuigd. Je bent immers te zelfbewust, te sterk, jij hebt niemand nodig.
Ik sprak met ongewone vlotheid, die me zelf verbaasde, vlug, vrij stil, gedreven door dezelfde nervositeit die me een paar keer in mijn studietijd in staat had gesteld schitterende examens af te leggen. Olio luisterde met haar gewone concentratie, onbeweeglijk, schijnbaar onberoerd.
- Je hebt al je miserie opgekropt. Je was er zeker van dat je wel eens de kans zoudt krijgen je te wreken. Maar ondertussen had je een wereldbeschouwing nodig, waaraan je je kon ophalen, tenminste in je eigen ogen, en die je zou toelaten met verachting op de anderen neer te kijken. Je hebt de godsdienst gevonden: een tweeduizend jaar oude autoriteit.
In onze tijd is het kristendom decadent. Wie er zich inwerpt wordt het ook... je aanvaardt de vernedering van het lichaam en de verheerlijking van een problematische onstoffelijke geest.
En je bent onderwijzeres geworden om te kunnen heersen over het soort meisjes dat het verst van je afstaat, kinderen als Norma, bloeiend van lichaam, maar afhankelijk van geest. Norma heb je willen treffen en langs haar om alle meisjes uit je jeugd.
Door haar uit te stoten heb je bewezen dat jij de sterkste bent. Ik geloof zelfs dat je met je brief eerder Norma wilde treffen dan mij.
Aan de spanning in haar hele lichaam merkte ik, dat ik waarschijnlijk haar zwakke plek geraakt had. Ze zag zichzelf als
| |
| |
op de plaat die ik haar de eerste dag op school voorgehouden had: een nauwelijks met vlees bekleed geraamte, dat haar uitzonderlijkheid als ideaal wilde weten.
- Ik was te egocentrisch ingesteld om de waarheid te vermoeden. Mij heb je er maar bijgenomen omdat je je verworpen voelde door een stuk vent dat je als man nu ook niet zoveel zaaks vond, al heb je dan waarschijnlijk op een bepaald ogenblik gedroomd van een geestelijke unie tussen ons.
Ik maak mezelf echter geen blauwe bloempjes wijs, ik beken liever mijn onmacht op sommige terreinen en zoek compensatie op andere.
Ze zette voorzichtig de aanval in.
- Denk je dat echt? Hoe doe je dat?
- Ik heb aan sport gedaan. Voetbal.
- Zonder veel succes blijkbaar. Ik herinner me niet dat ik ooit je naam in de krant gelezen heb.
Ik zat al in de verdediging.
- Ik lees veel, ik probeer mijn eigen levensbeschouwing op te bouwen.
- Je probeert...
Ze draaide nu op volle toeren, vergat haar angst al sprekende.
- Je probeert... En als man droom je van Nadine.
Je denkt toch niet dat je enige kans bij haar hebt. Je weet toch dat ze het na haar verlovingen - ze drukte op het meervoud - bij een paar getrouwde mannen gezocht heeft. Arme sukkel, zonder ervaring. Ik denk niet dat ze zo stom zal zijn zich hier door Alex te laten lijmen, maar van het ogenblik dat Bob één vinger naar haar uitsteekt hangt ze eraan.
En wat blijft er over voor jou? Als een ouwe geilaard krijtjes laten vallen om onder de rokken van je meisjes te kunnen kijken. Je bent een stuk pedofiel, ventje, nu al, of in spe. Je zou me dankbaar moeten zijn, dat ik je uit het onderwijs jaag.
Breinflits. Had ze misschien gelijk?
Ik zag me terug met Norma, hier in de klas. Wat had ik met het
kind kunnen aanvangen? Blanco, ik had ook geen gevoelsreactie, alleen een vaag besef van verantwoordelijkheid tegenover een leerlinge. Maar dat betekende niet veel sedert de tijd dat Freud in het onderbewustzijn aan het poken geweest is.
- En ik zal je eruit krijgen. Het zal zelfs niet lang meer duren. De inspectie zal vanzelf wel op je afkomen en als er dan nog niets gebeurt, blijft er nog altijd de buurt. Ik kan zozo voor een petitie zorgen... ik heb nog een nicht wonen in de
| |
| |
buurt, een zeer actief mens.
Van een ding kan je vast overtuigd zijn, ik zal je geen rust gunnen.
Het was tijd om mijn troefkaart uit te spelen.
- Morgen mag je je gaan verantwoorden op het politiebureau, zei ik.
- Zal ik met plezier doen, beet ze me toe.
- Denk je?
Ik stak het boekje op. Ze begreep niet dadelijk mijn bedoeling, haalde gepuzzeld haar wenkbrauwen op. Dan herkende ze het boekje.
- Detective gespeeld? vroeg ze. Ze wachtte even en begon zo waar te grinniken, een vreeslijk gezicht.
- Geloof je werkelijk dat ik zo stom ben hier op school iets in een lade te laten slingeren dat mij kan compromitteren?
- Dat was niet zo dwaas. Waar kon je het beter verstoppen?
Ze haalde haar schouders op. Ze blufte niet, uit haar losse houding bleek duidelijk dat ze haar spieren echt ontspande.
- Uit dat boekje heb ik de letters gehaald voor het samenstellen van een deel van mijn weerkalender, zei ze.
- De politie zal 't wel anders bewijzen.
Ze had nu ook de plint losgelaten en leunde slapjes tegen de muur.
