| |
| |
| |
II
Op een vervelende namiddag in oktober viel er een kaart van de hoofdinspecteur in de bus: ik mocht 's anderendaags beginnen: Queteletstraat, open plaats, vijfde leerjaar.
Ik had een aantal interims achter de rug, mijn legerdienst, nog wat interims... nu liep ik al een tijdje werkloos, voelde mij slapjes en overbodig. Met verlicht gemoed bracht ik de kaart bij moeder in de keuken.
Ik was vóór acht uur op school. Modern gebouw: heel veel glas, erg geschikt om voetbal te spelen op de speelplaats.
Voor de deur stond een grote blonde krullebol met zijn fiets. Hij babbelde met een meisje dat een trits broertjes en zusjes aan haar rokken hangen had.
Een auto stopte, een lange kerel sprong eruit. Hij zag mij staan.
- Kom jij me vervangen? vroeg hij. Vijfde?
Ik knikte.
- Kom maar mee.
De jongen grijnsde vriendelijk en mompelde iets. Eén van de broertjes was zijn neusmateriaal aan het verhuizen. Grote zus sloeg hem hard op zijn handen. De spichtige kleine hief een prettig liedje aan.
We waren nog maar pas binnen toen de blonde daar ook al stond.
- Buiten blijven, snauwde mijn metgezel.
- Het zal op die paar minuten aankomen, kreeg hij vlot tot antwoord.
- Hoe vind je onze vriend Binkels?
- Die voelt zich al heel groot, zei ik voorzichtig.
Zit die bij mij?
- Ja, je zult er plezier aan beleven.
| |
| |
Zonder boe noch ba te zeggen, liet hij mij staan en rende een trap op.
Binkels was daar onmiddellijk terug.
- Is hij weg? vroeg hij.
Ik wist dat ik diende in te grijpen, maar ik voelde me nog onwennig in mijn nieuwe omgeving en ik had er de kracht niet toe.
Binkels nam geen notitie meer van mij, neuriënd verdween hij met zijn fiets in een hokje. Een paar ogenblikken later liep hij me voorbij, de speelplaats op.
Besluiteloos staarde ik wat rond in de zaal. Een grote, luchtige ruimte, overal aardrijkskundige platen aan de muren.
Ik liep ook maar de trap op. In een van de klassen hoorde ik lawaai. Mijn voorganger stond in een lessenaar te rommelen.
- Hier is het, zei hij onverschillig.
Ik antwoordde niet. Het uitzicht viel nogal mee. De rechtermuur was één venster.
- Ik heb mijn boeltje van de muren afgehaald, daardoor ziet het er maar povertjes uit.
Hij wenkte me om mee te komen.
- Ik hoop dat de Ouwe er al is.
De directeur had net zijn overjas aan een kapstok gehangen. Hij heette Klaessens wist ik al, hield erg veel van zijn gemak. Hij was groot, grijs en blijvend verwonderd over 's wereld nietigheid.
- Meneer hier vervangt mij.
Ik reikte hem mijn kaart aan. Hij overliep ze vluchtig. Dan zag ik dat hij zachtjes, ongelovig mijn naam prevelde.
- Calix Den Hul, articuleerde hij duidelijk, maar zonder de h aan te blazen.
Mijn voorganger grinnikte.
Ik voelde dat ik lichtjes begon te blozen. Alle ellende die mijn naam me al op de nek gehaald had, viel plots over mij.
Op straat noemde men mij in mijn kindertijd ‘de Cale’, in de normaalschool werd ik natuurlijk ‘de Nul’ en bij een interim in mijn geboortegemeente hoorde ik een kleine uit mijn klas roepen, dat hij straf gekregen had van ‘de Cale’. Met mijn terugkeer op de lagere school was mijn oude naam herrezen. De directeur wierp een medelijdende blik op zijn nieuwe aanwinst.
- Ik hoop dat we op een bevredigende manier zullen samenwerken, zei hij.
We mochten gaan.
- Ik zal je vlug even voorstellen aan het Geraamte, zei mijn voorganger. Net iets voor je.
| |
| |
Toen ik het lieve kind aanschouwde gaf ik hem een flinke stomp in zijn zij. Hij nam me mijn reactie niet kwalijk...
- Hier is meneer Den Hul. Ik hoop dat hij je met alle mogelijke zorgen zal omringen.
Juffrouw Olio deed haar bijnaam alle eer aan. Ze was ongelooflijk schraal en helemaal in het zwart gekleed op een grootmoederlijke wijze. Ze was niet veel ouder dan ik. Kleine blauwe ogen in een spits muizengezicht namen me onderzoekend op.
- Aangenaam, zei ze met een stem die lager klonk, dan men kon verwachten.
Zwart snorredons trilde wat mee terwijl ze sprak.
Ik kreeg een slap handje, dat ik vlug liet vallen.
