| |
| |
| |
IV
Nadat ik zo duidelijk Nadine boven haar verkozen had, behandelde het Geraamte mij met een kilheid, die me soms rillingen langs de ruggegraat joeg. Haar taktiek was subtiel...
Ik had een les over katoen en diende natuurlijk enig didactisch materieel op te snorren. In een van de klassen achter de turnfeestzaal, had de Ouwe mij gezegd, bevond zich een kast waarin ik wel wat zou vinden. Ik had iemand nodig om mij te helpen het boeltje te versjouwen, Norma kwam voorbij, ik vroeg haar om mee te gaan.
Nadine en 't Geraamte zaten in de zaal te lezen. Het Geraamte hief het hoofd op toen ze ons de deur zag uitgaan.
Norma liep rustig naast mij; wij babbelden over haar broer, zij met een mengeling van familietrots en jaloersheid, ik met bedekte bewondering.
Wat een vuilnisbelt!... een tiental glazen kistjes lagen over en door mekaar in een ruïne van een kast. Ik diende ze er een na een voorzichtig uit te halen en door Norma wat te laten afstoffen voor ik goed kon zien, wat ze inhielden.
We waren helemaal alleen, afgesloten van de rest van de school. Rond die tijd waren mijn erotische gevoelens al vrij sterk op Nadine gefixeerd, ik ondervond dan ook niet de minste last van de nabijheid van Norma. Zelfs toen ik mij verplichtte mijn gemoedstoestand te analyseren ontdekte ik wel vagelijk de aantrekkingskracht die de vrouwelijkheid van het kind op mij uitoefende, maar die werd dapper in toom gehouden door een beslist bewustzijn van mijn schoolmeesterlijke verantwoordelijkheid voor haar welzijn... en door het duidelijke ideaalbeeld van Nadine.
Ik was gerustgesteld over mijn eigen geestestoestand en wierp
| |
| |
een onderzoekende blik op mijn gezellin. Ze ving die op en bekeek me vragend. Haar houding leek ongedwongen, en ik meen wel dat ze de situatie als normaal beschouwde en er emotioneel neutraal op reageerde; niet helemaal echter, daarvan getuigde de schim van een glimlach, toen ze plots opmerkte: ‘'t Is hier stil, hee, meneer. En we zijn hier zo alleen’.
Ik knikte alleen maar. Tegen die tijd had ik echter de bruikbare kistjes uitgezocht, we namen er elk een en begaven ons naar meer bevolkte gebieden.
Toen we terug in de zaal kwamen, keken Nadine en Olio tegelijkertijd op. Langevaert had zich bij hen gevoegd en grinnikte vals.
Ze zeiden niets, staarden van mij naar Norma en terug. Het kind werd er verlegen onder. Ik bleef staan, zocht naar een passende opmerking, vond er geen. Ik hoorde hun zwijgen boven het lawaai van de leerlingen uit. Die voelden ook dat er iets aan de hand was en staakten even hun spel om ons schaapachtig aan te gapen. En Langevaert maar venijnig grinniken. Norma keek schichtig om.
Op dat moment kwam het fobiemechanisme in werking: ik zal blozen. Reeds voelde ik het bloed naar mijn kop stijgen. Ik liep haastig voort, maar ik kon de trap niet bereiken voor iedereen gezien had hoe mijn kleur een stier wild zou gemaakt hebben.
Norma liep gegeneerd naast mij. We zwegen als vermoord. Boven stelde ik vlug de kistjes op de trede en liet haar onmiddellijk naar de zaal gaan.
Toen ik alleen was nam ik mijn hoofd in mijn handen en zwolg in zelfbeklag. Wat kon ik tegen die verdomde abnormaliteit aanvangen? Oplossingen flitsten mij door het hoofd: een normaal sexueel leven jaagt alle neurosen het land uit, zegt Freud... ik zou dadelijk trouwen, het doet er niet toe met wie... maar niet met het Geraamte... ik zou bij de hoeren lopen, om de veertien dagen, het mocht niet te duur uitkomen... ik zou... ik zou me belachelijk maken. Vervoeg. Ik ben belachelijk, ik zal belachelijk zijn, ik zal altijd belachelijk zijn. Ik liet me om half twee beneden niet zien. Van die dag af kwam ik trouwens vrijwel niet meer in de zaal, tenzij het volstrekt noodzakelijk was.
Ik likte mijn wonden. En reageerde mijn frustraties af op de leerlingen.
