| |
| |
| |
VII
- Wat nu? vraagt Bob Adino.
Nadine haalt de schouders op. Ze zit helemaal weg in haar pels, maar ze rilt van de kou, een kou die van binnen komt.
- Wat zou jij doen?
- Ik weet het niet, bekent Bob. Gewoon de boel inrammen, denk ik. De eenvoudigste oplossingen zijn meestal de beste. De commissaris heeft een eerder ingewikkeld plan in zijn hoofd.
- Brandslangen in orde? vraagt hij.
De brandweerman knikt.
- Poort open?
- Het slot is opengebroken, maar de poortdeuren zitten klem door de bevroren grond en door de sneeuw die ervoor ligt.
- Als het nodig is, volledig inbeuken, zegt de commissaris. Hij staat onder een nooitgekende zenuwdruk. Zijn binnenste trilt als een stemvork ingesteld op een lage, doffe klank. Hij heeft drie estafettes in zijn omgeving opgesteld.
- Lichten uit, zoals eerst, blaft hij.
Het bevel wordt onmiddellijk doorgegeven.
Bij elk licht dat gedoofd wordt, vermindert ook de lichtsterkte in de klas. Het is alsof een donker laken geleidelijk aan over de leerlingen heen getrokken wordt. Ze voelen het aan als een nieuwe bedreiging en dringen zich nog meer tegen mekaar aan. Ze hebben de indruk dat tegelijk met het licht ook de warmte wegsijpelt. Er is iets van aan, om half zes heeft de thermostaat de centrale verwarmingsinstallatie op nachttemperatuur doen overgaan en steeds meer koude lucht dringt naar binnen.
Alleen Binkels rilt niet alleen van koude. Hij staat onder een even sterke druk als de commissaris. Het besef van de onoverwinnelijkheid van de onderwijzer tegenover de massa heeft
| |
| |
druppelsgewijs zijn geest gevuld. Hij moet zelf een uitweg vinden. Al zijn krachten worden door de leidende zelfbehoudsdrang opgeslorpt: hij weet dat hij het eerste slachtoffer van de moordenaar zal zijn. En hij gelooft wel in de mogelijkheid van de executie. Met toenemende snelheid raast de gedachte door zijn hoofd: het pistool... het pistool moet ik hebben.
- Wil-de mij elpe as 't nudig es?
- Ja, antwoordt Jan Maes eenvoudig.
Hij is zich zeer duidelijk bewust van het gevaar, maar hij aanvaardt het risico. Hij heeft thuis geleerd dat je je verantwoordelijkheid dient op te nemen, ook als die zwaar weegt.
Vader Maes vervoegt de groep. Hij is klein, kloek-gebouwd, een van de weinige vakbondsafgevaardigden, die erin slaagt zonder demagogische frasen te spreken; een man die eerlijk voor zijn mening uitkomt... of zwijgt.
Hij heeft zopas een bemiddelingsvergadering verlaten... de staking wordt opgeheven... zonder veel resultaat. Hij heeft er van bij de aanvang niet te sterk in geloofd. De tijd dat één arbeidersgroep de hele industrie kon lamleggen is voorbij. Als de vrachtrijders meegedaan hadden, dan...
De massa herinnert zich dat hij de enige was die zijn hersenen gebruikte tijdens de relletjes bij de stakingspiketten. Zijn Jan zit ook boven. Hij zal zich dubbel inspannen. Ze begroet hem met positieve kreten.
Hij is opgewonden, maar blijft zijn zelfbeheersing bewaren. Een plannetje heeft hij onderweg al opgemaakt. Hij kent de school, hij kent de massa, hij kent zelfs de commissaris. Hij neemt kritisch de situatie op. Het zal niet gemakkelijk zijn die ringvormige massa als een eenheid te laten optreden, maar het kan.
De mensen laten hem vlot door.
Duym staat weer voor de deur. Hij heeft de welkomstkreten gehoord en beseft dat het uit is met zijn leiderschap. Een pang van jaloersheid doorboort hem een moment, maar hij zet vlug alle persoonlijke gevoelens opzij. In dergelijke omstandigheden gaat hij graag opzij voor de betere man.