- Het wordt tijd dat ik er hier vandoor ga, zei mijn voorganger. Mijn klasagenda vind je op mijn lessenaar. Tot kijk. Bij de poort ontmoetten we een andere collega. In een haastje werd ik voorgesteld.
Een licht parfum omgaf Alex Langevaert. Onberispelijk gekapte haargolven vloeiden tot in zijn nek. Hij droeg een modieus grijs sportpakje en had een blauw zijden sjaaltje slapjes rond zijn hals geknoopt.
- Hallo, zei hij, ik meen je nog wel ergens gezien te hebben. Zijn stem klonk even afstandelijk als het zinnetje dat hij uitte. Het afscheid met mijn voorganger viel even onpersoonlijk uit. Ik keerde terug naar mijn klas en verdiepte me in de agenda tot het belde.
Ik had heel wat bekijks toen ik op de speelplaats kwam. Net als de andere leerlingen stond mijn groepje in twee keurige rijen opgesteld.
Aan de trap kwam de directeur me tegemoet. Hij begeleidde mij tot in de klas, maakte aanstalten om mij aan de kinderen voor te stellen.
Toen zag ik hem aan mijn naam denken. Zijn mond viel een beetje open. Hij mompelde iets onverstaanbaars en zeilde plechtig de klas uit na me een genadig knikje te hebben toegeworpen.
Ik stond alleen tegenover de klas.
Op zo'n moment word je gewogen: het is een ramp als je te licht bevonden wordt.
- Nou, jongelui, jullie zullen het voortaan met mij moeten stellen. Ik hoop dat we vlot zullen samenwerken.
Kwaadaardig zagen ze er zeker niet uit. Ik liet mijn blik rustig over de gezichten dwalen. Rechts de meisjes, met tweeën op een bank, een oudere op de laatste bank viel me onmiddellijk op door haar volle vormen.
| |
| |
De jongens hadden elk een bank alleen. De blonde, Binkels, zat helemaal achteraan.
Ik liep naar de afwezigheidslijst, las traag de namen af. Een meisje was afwezig: Rosette Doelaert.
- Weet iemand er iets over?
- Ze is ziek, antwoordde de grote achteraan vlot.
Ze heette Magda.
Ik testte de klas voor lezen en rekenen. Ging nogal, ik had erger verwacht. Een van de grootste jongens kon niet lezen: Etienne Labien. Hij scheen onder zijn onwetendheid te lijden, keek me verdrietig aan met grote blauwe ogen in een ziekelijk gezicht.
- Ik ben heel lang ziek geweest, meneer.
Al mijn beste gevoelens kwamen naar boven.
- Komt in orde, vent, ik leer je wel lezen.
Ik wou er in elk geval mijn best voor doen.
Om tien uur maakte ik kennis met mijn buurman.
- Ik heet Bob Adino. We zullen mekaar een beetje moeten verstaan. We zijn de enige bovenbewoners, de afgezonderden.
Hij lachte eens, kort, drie gouden tanden werden zichtbaar. Zijn mond klakte toe, de lach brak. Hoekige kin, fijne lijnlippen. Een van zijn leerlingen ging te vlug.
- Stop, brulde hij. Staal sprong uit zijn stem.
De jongen schrok, bleef pal staan.
In onberispelijke rijtjes daalden de twee klassen de trap af.
- Goede geest op school, zei Bob. Alleen Alex is soms wat lastig. Boncke van het derde is geen prettig prentje om op te kijken, maar je kan ermee praten.
- Mag er gespeeld worden op de speelplaats?
- Natuurlijk.
Voetballen kwamen te voorschijn. In een ommezien werden ploegen gevormd.
- Oei, die ruiten, zei ik.
- Hier worden geen ruiten gebroken, zei Bob.
De woorden waren nog niet helemaal uit zijn mond, een bal suisde vanuit een trosje spelers recht naar een raam.
- Prijs, zei ik.
Barn! Het glas daverde, maar brak niet.
- Assebroek, hier! riep Bob.
Assebroek is van mijn klas, een lange slungel, erg onhandig, niet dwaas.
- Tegen de muur, beet Bob hem toe. Eerst leren schoppen vooraleer je begint te voetballen.
- Ik...
| |
| |
- Geen uitleg.
Ik merkte op dat de meisjes van mijn klas in kleine groepjes bijeen stonden.
- De baas is er niet, zei Langevaert.
Ik begreep hem niet.
- Je zult vlug genoeg merken, dat Rosette Doelaert de meisjes strenger zal commanderen dan jij.
Mijn twee collega's kwamen niet los. Na een tijdje stonden we zwijgend bij elkaar. Ik was blij toen de speeltijd om was.
Dictee. Rustig gegeven, traagjes verbeterd, want zo'n eerste morgen is eerder lastig, je kan moeilijk normaal les beginnen geven aan leerlingen die je helemaal niet kent.