Het regende strafbladen over hun onschuldige hoofden. Het ergste was, dat ik me van mijn onrechtvaardigheid bewust bleef en me er des te ellendiger door voelde. Toch kon ik mezelf niet
| |
| |
beletten bij elk verkeerd antwoord briesend uit te vallen. Tegen het einde van de middag deden mijn zenuwen - en de klas - met mij wat ze wilden. Het was de eerste keer dit jaar dat ik op zo'n klaarblijkelijke wijze moeilijkheden zocht dat zelfs de braafste meisjes mijn onmacht aanvoelden.
Binkels hing natuurlijk de held uit. Ik geloof dat ik hem wel twintig strafbladen naar het hoofd slingerde, het raakte zijn kouwe kleren niet. Hij babbelde maar door en replikeerde stoutweg op elk van mijn aanvallen.
Gelukkig staat de tijd nooit stil, verlossende bel!
Toen ik met getrokken gezicht beneden kwam stond de Ouwe me met afkeer op te wachten. Mijn bende was als een lawine de trap afgerold en had een hoop kleintjes in de rij overhoop gegooid. De Ouwe zei niets, maar zijn blik sprak boekdelen. Ook dat nog!
Een meevaller toch, ik had rij samen met Nadine.
Ze had zichtbaar met mij te doen.
- Olio is een serpent, zei ze.
De schoolbus reed voorbij, Norma knikte ons vriendelijk toe.
- Dat ze mij zoekt te treffen kan ik begrijpen, maar moet ze dat kind daarbij betrekken?
- Jaloersheid en spijt, niets anders. Het is in de grond een beklagenswaardig schepsel.
Met de nadruk op schepsel, zei ik.
- Gelukkig zal Norma er niet veel hinder van ondervinden, integendeel.
Juist, dacht ik wat bitter, ze kan er haar opkomend gevoel van vrouwelijke meerwaarde mee opvijzelen.
Het begon te regenen op het moment dat we het eindpunt van de rij bereikten.
- Moet je ook met de tram mee? vroeg Nadine, terwijl ze haar paraplu opstak.
Ik knikte.
Ze kwam dichter bij mij om mij ook uit de regen te houden. Ik was me sterk bewust van haar lichamelijke nabijheid, maar ik genoot er van zonder in verlegenheid te komen.
- Waarom probeer je niet je onverschillig te tonen, als ze je zo'n beetje plagen? Je bent nooit ontspannen, altijd op je hoede, je vraagt gewoon om gekwetst te worden. Het verwondert me dat het niet nog veel meer gebeurt.
Ik antwoordde niet.
- In heel wat opzichten ben je veel sympathieker dan de meeste van onze andere mannen, vervolgde ze, maar je doet zo droog, je komt nooit eens los in ons groepje. Ik heb je nog nooit een mop horen vertellen...
| |
| |
Ze zweeg plots en keerde zich lichtjes af om niet tegen mij geduwd te worden toen een dikke matrone ons passeerde. Haar borst raakte toch even mijn arm. Ik drukte heel even terug. Zou ze het gewaar worden? Ik ving haar blik op. Ze glimlachte.
- Ik doe mijn best, hoor, zei ik, maar meestal gaat het helemaal niet. Ik weet niet hoe het komt...
- Probeer maar, zei ze.
Bijna kreeg ik het gedaan om een afspraakje te vragen, maar schrik voor een weigering blokkeerde mijn tong.
De tram stopte.
We konden niet zitten, maar er bleek toch voldoende ruimte om knusjes samen te blijven staan.
Ik voelde me vrij opgelucht en gedurende de hele rit babbelden we vlot over alles en nog wat. Ik kwam aan de weet dat Nadine gaarne danste, weinig las, een hekel had aan schuren - wat mij de opmerking ontlokte dat ik het goed geleerd had van mijn sergeant in het leger - en een voorkeur had voor karmijnrode bloesjes... We namen vrolijk afscheid.
Ik verheugde mij wel over Nadines plotse interesse voor mij, maar hechtte er toch geen overdreven belang aan. Op school flirtte ze op een walgelijke manier met Langevaert, al merkte ik wel dat ze hem voor geen zier vertrouwde, ze kende zijn soort.
Ik beleefde een rustige aangename avond, beluisterde de vijfde symfonie en het derde pianoconcerto van Prokofiev en ging vroeg slapen.
En 's anderendaags herstelde ik van de eerste minuut af het evenwicht in mijn klas. Binkels deed nog een poging om door te breken, maar ik zette hem vlug op zijn plaats.
