| |
| |
| |
I
Binkels hoort stappen buiten.
Misschien is het de inspecteur. Vliegensvlug stampt hij een paar bladen papier in mekaar, kneedt ze flink.
Dan mikt hij.
De klas kijkt ademloos toe. Zoiets heeft nog niemand gewaagd. Ze vreest een brutaal ingrijpen, wacht af...
Binkels werpt.
De onderwijzer krijgt de bal papier achter in zijn nek.
Hij rukt zich om, ziet plots doodsbleek. Zijn stem ontploft in een schel, snerpend: wie.
- Binkels heeft het gedaan, zegt Lampens spottend.
Hij klikt niet, hij giet vitriool in de wonde.
De conservatieve vleugel van de klas vindt het welletjes en houdt het nu met de onderwijzer. Die vliegt op Binkels af, die onbeweeglijk blijft zitten, de tanden vast op elkaar geklemd.
De directeur staat in de deuropening.
Even sluit hij de ogen om de razende hulpeloosheid van de onderwijzer niet te zien.
- Net op tijd, zegt hij vermanend.
De onderwijzer ankert zich aan zijn lessenaar.
Langzaam verjaagt een ziekelijk rood de bleekheid van zijn gezicht. Hij spreekt niet.
De directeur beveelt de klas te gaan zitten.
Onmiddellijke gehoorzaamheid.
- Meneer Delens wenst je te spreken.
Hij bekijkt de onderwijzer met een kritische blik.
- Je ziet er niet zeer presentabel uit. Fris je even op. Ik zal de klas in het oog houden.
De onderwijzer dompelt zijn handen in het ijskoude kraantjeswater.
| |
| |
Buiten loopt een postbode ineengedoken over de bevroren sneeuw. Hij glijdt uit... kan zich nog net rechthouden... toch niet.. valt. Het begint weer te sneeuwen.
- Ik ben klaar.
- Kam even je haar.
- Ik heb geen kammetje.
De directeur schudt het hoofd, maar laat het kammetje zitten, dat zichtbaar uit zijn jaszakje steekt.
De onderwijzer graait met de handen door het haar, werpt dan een blik in de klas.
De leerlingen zitten stil, begrijpen niet goed wat er omgaat. Hij gaat. De directeur volgt.
- Wacht even.
De directeur doet zonder kloppen de deur van de volgende klas open. Volledige stilte. Een glimlach van voldoening glijdt over zijn gezicht.
Bob Adino staat langzaam recht. De leerlingen veren omhoog. De onderwijzer buigt het hoofd, staart door het raam. De sneeuwvlokken worden dikker.
- Wil je van tijd tot tijd eens hiernaast kijken?
Adino knikt, onverschillig.
Wat wil Delens van mij? Mijn handen beven. Stom die angst voor een zogenaamde meerdere...
De onderwijzer kijkt naar het einde van de gang, waar een orang-oetang hem aangrijnst. Hij volgt de directeur.
- Ik vrees dat je zenuwen te zwak zijn voor ons beroep. De laatste tijd toch...
De woorden blijven in de lucht hangen. Hij spreekt niet met zijn gewone zelfoverschatting. Iets aarzelends kruipt door zijn zacht-arrogante stem.
De onderwijzer stopt bovenaan de trap. Hij voelt plots een heftige afkeer voor de directeur.
Ik zou hem met één trap naar beneden willen schoppen. Stom eigenlijk: hij heeft me nooit iets misdaan. Waarschijnlijk zijn vervloekte overmoedige houding, die mij klein maakt. Rot. De directeur keert zich om. Iets van triomf licht op in de ogen van de onderwijzer als hij op zijn baas neerkijkt en de belachelijk grootse houding doorziet die de directeur als een versleten masker aangepast heeft. Een schijn van een glimlach krult zijn mondhoeken als hij merkt dat de directeur lichtjes beeft.
Dan begrijpt hij plots de oorzaak van die angst. Weet hij...? Weet hij het? Hij heeft zich lang goed gehouden, de leerlingen hebben hem beschermd. Nu breekt hij.
De directeur keert zich om.
- Meneer de inspecteur wacht, zegt hij zwakjes.
| |
| |
De argwaan van de onderwijzer groeit wanneer hij de directeur op de overgang naar de tweede trap schichtig ziet omkijken.
- Waarover wil hij me spreken?
- Hij heeft het niet gezegd.
De deur van het bureau is dicht. Zulma, de schoonmaakster, komt vanuit de zaal met een mandje in de hand. Zonder naar boven te kijken, steekt ze de deur open.
De commissaris zit rustig een sigaret te roken. Hij kijkt op, ziet de twee mannen staan en springt naar voren, gevolgd door twee agenten.