Rond elf uur was ik ver uitgepraat. Ik stelde eerst wat vragen over de verschillende vakken, los door elkaar.
Dan richtte ik me tot het aangenaamste meisjessnoetje.
- Nora, draag eens een versje voor.
Nora stond recht en kwam verlegen naar voren, grote blauwe ogen bekeken me angstig-vragend.
- Ik kan het niet goed, meneer.
Ze dierf nauwelijks op de trede komen. Ik begreep haar houding, ik had zelf last genoeg gehad van tree vrees.
Ik liet haar gaan en duidde Frank Doelman aan.
Met heen en weer zwaaiend lichaam ratelde kleine Frank een gedichtje af, iets over muizen.
- Norma, kan je het even goed als je broer?
Norma Doelman is veertien heb ik gezien, net als Magda, even rijp, maar een heel ander type, eerder klein, rondborstig; haar wipneusje geeft haar vriendelijk gezichtje met de vreemde ogen van scheldewaterkleur een aantrekkelijke schijn van naiveteit. Bolronde wangen voorspellen niets goeds voor haar toekomstige diktetoename.
Ze deed het niet zo goed als haar broer, was zich daar sterk van bewust, in de tweede strofe vlotte het al niet meer. Voor het eerst zag ik die hulpeloze uitdrukking op het anders zo frisse gezichtje.
Marie-Rose trachtte haar in te fluisteren, maar het hielp niet. Ik kreeg medelijden met haar en liet haar gaan. Medelijden? Met één blik gooit het kind zeeën van dankbaarheid over mij uit. Het deed me goed.
Ik besloot mijn pappenheimers wat beter te leren kennen.
- Wie is de eerste geweest?
Marie-Rose natuurlijk. Netjes en aangenaam, klein, pientere oogjes.
- Wie volgt?
Een jongen deze keer, Jan Maes. Een koppige blonde lok be- | |
| |
dekt het grootste deel van zijn voorhoofd.
- Derde?
Nora. Ze kijkt me deze keer tamelijk vrijpostig aan. Ze is van Engelse afkomst, maar ziet er Noors uit. Als ze verlegen is komt er een ouwelijke trek op haar gezichtje, waarschijnlijk doordat haar neusje iets te klein is.
- Wie komt dan?
Frank Doelman. Hij lijkt op zijn zuster, maar is veel kleiner. Zijn gezicht glundert. Het moet lastig zijn die kleine een straf te geven.
Ik weet niet juist meer hoe de verdere volgorde eruit zag. Ik herinner me alleen nog dat Binkels zich lichtjes scheen te schamen over zijn plaats in de rangschikking.
De bel.
Eens de rij de school uit stond ik een beetje verlaten in de refter rond te kijken. Een hele rits jongens en meisjes hingen rond een paar tafels aan een kant van de zaal. Langevaert liep er langs. Het Geraamte zat aan een tafeltje apart. Langevaert nodigde me uit bij hen te komen zitten. Hij liet zich naast het Geraamte neervallen en haalde een onberispelijk pakje voor de dag, waaruit vier fijne boterhammetjes te voorschijn kwamen. Anita van Gelden, een meisje uit mijn klas, dook op met een pot koffie.
Net op dat moment begon een van haar broertjes - er waren er vijf op school, plus twee zusjes - luidop te brullen: Ita... Ze haastte zich terug, begon de kleine verwoed uit te schelden. Langevaert bewees dat hij het hardst kon schreeuwen.
- Anita, hou die kleine stil.
Ik haalde ook mijn eetvoorraad boven.
- Het moet daar een nest zijn, zei Langevaert met walging in zijn stem, met tien op een paar kamers en allemaal om ter vuilst.
Hij veegde zijn handen af aan een denkbeeldige handdoek.
- Kinders, brrr. Hoeveel zou jij er willen? vroeg hij sarcastisch.
- Tweeëntwintig, om allemaal in je klas te stoppen, beet het Geraamte hem toe.
Prettige stemming.
Gelukkig werd er in stilte gegeten. Langevaert verorberde landerig zijn boterhammetjes.
- Hoelang ben je al uit de normaalschool weg? vroeg het Geraamte.
- Twee jaar.
- Hoe vind je de omgeving hier?
- Nog een beetje vroeg om op die vraag te antwoorden.
| |
| |
Toch niet getrouwd? vroeg Langevaert, met een zijdelingse blik op onze tafeldame.
- Zelfs nog niet verloofd, voorkwam ik zijn volgende vraag.
Schat, hier is je kans, zei hij grijnzend.
Stom genoeg, maar ik toonde mijn verlegenheid.
- Zie je wel. Hij bloost. Trekken, kind, trekken...