Enkele dagen ging alles heel goed, ik trachtte me wat socialer voor te doen, wat me door Nadine vergemakkelijkt werd; ze ging heel vertrouwelijk met mij om, tot grote ergernis van Langevaert. Hij probeerde een paar keer om mij op stang te jagen, maar zonder resultaat. Ik keek naar Nadine, replikeerde of haalde mijn schouders op. Olio negeerde me niet compleet meer, maar ze behandelde me als een ouwe vaatdoek. Ik had het liefst zo, ik trachtte haar te zien als een neutraal voorwerp.
Toen ik op een avond met de fiets naar huis reed, zag ik haar met de moeder van een van mijn leerlingen aan de babbel. Ze keken me allebei langer aan dan door de gewone beleefdheidsnormen toegelaten wordt, ik had de indruk dat ze over mij aan het roddelen waren.
Doe maar op, dacht ik. Te overmoedig, want de volgende dag
| |
| |
al merkte ik dat praatjes, hier, net als overal, vliegensvlug verspreid werden. De rij was uit. Ik stond klaar om op mijn fiets te springen. Een dik, slordig vrouwmens nam een kleine van het eerste leerjaar bij de hand en vroeg aan de oudere zuster: ‘Es da diene miester die de meiskes nie kan gerust laten?’ Ik keerde me om, toch verrast. Ze staarde me brutaal aan. Het bloed schoot naar mijn hoofd. Een paar tellen bleef ik met mijn fiets aan de hand hulpeloos staan. Langzaam formuleerde zich in mijn geest het besef dat ik onmiddellijk diende te reageren. Ik kon er niet toe komen. Ik hoorde haar nog zeggen: ‘Ze zoen da stuk vuiligheid beter buite kegele’.
Ik stelde me op mijn pedalen en maakte me zo vlug mogelijk uit de wielen.
Luidop vloekte ik toen ik niemand meer in mijn omgeving bemerkte. Verdomd smerig wijf! Ik zou haar morgen zeker rekenschap vragen. De hele rit formuleerde ik mijn replieken. Mijn aandacht was er zo sterk door gebonden dat ik bijna onder een auto terechtkwam. Even was ik afgeleid, maar dan begon ik weer het schepsel te vervloeken... me te verdoemen voor de zelfbeschuldigende blos... me te overtuigen dat het slechts een losse opmerking was, waar niets achterstak... en dan weer vloeken.
Moeder bemerkte onmiddellijk dat er iets verkeerd zat, maar ze drong niet aan toen ik op haar voorzichtig: gaat het niet op school? een nietszeggend: je hebt zo van die dagen, als antwoord gaf.
Na het eten trok ik mij terug op mijn kamer, probeerde een stukje muziek te beluisteren, een hoofdstukje te lezen... het ging niet, altijd weer zag ik het afkeurend snuif-gezicht van het vervelend vrouwmens voor mijn oog, de snotneus van de kleine en de valse glimlach van de ouwere zus.
Met schrik in het hart trok ik de volgende dag naar school. Onderweg overdacht ik een strijdplan. Ik diende uit te vissen of de praatjes vrij algemeen de ronde deden of alleen in zeer beperkte kring. Hoe? Directe navraag ging niet, ik zou er alleen maar sterker de aandacht op vestigen; bleef het observeren van de ouders, de mensen uit de buurt. Goed, uitkijken dus, geen gelegenheid die morgen, ik was vroeg en de weinige voorbijgangers negeerden mij volkomen.
Een groepje leerlingen stond al voor de schoolpoort, Norma en Frank waren erbij. Norma hield voor mij de poort open, glimlachend; ze had dus nog niets gehoord van de vuilpraterij.
Vreemd dat ik er geen moment aan twijfelde dat zij als mijn slachtoffer vernoemd werd. Waarom eigenlijk, alleen door die katoenkistjeshistorie? Ik vond Norma wel een lief meisje, een
| |
| |
van de sympatiekste van de klas. Welke waarde diende ik aan dat woordje ‘lief’ te hechten?; een zuiver sexuele? Ik dacht van niet, Norma was een heel brave leerlinge, een beetje onderworpen, een natuurlijke vleistaart. Freud en Adler samen, kom, ik voelde me een man in haar ogen.
Ze was me nagekomen in de zaal, haar broer bleef nog wat buiten hangen.
- Bord afvegen, meneer? vroeg ze vriendelijk.
De alarmbel rinkelde.
- Nee, het zal niet nodig zijn.