- Ik heb vier mannen nodig, die zich gemakkelijk op een dak bewegen, zegt hij. Kraanmannen, antennemensen... En koorden, dikke... haken.
- Lieren zijn-d'er genoeg, zegt Duym.
Maes valt terug op dialekt.
- Kunde-gij darveure zorge?
Duym is al weg.
Dan klampt Maes Labien aan.
- Kende-gij tien manne van 't sindikaat die nie te stom zijn?
| |
| |
- Zal-ik wel vinde, zegt Labien.
- Laat ze naar 'ier kome.
Hij kijkt op zijn horloge. Bijna tien voor zes. De tijd dringt. Een straal water springt uit een brandslang omhoog, pletst tegen de muur boven de klas, spreidt zich waaiervormig uit en gaat het bovenste deel van het raam besproeien. Een tweede en een derde komen ernaast, gezamenlijk bestrijken ze het hele boven-raamgebied.
Het vloeibaar gordijn sluit de klas volledig van de buitenwereld af. Het water spuit niet rechtstreeks door het gat, maar stroomt toch vrijelijk naar binnen en spat tot ver in de klas.
- Schuif de gordijnen toe, zegt de moordenaar.
Weer is het Louis die het bevel uitvoert.
Zie-ze daar zitten, de kluutzakken, denkt Louis, terwijl hij zich rustig naar de raamhoek begeeft en vlug het gewone en het verduisteringsgordijn toetrekt. Ze schijte giel zeker aast in ulder broek.
- De andere kant ook? vraagt hij.
- Niet nodig.
Louis keert terug en gaat op enige afstand van het groepje zitten. Hij weet dat hij stinkt, ze hebben het hem dikwijls genoeg gezegd.
De moordenaar stelt zich op achter het gordijn, zo dicht mogelijk bij het raam.
Wat zijn ze van plan? Ze willen niet dat ik zie wat ze uitspoken. Misschien kan ik op het geluid afgaan.
Hij tracht zich de verschillende aanvalsmogelijkheden voor te stellen.
Een paar agenten die stilletjes op de ladders klauteren... heeft niet zoveel zin... ze moeten er zich van bewust zijn dat ik me weer achter een leerling kan verschuilen.
Hij hoort een zware motor aanslaan. Hij trekt het gordijn wat opzij, probeert door het stromende water heen te turen. Vergeefse moeite.
Het geluid van de zware motor verwijdert zich langzaam.
Kan alleen die brandweerwagen zijn!
De brandweerwagen baant zich langzaam een weg door de massa, hij veegt het weggetje achter de school vrij, rijdt schuin achteruit, drukt daarbij een haag in, gaat dan tegen de poort aanstoten, rukt een vleugel af en rijdt traag de speelplaats op. Een scherpschutter vanop de brandladder? Ze konden niet voorzien dat ik verplicht zou worden het gordijn toe te schuiven.
De scherpschutter zit naast de chauffeur ritmisch te kauwen. Hij piekert niet over zijn opdracht, hij wacht gewoon om in
| |
| |
actie te komen. De commissaris heeft gezegd de moordenaar uit te schakelen, dus naar het hoofd mikken. Geen probleem, hij heeft eens twee mussen vanop twintig meter met één loodje doorboord.
Het betekent voor hem ook heel weinig dat hij de hoofdpersoon is in een poging om een aantal kinderen uit de handen van een gijzelaar te bevrijden, hoogstens hoopt hij door de ruchtbaarheid rond het geval wat meer vrouwenvlees in bed te krijgen.
De moordenaar vreest de belegeraars steeds minder en concentreet zich weer op de klas. Die verengt, wordt kleiner, is alleen nog een hoopje leven; tegelijkertijd groeit het pistool uit tot een monsterkanon dat de wriemelende lijven met één schot kan vernietigen. Hij begrijpt dat er geen reactie zal komen op zijn ultimatum: in de gang blijft het stil en op de speelplaats wordt er een nieuwe aanval voorbereid.
Naarmate het fatale tijdstip nadert gaat het vreselijke dilemma alle andere bewustzijnsinhouden verdringen.
De massa buiten telt niet meer, ze vervult alleen nog de rol van een eerder clownesk koor in een Grieks drama.