Ik werd gered door mijn leerlingen. Frank Doelman was net bezig de hardheid van Binkels' hoofd te testen met zijn liniaal. Hij kreeg een oplawaai en werd met zijn hoofd tegen de muur gekwakt. Zijn haar diende waarschijnlijk als schokbreker, want hij begon niet te schreien. Zijn zuster wist eerst niet goed welke houding ze diende aan te nemen. Ze genoot er aan de ene kant enigszins van dat haar fijne broertje klop kreeg, maar aan de andere kant vond ze toch dat de familie-eer in het gedrang kwam. Ze mepte naar Binkels met haar schooltas.
Langevaert stormde er naartoe, hij zwierde Binkels in een hoek. Frank Doelman verdween onder de tafel.
Norma keek me angstig aan. Ik kon een glimlach moeilijk onderdrukken. Ze glimlachte terug.
Het Geraamte keek me even onderzoekend aan. Dan richtte ze zich tot Langevaert.
- Vind je het niet nodig je handen te wassen?
- Godverdomme, zei hij en begon nijdig langs de tafels te lopen.
- Al degenen die klaar zijn mogen buiten.
De eetzaal liep vlug leeg.
Louise Duym zat in een hoekje van de zaal te breien. Ik vroeg haar mee te komen om het bord af te vegen.
- Blijft u hier voor goed, meneer? vroeg ze. Ik zou het gaarne hebben.
Ik antwoordde niet.
Ze werkte heel netjes. Stappen buiten. Norma kwam om het hoekje loeren.
- Mag ik hier een beetje blijven, meneer?
Een lege klas is als een doodkist. Ik liet ze in de klas zitten en werkte wat.
Louise Duym was foto's aan het tonen.
- Dat is mijn zuster, Henriette. Ze gaat al veel uit. Ze heeft een schone mantel. Ze wordt soms met een grote auto naar huis gebracht 's avonds.
Een blik in mijn richting. Ik deed alsof ik niets hoorde.
Het Geraamte dook plots op in de deuropening.
- Wat doen jullie hier? beet ze de meisjes toe.
- Ze hebben het bord schoon gemaakt en houden me nu wat gezelschap.
| |
| |
Ze wachtte.
De meisjes stonden haastig recht.
Ze keerde zich om en ging de klas uit.
De meisjes volgden haar als schoothondjes.
Ik werkte tot half twee. Dan ging ik bij de directeur een didactische plaat vragen: ik had die middag les levensleer: beenderstelsel. Met de opgerolde plaat in de hand vervoegde ik mijn collega's.
- Al naarstig aan het werk? vroeg Bob Adino. Wat geef je? Hij tikte tegen de plaat. De plaat rolde open. Ik stond net voor juffrouw Olio. Ze bleef een ogenblik met starre ogen naar haar portret kijken. Ze werd heel langzaam bleek, dan verdween ze bliksemsnel.
Langevaert proestte het uit.
- Prachtig, jong, zoiets had ik van je niet verwacht.
Uit met de pret, de bel ging.
Stijf als een hark kwam juffrouw Olio haar klas vervoegen.
Die scène zou ze me nooit vergeven...
Die namiddag leerde ik mijn pappenheimers wat beter kennen. Rosette Doelaert was terug. Ze werd met grote blijdschap door haar ondergeschikten ontvangen.
Magda haalde verachtend haar schouders op.
De leidster was een lang, mager kind van twaalf jaar. Ze had een aantrekkelijk gezichtje, maar ze wist het.
Ze gedroeg zich heel vriendelijk tegenover mij, zelfs wat vleierig, wat ik niet verwacht had.
De lessen verliepen vlot. Alleen de laatste les na de speeltijd was minder aangenaam. De leerlingen waren moe, ik was moe. Anita zat met twee broertjes opgescheept die nog in de kindertuin zaten. Het eerste kwartier zaten de prutsjes nog stilletjes hun snotneusjes op te trekken, maar dan gaf Adhemarke zijn broertje plots een geniepige kneep. Afgrijselijk kabaal. Onmiddellijk reactie van Anita. Plets.
De vrede werd gelukkig vrij vlug hersteld, maar alle concentratie bleek verdwenen. Gelukkig ging kort daarna de bel.
Ik had een rij te begeleiden. Natuurlijk met het Geraamte.
Kaarsrecht liep ze aan de kop van de kindersliert en keurde me gen blik waardig.
De leerlingen stormden de straat over.
Ik hield mijn collega staande.
- Ik heb het werkelijk niet met opzet gedaan, hoor.
Ze bekeek me doordringend.
- Werkelijk.
- Echt.
- In orde dan. Tot morgen.
| |
| |
Een paar van mijn leerlingen stonden ons nieuwsgierig aan te gapen. Olio reed weg in een klein wagentje.
Ik nam de tram.
Het begon te motregenen toen ik afstapte en me naar huis haastte. Mijn moeder stond mij bij de deur op te wachten. Ze stelde me een hoop vragen, die ik onder het eten zo vlug mogelijk beantwoordde. Ze verwacht heel wat van mij. Enfin, de toekomst zit voor iedereen vol desillusies.