Ik stormde naar boven. Mijn klas keek mij leeg en vijandig aan. Ik kegelde met mijn boekentas een lege fles omver. Associatie met ‘buiten kegelen’, prettig...
Een ding stond vast, die duistere situatie diende zo vlug mogelijk opgeklaard, anders werd mijn leven een echte hel.
Ik ontwikkelde een nieuwe gewoonte... Een meisje van het zesde kwam een circulaire brengen... ze loerde naar mij met een vijandige blik en keek dan naar Norma. Voor de eerste keer bloosde ik in de klas. Kinderen merken zoiets onmiddellijk. Rosette grinnikte zwakjes, nageëchood door Anita. Ik keerde me om naar het bord en deed alsof er geen vuiltje aan de lucht was, maar inwendig... Erytrofobie is een vervelende kwaal: je voelt je bloed met een onweerstaanbare kracht naar je hoofd stijgen... je doet het onmogelijke om het te stuiten... het zweet breekt je uit... je bent zeker dat je toch weer de nederlaag zult leiden... angst en bloed overstromen je.
Het ergste is de schrik vooraf. Van zodra ik de deur van het zesde leerjaar hoorde opengaan begaf ik mij steels naar het open raam om tenminste in de friste het binnentreden van een jongedame-in-spe te kunnen opvangen. Het was immers - tot overmaat van ramp - stikkend heet in de klas.
De meisjes die mijn bloed op hol brachten, keken eerst verbaasd, staarden dan sterk geïnteresseerd naar de uiterlijke kentekens van mijn verlegenheid. Ik was er zeker van dat ze er onder mekaar over smoesden, ze giechelden idioot als ze me tegenkwamen op straat.
Dit alles kon mijn reputatie zeker niet verbeteren.
- De schuld staat op zijn gezicht te lezen, hoorde ik de kwatongen al zeggen.
Ik stelde me voor dat een aantal mensen uit de buurt mij schuin bekeken, maar die indruk kon gemakkelijk aan mijn verhitte verbeelding toe te schrijven zijn.
Natuurlijk vermeed ik zoveel mogelijk met Norma alleen te zijn. Geleidelijk aan zag ik het kind veranderen: ze werd stiller, lachte bijna niet meer, ontweek het gezelschap van andere meisjes.
| |
| |
- Een van die idiote ruzietjes, dacht ik eerst. En ik werd in dat oordeel gesterkt door de reacties van Rosette; die blafte het arme kind aan als een straathond en ik dierf niet ingrijpen.. Het bleek geen gewone ruzie, Norma had zich gewoon uit het kliekje teruggetrokken. Dat volstond voor Rosette, wie niet voor haar was, was tegen haar, en ze ging onmiddellijk tot de aanval over.
Op een middag ging ik na het eten nadenkend naar mijn klas. Norma zat op haar bank te schreien, alleen. Ik trok me eerst een weinig terug, maar ik voelde zo'n woede in mij opkomen tegen de onzichtbare muur die zich rondom ons begon te vormen, dat ik voor het eerst enigszins mannelijk reageerde. Ik ging resoluut op Norma af en vroeg wat er scheelde.
Ze keek triestig op, schudde haar hoofd, antwoordde niet.
- Vertellen ze praatjes over je? vroeg ik ietwat benauwd.
Ze herkende de angst in mijn stem en probeerde te ontkennen. Dan werd het haar plots te machtig en ze barstte in luide snikken uit.
- Kom, zeg het maar, zei ik zachtjes. Ik raakte heel even haar schouder aan, trok mijn hand dan vlug terug.
- Er... heeft mij gisteren iemand... ge... vraagd of u mij... gerust liet.
Het was eruit. Ik had het val-gevoel dat je 's nachts in bed soms plots overvalt. Het duurde een tijdje voor ik iets kon zeggen.
- Wie was het?
- Een ouwe madam.
Waarschijnlijk die snuif-tang.
- Wat heb je gezegd? vroeg ik moeilijk.
- Ik ben beginnen schreien, zei Norma.
Zowat het ergste wat ze had kunnen doen. Weer werd ik door machteloze, ongerichte woede overmeesterd.
- Godverdomme, vloekte ik dof.
Het Geraamte stond in de deuropening.
- Wat is er Norma? vroeg ze, mij negerend.
Mijn zenuwen stonden te sterk gespannen.
- Eruit, riep ik.
Ze bekeek me koel, vanuit de hoogte.
- Goed, als je met alle geweld alleen wil zijn. Norma, als je hulp nodig hebt gil je maar, ik zal onmiddellijk komen.