Zal ik in staat zijn de eerste zedenwet te overtreden, door een onschuldig individu de dood in te jagen voor een - zelfs voor mij - verloren zaak? Zal ik mij weer verplicht voelen te moorden voor wat tijdelijke veiligheid?
De klas is een vormeloze hoop schoolmateriaal, met de banken vergroeid, waarvoor hij zich met een vaag, maar indringend gevoel verantwoordelijk voelt. Hij is nog altijd de mentor van de leerlingen, de meester.
Heb ik dan het recht vrijelijk over hun leven te beschikken? De harde klap van de vallende deur breekt zijn gedachtengang af.
Leider Maes laat zich niet beïnvloeden door de activiteiten van de leden van de gevestigde orde.
Hij kan niet stil blijven, hij merkt vader Lampens in zijn nabijheid op.
- Sterkte, zegt hij, we halen het wel. Een paar ladders...
- Die zijn er genoeg, zegt Lampens. Lange?
De school is trapvormig gebouwd.
- Nee, zo'n twee, drie meter. Een om op het dak van het bureau te geraken, een tot de volgende dakrand, een tot helemaal boven.
Omstanders hebben zijn woorden gehoord. Binnen de minuut worden de ladders aangesleept.
Maes en Lampens stellen de eerste op, drijven ze zo diep mogelijk in de bevroren sneeuwlaag.
| |
| |
Terwijl ze bezig zijn komen vier mannen zich aanmelden.
- Kraanman, zegt de ene. Sloper, zegt de ander.
- Goed, zegt Maes, breng die ladders al naar boven en stel ze klaar.
Hij keert zich tot de andere twee.
Van zodra we de koorden hebben ga ik ook mee naar boven. We maken de koorden aan de schouwen vast en laten ons tot voor de klas glijden.
Eén man moet ons in het oog houden. Op het moment dat we voor het raam hangen organiseert hij een huilconcert. Wat er geroepen wordt doet er niet toe. Liefst leuzen in het gewone protestritme. Er zijn tien mannen nodig... die moeten zich op strategische plaatsen rondom de school opstellen en als het enigszins mogelijk is vrijwel tegelijk hun actie inzetten. Als je de mensen niet gemakkelijk meekrijgt zeg ze dan dat de staking waarschijnlijk vergeefs geweest is.
Een foutje van Maes. Ook die mededeling wordt gehoord en onmiddellijk doorgegeven.
De leerlingen hebben geen besef van wat er buiten gebeurt, al nemen ze even aandachtig als de moordenaar de geluiden in zich op. Ze beleven die hoofdzakelijk als een bewijs dat er toch nog enige verbinding bestaat tussen hen en de wereld van hun ouders en bekenden, zo blijft er diep in hun binnenste ook nog enige hoop op bevrijding smeulen... maar de moordenaar heeft het al zo dikwijls gehaald.
Nu het bijna zes uur is vragen ze zich angstig af of de moordenaar zijn bedreiging zal uitvoeren. Ze geloven het niet echt, maar ze herkennen in de gespannen figuur bij het raam de onderwijzer niet meer waarmee ze toch nog enige positieve binding onderhielden.
Alleen de twee out-siders zijn er gerust in. Louis, Schele Louis, buitenstaander uit eigen wil, bij de jongens. Hij weet dat het een zinloos plan is, en de onderwijzer voert geen zinneloze daden uit, tenzij... maar verder denkt hij niet.
En Norma, weer uitgestoten.
De meisjes hangen nog altijd rondom Louise geschaard die met het hoofd op de armen, roerloos op haar bank ligt.
Simonneke weent niet meer, maar ze zit verwezen naar Louise te staren. Marie-Rose is als tweede ineengestort, zij durft niet schreien, maar ineengekrompen, om zich zo klein mogelijk te maken, verlangt ze wanhopig naar mama, naar papa en naar poppemie. Ook Rosette is de val nabij. Ze heeft een ernstige klap gekregen omdat de onderwijzer haar niet gevraagd heeft Louise te verzorgen; en ze probeert haar evenwicht en haar leidende positie terug te krijgen door een wraakaktie tegen
| |
| |
Norma op te bouwen. Nora, weet ze, kan ze in deze omstandiheden niet aan.