Ik trok me terug in mijn bureautje. Daar lagen een werk over cultuurgeschiedenis en een detective op mij te wachten.
Tegenstellingen trekken me aan, maar breken me geestelijk in stukken. Moet ik het mezelf moeilijk maken? Al jaren sukkel ik met dit probleem. Soms werk ik me halfdood, dan laat ik weer alles vlotten.
Ik deed het zware boek open. Sexualiteit bij primitieve volkeren. Ik trachtte mijn gebrek aan praktische sexuele kennis op de gekste manieren goed te maken.
Het onderwerp verveelde me gauw. Ik greep naar de detective.
* * *
De tweede schooldag werd in mijn herinnering geprent door de blijde intrede van Nadine.
Ze stond in een nette tailleur te wachten voor het bureau van de directeur toen ik binnenkwam. Blauwe ogen, zwart haar; dat was het eerste wat ik opmerkte.
Ze zweefde op mij af.
- Komt de directeur vlug, meneer?
Aangename stem, laag en muzikaal, net een jazz-zangeres. Grote ogen, beweeglijke mond.
- Hij zal er vlug zijn, denk ik. Ik ben hier zelf maar sedert gisteren. Ik sta in het vijfde.
- Het ziet er hier wel netjes uit. Ik had erger verwacht.
Ze bekijkt me onderzoekend.
- Hoe is het personeel?
Ik probeer een complimentje te maken.
- Met u erbij zal het heel wat beter zijn.
Ze lacht.
Het Geraamte komt net binnen. Ze vervoegt ons onmiddellijk.
- Eindelijk vervanging voor het tweede. Olio is mijn naam.
- Nadine Draelens.
Het Geraamte bekijkt me vragend.
- Heb je al de moed gehad je voor te stellen?
Ik vrees dat ik weer begin te blozen. Ik slik moeilijk.
| |
| |
- Hij heet Calix, zegt het Geraamte droog. Calix Den Hul. Ze heeft een zeer goede uitspraak.
Ze bekijkt me met een blik van - nu zijn we quitte en laat ons staan.
Gelukkig verscheen op dat moment de directeur.
En de leerlingen begonnen binnen te druppelen.
Reactie van Langevaert toen hij Nadine zag: de school zal nu tenminste toch enige aantrekkingskracht hebben voor mij.
Ik had lust om op zijn schenen te schoppen.
Bob Adino beperkte er zich toe een gegrom van genoegen te uiten.
Boncke bekeek het goed-gevormde persoontje, nam dan Bob Adino apart.
- Nog eentje dat zal worden als ik, zei ze...
Enfin, in de grond was iedereen tevreden dat er weer normaal gewerkt kon worden.
Ik werd heel vlug de klas gewoon. Ik kon er goed mee overweg, vond ze sympathiek. Ik eiste geen slaafse onderworpenheid, maar stond toch op een zekere tucht. Ze wisten vlug tot hoever ze mochten gaan. Er heerste meestal een goede stemming.
Er waren natuurlijk ook moeilijkheden. De meeste last ondervond ik van het geruzie onder de meisjes. Onbegrijpelijk voor iemand die niet gewoon is met meisjes om te gaan, die stomme ruzietjes voor een verkeerd woord, een onhandig gebaar soms. De jongens bezorgden me enkel sporadisch last, door mijn schuld gewoonlijk...
Ik voelde me wat slapjes en nam het gemakkelijk. Een kwartier voor speeltijd zaten ze reeds zonder werk. Leerlingen zullen zich uit eigen beweging vrijwel nooit met ernstige zaken bezighouden. Ik gaf ze geen werk, dus mochten ze spelen.
Het onderdrukte geroezemoes maakte me wrevelig, maar ik deed niets effectiefs om er tegen in te gaan. Plots merkte ik dat er een papiertje doorgegeven werd.
Louis Briel zat te grinniken. Hop, een vlugge beweging, hij speelde het papiertje door naar Lampens.
Die kon ik moeilijk uitstaan. Hij was slim, maar lui. Ik had er geen vat op. Lampens wierp een vlugge blik naar beneden, sloeg zijn hand voor zijn mond om zijn lach te verbergen. Dan keerde hij zich om naar Assebroek. Die bukte zich en stak zijn hand onder de bank. Lampens maakte aanstalten om even onder te duiken.
Op dit moment had ik gewacht. Ik stormde naar voren, greep het blaadje papier: twee tekeningetjes: de ‘Cale’ aan de ene kant, het Geraamte aan de andere. Allebei met de sexuele attri- | |
| |
buten scherp in het licht gesteld.
Alle controle ontviel mij. Lampens gezicht werd een rode lap. Ik gaf hem één mep, hard, wraakzuchtig.