Ze zeilde de deur uit. Ik had al een liniaal in mijn hand om haar naar het hoofd te werpen.
Norma wreef haar ogen uit en ging dan na een stil - meneer - ook naar beneden.
Ik bleef alleen achter om mijn wonden te likken.
Voor het eerst begon ik ernstig te denken aan een soort com- | |
| |
plot, er was immers niets gebeurd. Waar hadden de vuiltongen de smerigheden vandaan gehaald? Hoe waren de praatjes de straat ingestuurd? Twee mogelijkheden: leerlingen of leerkrachten... de ziekelijke fantasie van sommige kinderen was bekend... er bestonden voorbeelden genoeg van, in literatuur, in films... Olio? Langevaert? Als ze mij alleen konden treffen zag ik hen er wel toe in staat, maar de reputatie van de school was er ook mee gemoeid... Ik dacht in vragen, ijsbeerde door de klas.
Dan liep ik haastig naar beneden, stapte zonder op te kijken door de zaal en stormde de klas van Nadine binnen.
Ze zat naarstig te pennen.
Ik was te opgewonden om verlegen te doen, van aan de deur stortte ik mijn vragen over haar uit.
- Wat wordt er allemaal verteld over mij en Norma? Wie heeft die roddel verspreid?
Nadine legde traagjes haar pen neer.
- Er is niets van aan? vroeg ze.
- Tuurlijk niet, wat denk je wel. Ik ben niet gek.
- Kalmpjes, kalmpjes aan. Zou je niet beter eerst eens je hoofd onder de kraan steken?
Ik liet me op een bank vallen.
- Goed, goed, ik zal me beheersen. Het gaat al...
- Er doen inderdaad praatjes de ronde... niet in die mate dat je er je slaap dient voor te laten... niemand van de ouders heeft het er ooit tegen mij over gehad... maar het is een feit dat zelfs het minste geroddel voor iemand in het onderwijs heel gevaarlijk kan zijn.
- En je kunt er niets tegen doen. Ik kan toch niet naar de politie lopen...
- Ik vrees dat je niet anders kunt doen dan afwachten en hopen dat de bui vlug overdrijft.
Prettig idee! Het is niet zo aangenaam om door een aantal mensen als een soort kinderverkrachter beschouwd te worden.
- Je overdrijft... trek het je in geen geval te veel aan... je gaat dan onnatuurlijk doen...
Ze nam haar vulpen op en liet ze losjes tussen haar vingers wiebelen, duidelijke wenk. Ik stond recht, maar een verlammend gevoel van ontmoediging - reactie na de gevoelsexplosie - belette me weg te gaan.
- Weet de Ouwe het ook al? vroeg ik.
- Ik geloof het niet. Maar lang zal het niet duren voor een of andere behulpzame ziel hem op de hoogte brengt.
Nadine tikte met de pen op haar pak schriften. Dit keer
| |
| |
volgde ik de wenk op.
De zaal was leeg, de leerlingen liepen op de speelplaats; niemand op de trap; weer alleen. Eerst zat ik lusteloos achter mijn lessenaar, dan ging ik in de gang, stelde me met de ellebogen op de vensterbank geleund naar de straat te kijken. Een auto raasde voorbij, met leegte in zijn spoor, de Chericostraat.. Het waaide nogal, een blad papier werd her en der gecaprioleerd... de lucht was veeltonig grijs.
Gesloten deuren staarden mij onheilspellend aan. Wat zouden de mensen doen als ze meenden zeker te zijn van mijn schuld? Ik hoorde ze bezig.
- Mijn dochter blijft daar niet op school... Waar er rook is, is er vuur.
Een andere stem:
- Er zou iets moeten gedaan worden tegen die vuilbaard. Ze moesten zo'n vent doodslaan, hij is er geen haar te goed voor.
En nog één:
- Het is tijd dat de politie verwittigd wordt, en de inspecteur. Ik vluchtte weer de klas in. Ik probeerde te werken, mijn klasagenda voor de volgende week. Zou ik hier dan nog zijn? Moeizaam reeg ik de woorden aan mekaar. Het routinewerk bracht mij geleidelijk aan tot rust. Toen de bel ging was ik al geconcentreerd aan het werk.
Wonder boven wonder slaagde ik er in op een behoorlijke manier les te geven. Ik was wel hard voor de leerlingen, gaf ze een flink huiswerk mee, vergat mijn gewoonte om met hun haalbare wensen rekening te houden.