- As t'er toch iemand moe duudgeschote worde, es 't et beste dat hij eur neemt, zegt Rosette stilletjes bokkend. 't Es toch allemaal eur schuld.
Alle meisjes weten wie ze bedoelt.
Anita schuift haar broertje en haar zusjes, die ze de hele tijd omkneld hield, even van zich af om Norma met een elleboogstoot uit de kring te verwijderen.
Norma wijkt...
De jongens - minus Louis - blijken een sterkere eenheid te vormen. Bij hen is immers de leider bedreigd en jongens zijn geboren jagers die samenwerking broodnodig hebben.
- Ge zul mij toch elpe, fluistert Binkels.
En de anderen stemmen toe, zwijgend, maar voelbaar voor de baas. Weer kijkt de onderwijzer op zijn horloge. Bijna zes uur.
- Mama, kreunt Marie-Rose.
Gedachtenflits van de onderwijzer.
Moeder zal ongerust zijn. Zou ze het al weten?
Moeder weet het inderdaad, al kan ze niet aanvaarden dat haar jongen een moordenaar is. Dat vrouwmens moet hem geprovoceerd hebben, en aan die kinders zal hij niet raken.
- De Ring wordt altijd eerst vrijgemaakt, zegt inspecteur De Korte voorzichtig.
Hij weet uit ervaring dat de meeste chauffeurs zich in hun wagen duidelijk de eerste-na-God wanen en uit principe elke goede raad negeren.
De chauffeur heeft een middel gevonden om zowel de klant als zijn ego tevreden te stellen.
- Had ik ook al gedacht, zegt hij, en hij neemt behendig de helling van de oprit.
De inspecteur wordt er zich van bewust dat hij in gespannen houding rechtop zit, voor zover dat in een auto voor hem mogelijk is. Hij kijkt op zijn horloge, berekent dat er geen problemen meer zijn met de tijd als alles normaal verloopt en gaat rustig tegen de zetel aanleunen.
Als hij zich machteloos aan een serie onvoorspelbare gebeurtenissen onderworpen voelt, doemt het beige-gelige kankergezicht van Ronda voor hem op. Tweeëndertig en al moeten doodgaan.
Hij verdrijft het beeld door zich zo sterk mogelijk op zijn plan te concentreren.
Eerste probleem, binnen geraken... er moet daar nu al een volkje staan... gaat wel. De commissaris overtuigen... die zal allicht blij zijn een gemakkelijke oplossing in de schoot gewor- | |
| |
pen te krijgen... hopelijk. Naar boven... de moeder aan het woord krijgen... kan ook vlot verlopen.
- Godverdomme!
De inspecteur kijkt op. Er wordt een file gevormd. Zowat dertig meter voor hen staat er een grote vrachtwagen schuindwars over de weg.
De inspecteur stapt uit. Het valt niet mee op een gladde weg te lopen als je aan een kant vleugellam bent. De wonde begint te steken - had men plaatselijke verdoving toegepast? - en hij voelt zich koortsig.
Hij schaatst tot bij de hindernis. De weg kan niet netter afgesloten worden: de vrachtwagen staat met zijn aanhangdeel tegen de afsluitmuur van de spoorweg en drukt met zijn schokbreker een zware personenwagen tegen de muur van een woonhuis. De twee chauffeurs staan ongelukkig naar het wrak van de bijna-nieuwe wagen te kijken. Niemand gekwetst. De inspecteur besluit dat hij hier niets nuttigs kan doen en glijdt terug.
Hij glijdt ook naar een dieptepunt in zijn stemming, hij geeft er zich rekenschap van dat hij praktisch geen kans heeft de ouwetjes vóór zes uur in de school te brengen. Gewoonlijk is het besef van een duidelijke nederlaag voldoende om zijn nervositeit de kop in te drukken, deze keer niet, de frekwentie van zijn tics neemt toe en hij betrapt er zich op het noodlot als oorzaak van zijn mislukking in te roepen.
- Niets aan te doen, zegt hij. Het zal zeker nog een half uur duren voor de weg vrij is. We moeten terug.
- Gemakkelijk gezegd, meent de chauffeur.