Mijn hardhandig optreden was een verrassing voor de klas. Rosette bepaalde onmiddellijk haar houding.
- Ik zou me niet zo laten slaan.
De meisjes kozen haar zijde, tot ze de tekening zagen, die uit mijn hand gegleden was en nu open en bloot tussen de banken lag.
- Ze zouden dat toch niet mogen doen, zei Nora.
Magda haalde de schouders op... een tekeningetje...
Lampens zelf had een minuutje als verdoofd gezeten, nu ontplofte hij in een woede-schreibui: Lafaard, wacht, mijn vader komt mee. Hij zal u ook eens een rammeling geven. Lafaard. Smerige lafaard.
Ik raapte het stukje papier op en stapte harkerig naar mijn tree, hijgend van woede nog.
Ik bekeek de klas vanop een verhoogde bewustzijnsdrempel.
Louis Briel genoot gewoon, ik geloof dat hij liefst meegeklopt zou hebben.
Binkels trok een erg afkeurend gezicht.
Frank Doelman staarde me openlijk vijandig aan.
Jan Maes keurde het slaan af, uit principe.
Assebroek was blij dat hij aan de gerechtigheid ontsnapt was. Lampens schreide nog altijd toen de speeltijd begon. De anderen verspreidden vlug het nieuws.
- Hij heeft een rammeling gekregen.
- Wat heeft hij gedaan?
Gefluister. Gegrinnik.
De rest van de dag was ik niet meer om aan te spreken. Langevaert had me met een aangename glimlach op de lippen kond gedaan, dat de vader van Lampens een dokwerker was van om en nabij de honderd kilo.
De geschiedenis liep goed af. Waarschijnlijk had Lampens het niet gewaagd thuis iets te vertellen, hij kon moeilijk over de ranseling spreken zonder de reden te vermelden...
Maar... ik dierf mij bijna niet meer vertonen in gezelschap van het Geraamte. En de volgende dag werd ik voor de eerste keer rood op school. Ik stond in de refter. De meisjes van mijn klas babbelden en giechelden er lustig op los van tijd tot tijd. Waren ze over mij bezig? Ik wachtte angstig af hoe ik zou reageren als het Geraamte binnenkwam.
Ze was er. Ik zag de ogen van de meisjes op mij gericht. Ik brak. Ik voelde een plotse hittegolf naar mijn kaken stijgen. Mijn mond viel open, mijn gezicht werd een masker van hulpe- | |
| |
loosheid. Ik draaide me van de leerlingen weg.
Ik vervloekte mezelf en wierp emmers olie op het vuur van mijn angst.
Sinds die tijd stond ik 's morgens altijd met tegenzin op, voor mij het beste bewijs dat er iets niet in de haak is.
Gelukkig beleefde ik nog enig genoegen tijdens het weekeinde. Ik drentelde rond in het centrum, grasduinde wat in de boekenstalletjes op de rommelmarkt... ik kocht een weinig-beduimeld exemplaar van Adlers ‘Zin van het leven’..., ik zette mijn wandeling voort en botste in de Veldstraat bijna pardoes tegen Olio aan. Zij bleef staan, ik bleef staan, we wisselden een paar woorden, vervolgden onze weg.
's Middags probeerde ik vergeefs de zin van mijn leven te ontdekken en verdiepte me dan maar in mijn schoolwerk.
Zondag was schouwburgdag.
Liefst ging ik naar de K.N.S... goede bezetting... bevredigende programmering.
Het was natuurlijk toeval, maar het werkte wel op mijn zenuwen: Olio was er ook. Ze stond in de hal te babbelen met het gezin Boncke. Ik voelde me zedelijk verplicht mijn collega's te vervoegen. Meneer Boncke bleek nog een stuk groter dan zijn vrouw, en even dik.
Hij probeerde ook geestig te doen.
- Heb je er al op gelet dat we een prachtige symbolische uitbeelding vormen voor de zeven vette en de zeven magere jaren, zei hij.
Ik probeerde een grijns op mijn gezicht te krijgen.
Humor is een zonderling iets: nog één van die rein-menselijke aspecten waarrond de psychologen maar zo'n beetje rotzooien; identificaties en Adler-verhoudingen lijken me in alle lachsituaties een overwegende rol te spelen.
Blijkt al uit mijn pret van die avond. Eén van de personages in het stuk was een lange vogelschrik van een lerares, die altijd met spelden bezaaid was... associatie met het Geraamte... dubbele pret. Alleen toen het speldekussen op het einde de goede engel bleek, was ik verveeld.
Ik stond tot de voorlaatste in de vestiaire op mijn jas te wachten. Olio wachtte ook, in de hal.
- Vervloekt vervelende boel, die vestiaire, zei ik.
- Is een kwestie van persoonlijkheid, je durft je kleren niet eisen.