Geen tuchtproblemen tot de laatste les, maar dan stortte ik ineen... ik moest weer door die straat... alle blikken zouden weer op mij gericht zijn.
Rosette zette het offensief in.
- Meneer, Norma klopt mij.
Norma was volmaakt onschuldig - had ik duidelijk gezien - maar ze bracht niets in tegen de beschuldiging.
Ik zweeg.
- Tegen haar zal hij niets zeggen, maar moest ik het doen, mopperde Rosette halfluid.
De clan nam onmiddellijk een vijandige houding aan tegen Norma. Louise stak haar tong uit, de andere meisjes lieten het bij vijandige blikken.
De aanval van Rosette verwonderde me wel enigszins, ze deed gewoonlijk alleen maar vervelend als haar autoriteit over haar vrouwvolk bedreigd werd. Misschien was dat wel het geval? Ze gaf het nog niet op.
| |
| |
- Zij mag de kinders slaan, fluisterde ze giftig.
Ik voelde een golf van razernij in mij opkomen. Ik wilde die stoppen.
- Rosette, één blad straf tegen morgen, zei ik, zo rustig mogelijk.
- Ik zal ze niet mogen schrijven van mijn ma, zei Rosette, als ze weet waarvoor het is.
De golf brak door. Ik stond klaar om naar Rosette te stormen en voor de eerste keer in mijn leven een meisje af te ranselen.
- Zwijg, of... gilde ik. Mijn stem sloeg over.
De klas gierde.
- Hij ee ne pui in zijn kele, riep Binkels.
De aanleiding was er, in twee stappen stond ik naast Binkels' bank en mepte erop los. De meeste slagen kon de jongen gemakkelijk afweren, maar ik raakte hem toch een paar keren vrij pijnlijk. Hij keek mij nijdig aan, maar merkte dat hij deze keer beter kon inbinden. Het was stil in de klas.
Ik probeerde de leerlingen nog een lesje te laten lezen, maar er kwam niet veel van terecht. Ik liet ze de laatste tien minuten aan hun huistaak beginnen.
Ze gingen zelfs vrij ordelijk de trap af.
Norma was bleek, haar gezichtje stond getrokken; ze had waarschijnlijk evenveel schrik voor de straat als ik. Ik ontweek haar blik. Ik had geen rijbewaking, liep direct naar mijn fiets. Mijn achterband was lek. Leeggelopen? Platgezet? Binkels stond achteraan in de rij, nog mokkend; hij grinnikte niet toen ik naar hem keek, had er dus zeker niets mee te maken.
Ik wachtte tot de leerlingen buiten waren, vooraleer ik begon te pompen. Hopelijk zat er geen gat in de band. Nee, zwaar werk, dat pompen. Om mijn zweet te laten opdrogen ging ik in mijn klas uitrusten. Ik hou wel van de stilte in een lege school, van de leegte in een verlaten klas. Een beetje doelloos stond ik uit het raam te kijken, richting haven. Een aantal kranen staarden mij als roerloeze bidsprinkhanen aan. Klaar om mij te pakken?
Niet weer beginnen, ik voelde me even leeg als de klas.
Tijd om naar huis te gaan, moeder zou anders ongerust worden. Mijn band hield het.
Er was weinig volk op de straat. Geen kinderen. Toch, Norma en Magda wandelden voor mij uit.
Ik kon me de inbreng van Magda in het gesprek voorstellen.
- Es-ter iets van waar, zeg? Ge meug mij vertrêwe, zun. Ik zal niets zegge.
Wat zou Norma antwoorden?
Stop! Ik reed vlugger, raasde de steenweg af, nam risico's tus- | |
| |
sen de auto's, geraakte toch heelhuids thuis.
Een paar uren slaagde ik erin alle gepieker van mij af te werpen, dan hoorde ik weer de sarrende stem van Rosette: 'k zal mijn straf nie moge schrijve van mijn ma... Ik trok mij onmiddellijk terug in mijn kamertje, maar probeerde deze keer niet het probleem te ontwijken, ik deed een heroïsche poging mijn benarde situatie te benaderen als een moreel-psychologisch probleem.
Goed. De mens kan niet leven buiten de gemeenschap. Er bestaan zedenwetten waaraan de individuen zich te onderwerpen hebben. Er werd verondersteld dat ik een voorname zedigheidsregel overtreden had. Er was niets bewezen, dus werd er niet wettelijk ingegrepen. Voorlopig. Maar de veronderstelling volstond om druk op mij uit te oefenen. Conclusie: ik diende mijn onschuld te bewijzen.