Hij staat in het rechterbaanvak en de file heeft zich geleidelijk over de twee rijstroken uitgebreid.
- Zal ik wel regelen, zegt de inspecteur.
En inderdaad, soms met overreding, soms met lichte dreiging, één keer na vertoon van zijn politiekaart, slaagt hij erin de verveelde chauffeurs zodanig te laten maneuvreren dat er voldoende ruimte vrijkomt om rechtsomkeert te maken.
De chauffeur zwijgt, de andere drie lijden in stilte.
En nu verloopt alles vlot, na enige tijd begint de chauffeur zelfs weer zijn deuntje te fluiten, maar het kwaad is geschied... Langzaam rijdt de brandweerwagen verder op de speelplaats. De luitenant geeft met handbewegingen kleine richtingswijzigingen aan. Hij raadpleegt met een blik de commissaris die naast hem staat.
- We zijn er zo ongeveer, zegt hij.
De commissaris knikt.
- Mocht ik nog wegmoeten, als ik mijn arm ophef, de twee
| |
| |
flitsen...
Hij wil er zeker van zijn, dat hij het laatste bevel geeft. De luitenant heeft het liever zo.
Hij geeft het stopteken voor de chauffeur van de brandweerwagen. De moordenaar staat nog star bij het raam, luisterend naar het geluid van de zware motor.
Zes uur, ze hebben geen enkele poging ondernomen om de kinders te redden. Wie eerst... nog wat wachten... misschien loopt mijn horloge voor.
Een heftige strijd tussen machts- en zelfbehoudsdrang woedt in zijn innerste.
Ik heb de politie overwonnen. Ik heb de massa overwonnen. Ik zal mijn leerlingen offeren als een bewijs van mijn overmacht. De buitenwereld wordt nietig verklaard. Hij erkent geen sociale wetten meer. Hij maakt ze zelf. Megalomane gedachten flitsen voorbij. Uebermensch... ik sta op de top van de wereld... heerser over leven en dood.
De rede wordt ingezet: als de ongebreidelde fantasie-ervaring als realiteit wordt aanvaard, verdwijnt de echte wereld.
Wie eerst? Binkels of Norma... een wraak- of een liefdeoffer? Binkels zweet, zijn blik blijft hardnekkig op de schim bij het raam gevestigd. Hij merkt dat de rechterhand van de moordenaar voortdurend rond het pistool geklemd blijft. Die hand moet hij kost wat kost loskrijgen.
- Jan, fluistert hij, gij zoe't-u tons moete ziek gebare... u late valle en beginne schrieme... ard beginnen schrieme. Zoe-de da kunne doen?
Jan Maes twijfelt nu toch.
- Binst dat-ij u elpt, pak ik zijne revolver, dringt Binkels aan.
- En als 't ij nie komt?
- Louise êe 't ij toch uuk g'olpen.
- Dad-es een meiske.
Jan Maes overwint zijn twijfels, er moet iets gebeuren.
- Goed. Wannier?
- Als ik luie zegge-voelde u nie goed, Jan.
En dan maakt er zich een gedaante uit de groep los. Geen van de meisjes steekt een poot uit om Norma tegen te houden. Als in trance gaat het kind met kleine jufferstapjes naar de moordenaar toe.
In sommige van haar dromen had ze met de onderwijzer in romantische sferen rondgezweefd, in andere was hij als een sater verschenen, die haar in zijn netten ving om haar aan wreedsexuele spelletjes te onderwerpen. In de benauwelijkste droom had hij haar op het einde gegeseld en van onderen af helemaal opengescheurd.
| |
| |
De schrik waarmee ze dan telkens wakker werd, beklemt haar nu ook.
Toch stapt ze door.
Ze weet eigenlijk niet goed waarom.
Wil ze de moordenaar uitdagen in de wetenschap dat hij haar toch niet zal aanraken?
Probeert ze in extremis haar uitstoting ongedaan te maken door het troepje te bewijzen dat ze zich voor de klassegemeenschap wil opofferen?
Of drijft alleen een vaag schuldgevoel haar naar de loop van het pistool?