We liepen de trap af. Als een kapstok hielden haar schouders haar mantel op. Een paar haarslierten piekten vanonder een oude harige muts.
- Morgen weer een volle werkweek, zei ik.
| |
| |
Ze negeerde mijn opmerking.
- Wat doe je 's avonds?
- Zoals iedereen veronderstel ik... TV... wat lezen... van tijd tot tijd eens een film... me wat vervelen.
- Wat lees je liefst?
- Van alles wat.
Ik antwoordde zo kort mogelijk.
We staken het schouwburgplein over, bleven staan aan de halte van de tram.
- Ken je veel goede boeken? Ik zou een bibliotheek willen aanleggen. Kan je me niet enkele goede titels opgeven?
- Hangt ervan af van welk genre je houdt.
- Niet te moeilijk... een beetje romantisch.
- Dan zou ik je Willy Corsary aanraden, Daisne, en van de vertaalde auteurs Cronin, Somerset-Maugham, Han Suyin... Er zijn er genoeg.
De wind was kil. Ik huiverde een paar keer. Ze zag het, kwam wat dichter bij mij en stelde voor in een portaal te gaan staan. Ik kon niet veel anders doen dan haar aanbod aannemen. Ze raakte me even aan.
Ik controleerde mijn gevoelens: geen sexuele reactie, een zekere gelatenheid, geen afkeer ook.
- Ik lees veel, heb niets anders te doen, buiten mijn schoolwerk. Ik woon bij mijn tante, een echte ouwe feeks. Zit de hele avond naar de stomste programma's te kijken. Kan je geloven dat ik elke morgen blij ben als ik naar school kan. En God weet, dat het daar ook niet bepaald plezierig is voor mij.
Ze stopte even. Ik bewaarde een voorzichtig, geïnteresseerd stilzwijgen. Ze sprak met een zekere matheid in de stem, die haar heel menselijk maakte.
- Mijn ouders zijn al jaren dood. Ik herinner me mijn vader best. Hij was klein, een stuk kleiner dan moeder en heel gezellig. Moeder maakte hem het leven zuur... ze lagen soms ruzie te maken in bed... ik werd dan angstig wakker.
Ik woonde niet ver van hier. Het huis is nog altijd van mij. Ik zou er graag weer intrekken, maar ik heb schrik voor de eenzaamheid. Als je alleen thuis bent, moet je je eens voorstellen dat je het altijd zonder gezelschap moet stellen. Het is niet om uit te houden. Ik heb dan nog liever de grillen van mijn razende tante te verdragen. Als ik maar iemand kon vinden, die met mij wou samenwonen...
- Een vriendin, suggereerde ik voorzichtig.
- Ik kan moeilijk vriendinnen houden. Ik weet niet hoe het komt. Ik zet misschien te vlug mijn stekels op.
| |
| |
- Je hebt een te sterk karakter, zeg ik.
- Geloof ik niet. Ik moet me wel zo voordoen. Je hebt gehoord hoe het er op school aan toegaat. Ik moet wel van mij aftrappen, anders hou ik het niet uit. Denk niet dat ik het plezierig vind. Tenslotte hou ik ook van huiselijke gezelligheid, van kinderen zelfs...
Ergens diep in mij rinkelt er een alarmbel.
- Ben je verloofd? vraagt Olio plots, enigszins agressief.
- Nee.
- Waarom trouw je niet? Je bent toch om en nabij de vijfentwintig?
- Drieëntwintig, verdedig ik mij.
Haar vraag hangt nog in de lucht.
Ik veronderstel dat ik de ware nog niet gevonden heb, zeg ik.
- Geloof jij ook aan die romantische potjes- en schijfjestheorie?
- Niet bepaald. Ik zoek eer een eerlijke vertrouwelijke omgang... wat liefde erbij natuurlijk... maar wat is liefde? Ze dregt verder.
- Ben je kristelijk?
- Nee, ik vind dat de tijd van de godsdiensten voorbij is, ook die van het kristendom. Voor een enkeling, die in de miserie zit, kan er nog iets positiefs inzitten, sociaal gezien is het een ramp. Kijk maar eens hoe het er in de landen aan toegaat, waar het kristendom nog sterk is.
Ik spreek tamelijk heftig. Ik meen wat ik zeg, en ik voel er een middel in om haar af te stoten.
- Denk je dat godsdienstverschil een belemmering is voor een gelukkig huwelijk?
Ik weet het niet. Ik veronderstel dat alles van de partners afhangt... als ze niet te fanatiek zijn... Mijn tram is daar.
- Tot morgen, zei ze.
Ik keek haar nog even na. Ze stapte traag de straat uit: een beeld uit ‘Le corbeau’.
Weer naar de schouwburg de volgende dag, maar met de school dan. Dit is geen onverdeeld genoegen, we moeten met de tram naar het centrum.