Hoe kon ik dat?
Dat kon ik niet.
Norma laten ondervragen? Door wie? Door de Ouwe? een inspecteur? Elke poging in die richting kon de situatie alleen maar verergeren.
- Hedde 't al guurd? Z'ên da meiske ondervraagd!
Uitgesloten.
Andere mogelijkheden? Zag ik niet.
De bui laten overgaan. Maar dat zou heel wat vergen van mijn zenuwen.
Als ik maar kon aantonen dat de campagne door een vuiltong georkestreerd was. Bleek ook niet te doen zonder een uitgebreid onderzoek.
Ik was duidelijk in een straatje zonder eind beland. Ik besloot troost en raad te zoeken bij een vriend. Hij was niet thuis. Ik ging dan maar doelloos in de verlaten straten ronddolen, maar de kille wind dreef mij vlug weer naar huis.
Ik nam een aspirine en ging naar bed, maar ik sliep toch erg onrustig. Ik werd tegen de morgen wakker met een lozing. Vervloekt vervelend gevoel.
Ik stond op met lichte hoofdpijn, at weinig.
Buiten was het koud. Een van de eerste echte herfstdagen kondigde zich aan. Ik was verkleumd toen ik op school toekwam. Zo'n autootje bood toch heel wat voordelen.
Ook de leerlingen schenen door de eerste koude beïnvloed, ze waren heel rustig en werkten flink.
Ik hield Rosette in de gaten. Ze zag er niet bepaald strijdlustig uit. Na enige aarzeling besloot ik het blad straf niet op te vragen.
Even voor tienen kwam de directeur in de klas. Hij liep een
| |
| |
paar minuten rond, keek eens in een schrijfboek, stelde een vraagje, dan wierp hij een schuine blik op Norma en kwam majestatisch op mij toezeilen.
- Kom tijdens de speeltijd eens in mijn bureau, zei hij. De bel ging, ik liet de leerlingen op de speelplaats en begaf mij naar het hol van de leeuw.
De Ouwe zat met een bedenkelijke trek op het gezicht achter zijn schrijftafel.
- Ga maar zitten, zei hij.
Hij kuchtte eens, nam een balpen en tikte er enige keren mee op zijn vloeiblad.
- Meneer Den Hul, zei hij, ik heb zonderlinge geruchten over u vernomen. Ik weet dat ze ongegrond zijn. Ik weet het, u moet me er niet van overtuigen. Ik heb inlichtingen gevraagd. Ik zou u dan ook met rust gelaten hebben, ware het niet, dat ik meen, dat er iets gedaan dient te worden. Ik ben verantwoordelijk voor de goede naam van de school. Hebt u er enig idee van hoe die praatjes de wereld ingestuurd zijn? En door wie?
Ik hield me goed, haalde de schouders op.
- Nee, ik behandel alle leerlingen op dezelfde manier. Ik maak voor niemand onderscheid.
- Ook niet voor Norma?
- Nee, viel ik heftig uit, omdat zij het grootste meisje is dat in het eetmaal blijft heb ik haar wel een paar keer gevraagd in de klas kleine werkjes te doen. Ik zorgde er wel voor dat de deur altijd open bleef, wees daar gerust van...
- Jaja, ik kon me u trouwens moeilijk voorstellen in de rol van kinderverkrachter, alhoewel...
Ik begon te blozen, meer van woede dan uit verlegenheid echter.
- Meneer, stotterde ik...
Hij wuifde sussend met een slap handje.
- Kom, kom, meneer Den Hul, u hoeft alles niet zo ernstig op te nemen.
Hij tikte weer op zijn vloeiblad, trok een blad papier naar zich toe, onderstreepte een paar woorden. Dan keek hij mij voor het eerst vlak in het gezicht.
Ik ontweek zijn blik niet.
- Ik heb een briefje gekregen van de moeder van Norma. Het brave mens is ook zonder werk gevallen en daardoor kunnen de Doelmans 's middags naar huis gaan.
- Zou het zijn omdat...? waagde ik het te vragen.
De Ouwe schudde zijn grijze haarstaarten door mekaar en liet me niet uitspreken.
| |
| |
- Nee, nee, ik heb met de moeder gesproken. Norma is wel op een avond eens schreiend thuisgekomen en heeft het hele geval uit de doeken gedaan. Het mens kent haar dochter en vertrouwt haar. Norma schijnt thuis even vriendelijk en behulpzaam te zijn als op school. Maar je begrijpt dat haar beslissing verkeerd kan uitgelegd worden. Daarom heb ik haar gevraagd de kinderen nog een week in het eetmaal te laten. Ze heeft toegestemd. Doe ondertussen al het mogelijke om de zaak in het reine te trekken.