Frank Doelman volgt zijn zuster tot aan de eerste bank. Als man voelt hij zich verantwoordelijk voor Norma. Wat zal hij antwoorden als zijn moeder hem vraagt wat hij gedaan heeft om haar te redden? Voor het eerst in zijn leven wordt hij hierbij geconfronteerd met een frustrerende innerlijke strijd: de mededingster kan verdwijnen, uit de weg geruimd worden... de helpende zusterhand verdwijnt...
- Norma, kier were, fluistert hij.
Norma luistert niet.
Wat kan hij nog doen? Niets. Toch blijft hij staan - emotioneel bevredigd door zijn beslissing - klaar om in te grijpen. De onderwijzer keert zich bruusk om als hij de naderende stappen hoort. Hij ziet een vale vlek naderen, waarin geleidelijk de trieste, angstige trekken van het meisje duidelijk worden.
Hij erkent op dat ogenblik zijn gebondenheid aan het kind, ook seksueeel, al zou hij aan de drang niet toegeven, zelfs nu niet, terwijl toch alle zedelijke normen weggevallen zijn en hij gewoon een vrouw voor zich voelt.
Zijn greep om het pistool verslapt.
Norma blijft roerloos voor hem staan. Ze zegt niets, kijkt naar zijn polshorloge.
De onderwijzer laat het pistool los en raakt even de schouder van het meisje aan. Zijn hoofd is leeg, emotie zwakt af. Norma doet nog een stapje nader; een moment leunt ze tegen de onderwijzer aan. Hij voelt haar borst tegen zijn arm rusten, sluit de ogen.
- Keer terug naar je plaats, Norma, zegt hij zacht.
Norma gaat niet onmiddellijk weg. Dan voelt ze de slappe hand van de onderwijzer tegen haar schouder drukken, ze gaat even traag als ze gekomen is. Dikke tranen rollen over haar wangen.
- Edd'et gezien, vraagt Rosette fluisterend aan Anita, ze jankt veur 'em, 't vuilblek.
Anita knort beamend.
| |
| |
De onderwijzer beseft dat hij verslagen is, vrij onverschillig luistert hij naar het uitschuiven van de ladder.
Vreemd stil volgt de massa de twee reddingsoperaties. Bij het inzetten van de brandslangen hebben een paar flauwe plezanten een paar idiote uitroepen gelanceerd:
- Es 't er nog gien water genoeg?
- Waar brandt 'et?, maar gebrek aan succes heeft ze vlug de mond gesnoerd.
Het grootste deel van de massa laat zich in het zog van de brandweerwagen meezuigen, overspoelt het weggetje en dringt over de gesneuvelde deur tot op het midden van de speelplaats door.
De politie doet niets om ze tegen te houden, toch blijven ze uit zichzelf op een veilige afstand.
Wie niet te sterk bij de zaak betrokken is, staat - als in een TV-winkel - alternerend twee programma's te bekijken: de brandweer helpt in noodgevallen,... vader Maes bereikt als eerste de top van het dak.
Voor de familieleden van de kinders is het heel wat meer dan een dubbel schimmenspel...
En dan verhoogt geleidelijk de intensiteit van het geroezemoes. Het bericht over het mislukken van de staking wekt onverwijld agressiedrang, de massa wordt een duizendarmige octopus, die het schoolgebouw eng omsloten houdt.
De mannetjes van Maes zullen niet veel moeite hebben om een huilkoor van je welste te dirigeren.
Maes heeft zich zo sterk geconcentreerd op de klauterpartij dat hij zich niet bewust is van de mentaliteitswijziging, die zich in de massa voordoet. Iets wat hij gewoonlijk zeer vlug aanvoelt. De operatie verloopt anders in haar voorbereidende fase zeer vlot. Het enige probleem blijkt het afwijzen van overtollige helpers.
Zelfs het touwwerk, min of meer opgeëist in de kleine ateliers in de buurt, wordt vlot aangevoerd.
De gladheid op het dak valt ook mee. De helling is er niet sterk, en de isolatie van het gebouw is niet zo denderend: de stijgende warmte deed sneeuw en ijs over dag telkens weer voor een groot deel smelten.