- Ik wil je onder vier ogen wel bekennen dat ik de brief geschreven heb, zei ze, pseudo-luchtig, op papier dat ik uit je eigen klas gehaald heb en met letters uit een krant van Nadine. De rest van die krant heb ik verbrand, je hoeft geen moeite te doen die te gaan zoeken. En denk nu niet dat ik nog brieven zal schrijven, er bestaan andere middelen om je eronder te krijgen.
Elk van haar woorden brak een steen weg van de muur van zelfverzekerdheid die ik zo moeizaam opgebouwd had.
- Psychologische middelen. Zou jij met al je boekengeleerdheid moeten inzien. Je hebt anders vrij aardig mijn leven in het pensionaat geschetst. Alleen ben je nog een beetje te lief geweest voor de schatjes.
Heb jij nog nooit lust gehad om ‘vuile bult’ te roepen als je iemand met een hoge rug tegenkomt?
Refleks. Ik kijk altijd weg van gehandicapten.
- Ik had in die tijd last van astma. Iedere keer dat ik bang was of me echt woest maakte, begon ik naar adem te snakken. En de schatjes leerden in een wip hoe ze me in een minimum van tijd razend konden krijgen. En ze stonden dan lachend naar mij te kijken. Ze heeft dat weer... kijk ne keer... de een of de andere keer blijft ze erin.
| |
| |
Ze haalde een paar keer diep adem.
- Het ergste was dat er eigenlijk maar eentje bijliep dat het kwaadaardig bedoelde, de rest deed het zo maar, uit verveling waarschijnlijk. Ik zou ze nu nog stuk voor stuk kunnen wurgen. Ik ben als God de Vader, ik vergeet niet en ik vergeef niet.
Ze stopte even om aan haar neus te krabben. Nog zo'n lieflijke geste.
- En toch hou ik wel van de kleintjes in mijn klas. Die zijn nog betrekkelijk onschuldig. Maar de schatjes uit de hogere klassen kan ik echt niet zien. Norma is dan nog een van de beste. Inderdaad als ik ze de duivel kan aandoen zal ik het echt niet laten. En jij?
Er klonk nu een mengsel van spot en afkeer in haar stem.
- Jij bent gewoon een mannetje dat ik aankan, zelfs fysisch heb ik de indruk. Je deugt niet voor het onderwijs... te weinig tucht. Je masturbeert natuurlijk... nog altijd.
Ik voelde me rood worden, al zat ik in het midden van een anti-masturbatieperiode.
Ze grimlachte.
- Zie je wel.
Ik ga je traagjes maar systematisch vernietigen. En ga nu uit mijn weg.
Ze stapte resoluut op mij af. Ik deed een wanhopige poging om weer de overhand te krijgen.
- Weet je dat niemand me zien terugkeren heeft?
- En dan, zei ze, je was misschien wat over je toeren toen je binnenkwam. Daarom heb ik je wat stoom laten atblazen, maar ik geloof dat je ondertussen wel hebt ingezien dat je er niet meer onderuit kan.
Ze stapte door, hoekerig, geleek meer dan ooit op een wandelende kapstok.
Met iedere stap schopte ze me wat verder onder de nulgraad van de zelfwaardering.
Ik bleef voor de deur staan, zou ze zich echt zo sterk voelen?
- Laat me door.
Haar stem sneed door mij heen.
Onbeweeglijk wachtte ik tot ze mij zou aanraken.
Ze greep mijn arm, probeerde mij weg te trekken.
Het gebaar kreeg een symbolische betekenis: ze haalde me neer, ze trok mijn leven aan flarden. Ik kon me slechts bevrijden door het hare te nemen.
- Wurg haar, klonk het in mijn hoofd, wurg haar, niemand zal er achter komen. Al je zorgen zijn voorbij. Ze heeft het lekker verdiend.
| |
| |
Ik hief mijn handen langzaam op, ze schenen tonnen te wegen. Een loden onzekerheid deed mijn vingers trillen. Razende strijd tussen de levensdriften werd ingezet.
Ik stond volkomen stil, alleen mijn adem ging diep en heftig. Vluchten of aanvallen...? De woeste golfbeweging scheen tijdeloos.
- Doe het niet, gilde ze, met doodsangst in de stem nu.
Een astma-aanval overviel haar, ik zag haar wild naar adem snakken.
Ze greep mijn handen, snokte mij met één zwaai opzij, klampte zich aan de deurklink vast, trapte hard achteruit tegen mijn scheen.
Ze had zelf de strijd beslist: de pijn schokte mijn handen omhoog, ik vees ze langs achteren stevig rond haar keel, zo zag ik haar verwrongen gezicht niet.
Ik drukte en drukte. Mijn geest was leeg. Dikke zweetdruppels persten zich op mijn voorhoofd naar buiten.
Ze verweerde zich met de razernij van een kind dat tevergeefs uit de greep van een sterke volwassene wil geraken, ze kronkelde zich als een aal die het mes voelt naderen, ze schreeuwde geluidloos met open mond.
Ze sloeg haar handen om mijn polsen, trachtte die van mijn armen af te rukken.
Haar lichaam drong in het mijne door, we vormden een ogenblik een beest met twee koppen. Dan sloeg ze in een krampstoot haar lichaam achteruit. Ik kon mijn evenwicht niet bewaren, viel neer... loste mijn greep niet... sleurde haar met mij mee... rolde me tijdens het vallen om... kwam toch bovenop haar terecht.
Een paar stuiptrekkingen, dan hield ik een lappenpop in mijn handen.
Ik bleef nog enkele tellen gespannen, hijgend, op haar liggen, dan liet ik mij op de grond rollen en stootte haar van mij af. Haar hoofd kwam met een dof klopje op de vloer terecht. Ik bemerkte dat ze echt mooie blauwe ogen had, levenloos nu...
|
|