Mijn klas was voltallig op Anita na - ik weet niet of geldgebrek of ongesteldheid haar weghielden. Allemaal netjes uitgedost natuurlijk, vooral de meisjes. Louis Briel hield zich op de achtergrond. Hij wilde eerst niet mee... ik veronderstel dat een paar vriendjes hem een financieel stootje gegeven hebben. Hij had geen zondagse kleren. Ik heb hem nooit zo stil gezien als
| |
| |
die middag. Hij keek schuw voor zich uit en mengde zich bijna niet in de gesprekken.
De anderen blonken: Nora was net een pop, Magda een volmondige jonge dame naar de voorlaatste mode gekleed, Norma iets kinderlijker, maar toch reeds opmerkelijk groot-vrouwelijk. Rosette viel hier veel minder op.
De jongens apprecieerden de vrije middag het meest...
Ik was samen met Bob Adino. Gelukkig, in de klas kan ik de leerlingen wel de baas, maar buiten de school voel ik me veel minder zeker... en je kan in het openbaar niet optreden zoals op school.
Geen problemen met Bob. Automatisch drong een vergelijking zich aan mij op. We beschouwden geen van beiden het onderwijs als een echte roeping, maar ik had meer plezier in mijn werk - waarschijnlijk doordat ik, psychisch minder volwassen, dichter bij de leerlingen stond. In de ogen van de mensen is hij, door zijn ijzeren tucht, zeker een betere onderwijzer dan ik. Ik vind het de taak van de school de kinderen zoveel mogelijk zelfdiscipline bij te brengen door ze geleidelijk aan zoveel vrijheid te geven als ze aankunnen. Adino leuterde over auto's. In een lange monoloog gaf hij een technisch hoogstaande beschrijving van een aantal vierwielers. Ik deed alsof ik luisterde; die dingen interesseerden mij voorlopig niet.
Het stuk was beter noch slechter dan de meeste andere. Ik geeuwde heel wat, maar de kinderen leefden luidruchtig mee, wat de bedoeling was.
De terugkeer is meestal niet zo prettig.
Einde. De rush naar de uitgang werd ingezet. Assebroek leidde mijn bende. We bereikten de tramhalte met een flinke voorsprong, werden daar vervoegd door de klas van het Geraamte. Beleefdheid gebood mij de kleintjes te laten voorgaan. Ik was nerveus, want op mijzelf aangewezen. Ik kon het niet over mijn hart krijgen steun te zoeken bij Olio. Ik joeg de leerlingen op, met als resultaat dat ze nog nerveuzer werden dan ik en mekaar bijna overhoop stootten. Nog vijf leerlingen. De tram was schijnbaar bomvol.
De conducteur werd ongeduldigd. Hij schreeuwde iets naar mij. Ik stond op de opstap. Norma, angstig om alleen achtergelaten te worden, trippelde nog op de vluchtheuvel.
De tram kwam in beweging.
- Kom, riep ik naar Norma.
Met een wanhopige kramp in het gezicht, klampte het kind zich aan het handvat, hing een paar ogenblikken in de lucht. Ik ving haar op en drukte haar tegen mij aan, trachtte haar binnen te krijgen. Ze wrong zich tegen mij met wilde kracht.
| |
| |
Dan was ze binnen.
Ik herademde. Mijn blik kruiste die van het Geraamte. Pas toen besefte ik dat een van Norma's borstjes zacht tegen mijn arm rustte. Van zodra de druk wat afnam vervoegde ik mijn collega.
We wisselden alleen een paar dooddoeners over het toneelstuk. Ik luisterde dan maar wat naar het gepraat van de jongens... voetbal... voetbal.
Het was Boncke die er de aandacht van de anderen op vestigde dat het Geraamte en ik nogal dikwijls samen gezien werden, het was Langevaert die ons met toespelingen begon te bestoken.
- Op jullie leeftijd nog in een portiek staan vrijen, zei hij hoofdschuddend.
- Zou 't je aangaan? beet ze hem toe.
- Och, als je 't zo opneemt, je doet maar...
- Was geen vrijen, verdedigde ik mij.
- O, nee, alleen een beetje dicht tegen mekaar staan voor de warmte. Zo begint het jong. Maar hoe eindigt het? Dat heeft onze collega niet gezien.
- Laat hem babbelen, zei Olio. Heb je hem al gezien met zijn vrouw? vergis je dan niet, het is niet zijn moeder.
Langevaert zweeg. Zijn vrouw is een stuk ouder dan hij, maar ze heeft centjes.
Adino deed niet mee aan het geplaag, en ook Nadine niet.
Eén keer toonde ze enige belangstelling.
- Is het waar wat Alex vertelt, dat we ons aan een verloving mogen verwachten?
- Hemeltje nee, zei ik, als het nog met jou was...
Olio was achter ons binnengekomen.
- Dank je, zei ze.
Het was alsof er plots een vrieswind over mij heen gleed.
|
|