De hoogtewerkers zijn de touwen al rond de schoorstenen aan het vastbinden. Maes voelt zich niet zo gelukkig op die hoogte. Hij werkt koortsachtig mee om zijn angst te verdrijven. Hij vermijdt het ook naar de brandladder te kijken: hij gelooft niet in de effectiviteit van het politiewerk.
Dan wordt zijn aandacht toch afgeleid, hij vloekt hartsgrondig: op het einde van de steenweg nadert traag een colonne van de
| |
| |
rijkswacht.
- Rapper, zegt hij, de gendarmes zijn daar.
- We zijn der aast, zegt de kraanman. Hij laat zich met zijn volle gewicht aan het touw hangen. Het houdt.
De brandladder wordt opengeschoven, de top stijgt vlug. De scherpschutter neemt een nieuw stuk kauwgom, doet het portier open, werpt het papiertje in de sneeuw en rekt zich eens.
- Ik ga binnen, zegt Nadine.
- Je zal het vuurwerk missen, zegt Langevaert.
- Da's de bedoeling, zegt Nadine.
Ze komt in de keuken, kruipt dicht bij de lauwe radiator en wringt zich in de houding die ze zo dikwijls samen met Ixie heeft aangenomen.
De commissaris ziet vaag de gewapende vrijwilliger uit de cabine kruipen. Hij zucht, nu komt het.
De scherpschutter klautert als een aap langs de lange brandladder omhoog. Hij ondervindt helemaal geen hinder van zijn wapen.
Als hij bovenkomt wordt onmiddellijk de nog-blinde schijnwerper op het midden van de klas gericht.
Het is wel verduiveld koud bovenop die ladder. Gelukkig sneeuwt het op dit moment niet.
Hij wacht, kauwend.
De commissaris wordt de koude die door zijn eerder dunne dienstmanteltje dringt praktisch niet gewaar. Hij hoort ook niet dat men hem roept. Hij wil het teken geven om het volle licht in de klas te werpen als hij een lichte druk op zijn schouder voelt.
Hij keert zich bruusk om. Wie komt er hem in 's hemelsnaam op zo'n moment storen?
- Telefoon voor u, commissaris, zegt een nerveuze agent.
- Ik heb nu geen tijd, zegt de commissaris bits.
- Het is... het is de onderzoeksrechter, dringt de agent aan.
- Godverdomme, nu komt hij erdoor, blaft de commissaris. Hij richt zich tot de brandweerluitenant.
- Nog even wachten.
Hij vergeet de toestand van het terrein. Nijdig wil hij voor de agent gaan uitlopen. Hij geraakt uit zijn evenwicht en is verplicht zich even aan zijn ondergeschikte vast te klampen.
Als hij in het bureau van de directeur komt merkt hij onmiddellijk door het raam de ladder op, ziet een man haastig naar boven klimmen. Hij onderdrukt een vloek.
De directeur geeft hem de hoorn over.
- Ik weet hoe de situatie in mekaar zit, zegt de onderzoeksrechter. Wat heb je de moordenaar beloofd?
| |
| |
De commissaris weet een moment niet wat hij zeggen moet.
- Beloofd? Niets natuurlijk. Ik kon hem toch niets beloven.
- Niet echt, natuurlijk, man, dat weet ik ook. Maar je had tijd moeten winnen. Hem een vrijgeleide beloven naar.. voor mijn part naar Betsjuanaland, of hoe dat nu ook mag heten. Heb je nog de tijd?
- Het is nog geen zes uur, zegt de commissaris wrevelig.
- Probeer het dan, direct. De moordenaar moet van de kinders weg... hij moet eruit... zeg hem dat ik mij persoonlijk als gijzelaar aanbiedt, maar zorg ervoor dat hij uit die klas komt zonder de kinders.
- Ik ga al.
Zweetdruppels borrelen op zijn voorhoofd.
- Wacht! Jij niet. Hij zou je niet geloven. Zijn zijn ouders daar?
- Nee.
Ongeduldig.
- Iemand die invloed op de moordenaar kan uitoefenen? een collega die hij waardeert, een vriend, een liefje?
- Er is een vrouwelijke college op school waarop hij nogal verslingerd was.
- Goed, laat die het doen, maar haast je, man, haast je...
|
|