Hij stak moeder POelmans brief voorzichtig in een map, legde zijn balpen neer en stond recht. Ik volgde zijn voorbeeld. Al hadden de jaartjes hem een beetje doen vooroverbuigen, toch was hij nog groter dan ik, en was ik verplicht naar hem op te kijken.
- Meneer Den Hul, oreerde hij, bijna plechtig, ik moet zeggen dat ik niet ontevreden ben over uw werk. U probeert het goed te doen, maar... ik heb de indruk dat al uw problemen zouden wegvallen als u wat zelfzekerder kon optreden...
- Je zou moeten trouwen, voegde hij er - op een heel andere toon - als een orgelpunt aan toe.
Dan wuifde hij mij buiten.
- Op het matje geroepen? vroeg Langevaert met een venijnige grijns op zijn gezicht.
- Laat hem met rust, zei Bob Adino scherp, nog voor ik de tijd kreeg te antwoorden, het moet niet bepaald een pretje zijn.
De dames deden er het zwijgen toe.
De bel ging.
De Ouwe liet zich niet zien toen we de trap opliepen. Bob kwam naast mij.
- Je moet Alex eens flink tegen zijn schenen schoppen, zei hij. En trek je nooit iets aan van wat er achter je rug verteld wordt.
Zijn groep liep iets te ver.
- Stop daar!
Geen stap werd nog gezet.
Bob knikte me nog eens toe.
- Dank je, zei ik.
Van zelfvertrouwen gesproken! Je hebt het of je hebt het niet. In de grond was ik een bangerig mannetje.
Gelukkig had ik een interessante les: middeleeuwen, de burcht. Ik vertel gaarne, ik toverde de leerlingen een horde wrede belegeraars voor ogen, een edele burchtvrouwe, een dappere ridder; ik liet de burcht bestormen, kokende olie over de snoodaards gieten, een stormtoren in brand schieten... de aan- | |
| |
vallers verslagen afdruipen. Ik had de leerlingen volledig in mijn ban en ook de rest van de dag verliep aangenaam.
En dan gingen de dokwerkers in staking. De auto's van de rijkswacht patrouilleerden in de omgeving, werkwilligen werden afgetuigd... het spreekt vanzelf dat niemand nog enige aandacht besteedde aan een ongelukkig onderwijzertje.
De rust keerde terug in mijn geest en ik slaagde erin het evenwicht in mijn klas bijna volledig te herstellen. Norma bleef niet langer uitgestoten. Nora had voor vredesduif gespeeld. De eerste toenaderingspogingen had baas Rosette afgewimpeld, maar geleidelijk aan was ze bijgedraaid. Toch was het opvallend dat Nora en Magda veel samen liepen.
Ik bloosde bijna niet meer. En als het gebeurde kwam de klas er niet meer van onder de indruk, ze waren het gewoon geraakt.
De donderdagnamiddag werd ik tijdens de speeltijd weer naar het bureau van de directeur geroepen.
Er zat een klein dik vrouwtje te wachten, om en nabij de vijfendertig, proper - Norma over twintig jaar.
- Mevrouw Doelman, zei de Ouwe.
Ik mompelde een beleefdheidsformule.
- Ik denk dat Frank en Norma nu wel naar huis kunnen komen, zei moeder Doelman. Ik kan het nu gemakkelijk doen. Ze wachtte even.
- Hoe stelt Frank het?
Ik zat op veilig terrein.
- Frank is een heel goede leerling. Waren ze allemaal maar zo. Norma doet haar best, maar ze is veel minder...
- Zou hij naar de grote school kunnen? vroeg ze, een beetje angstig voor het antwoord.
- Zeker, maar u zult hem flink in het oog moeten houden, hij is erg speelziek. Als hij ernstig werkt, zie ik geen moeilijkheden.
Heel vriendelijk nam de moeder afscheid. De directeur leidde haar naar buiten met een zalvende glimlach.
- Cale, al je moeilijkheden zijn over, wenste ik mijzelf geluk. De Ouwe kwam terug.
- Ziezo, zei hij, ik hoop dat daarmee die hele kwestie definitief van de baan is.
En ik dan.
Van 's anderendaags af bleven de Doelmans niet meer in het eetmaal. Ze lieten wel een leegte achter. Het Geraamte vond het ook spijtig.
|
|