Alles is ontdekt. Dadelijk handelen. Ik heb geen seconde te verliezen. Eerst de directeur.
Zijn veiligheid hangt af van de snelheid van zijn handelen. Heel diep zit een pijnlijke ondertoon van angst, die zijn hele lichaam drukt.
De directeur wil hem tegenhouden, voert een schijnbeweging uit, komt daardoor in wankel evenwicht. De onderwijzer geeft hem vlug een duw. Hij kijkt niet wat er gebeurt. Hij keert zich om en rent de trap op.
Ze hebben me nog niet. Barricaderen. Er is geen andere mogelijkheid.
- Stop, roept de commissaris van beneden.
- Je kan niet weg, gilt de directeur met hoge, gebroken stem. De onderwijzer is al in de gang bovenaan.
Bob Adino keert net terug naar zijn klas. Verbazing springt naar zijn gezicht.
- Wat is er gebeurd?
Heb je het nog niet begrepen? Je zult het nu rap genoeg weten. Vlug naar binnen. De sleutel... hij zit op de deur... vervloekt, aan de butenkant... weer een paar seconden verloren. In één vlotte beweging grijpt hij de sleutel, sleurt hem uit het slot, slaat de deur achter zich dicht.
Op het einde van de gang verschijnen de achtervolgers.
De onderwijzer heeft de sleutel al weer in het slot. Met een zucht van verlichting hoort hij de knip verschuiven.
De voetstappen zijn genaderd.
- Niets aan te doen, man. Je bent verloren.
Dit is de stem van de commissaris.
- Doe die deur open, idioot.
De directeur heeft zijn evenwicht nog niet herwonnen. Zijn masker is blijkbaar nog gebroken: zijn stem klinkt gebarsten. De onderwijzer staat nog altijd bij de deur. Hij ademt verlicht. Voorlopig is er een deur tussen hem en de politie. Dat is het enige dat telt.
Hij keert zich om en ziet de klas.
| |
| |
Hij leest aangstig onbegrip op de gezichten. Alleen Binkels heeft begrepen. Nu hij de onderwijzer als voorlopige heerser op het terrein bemerkt, stuikt hij ineen. Zijn lippen trillen, hij zou willen janken, maar hij durft niet. De klas kijkt angstig toe.
Simonneke Vrielandt, het braafste schaapje, begint geluidloos te schreien.
Binkels buigt het hoofd.
Een idee flitst door het verhitte brein van de onderwijzer: een onmogelijk idee.
Ze wordt meteen in het diepste van zijn onderbewustzijn geslingerd, en door pijn en twijfel vervangen.
Onmogelijk! Ik kan het nooit halen. Ik kan me beter nu overgeven. Misschien red ik dan nog iets.
Een angstketen bindt alle leerlingen, met als uiteinden de bevende mond van Binkels en de tranen van Simonneke.
- Binkels, help mij.
De onderwijzer kijkt van de kast naar de deur. Het is een zwaar geval, tamelijk oud, weinig passend in dit moderne gebouw. De poten zijn kort: het bakbeest is moeilijk verschuifbaar. De onderwijzer probeert er beweging in te krijgen.
- Binkels, help.
De stem klinkt hard, zeker.
Traag, aarzelend komt Binkels uit zijn bank. Hij kruipt naar voren als een hond die slaag verwacht. Zijn ogen bedelen om genade. Hij is gekwetst in het diepste van zijn persoonlijk machtsbesef. Hij moet de onderwijzer als de baas erkennen. Angst voor de sterke dwingt hem te bukken. Hij sleurt uit alle macht aan de kast om de ogen van de onderwijzer te ontwijken. Buiten klinken stemmen op. Ze zijn nauwelijks hoorbaar. Hun belang valt in het niet tegenover het drama in de klas.
Het is nu inspecteur De Korte, die roept.
- Den Hul.
Zeer duidelijk spreekt hij de H uit, met een hoofdletter. Geen antwoord.
Met wilde vreugde begroet de onderwijzer het bewustzijn van zijn tijdelijke macht. Weer duikt de verschrikkelijke gedachte even op, om onmiddellijk verdreven te worden.
Aktie!
Die kast moet voor de deur. Dan mogen ze proberen de klas te bestormen. Vervloekt, er zit te veel rommel in.
Hij doet nog een poging, windt zich plots op.
- Trekken, verdomme!
Binkels krimpt ineen als onder een zweepslag.
- Trekken, Binkels! Maes!
| |
| |
Maes komt onmiddellijk. Zijn koppige haarlok hangt laag over zijn voorhoofd. Net als de anderen is hij geschokt, maar als echte individualist ondergaat hij de angstdruk veel minder - hij zwalpt zo'n beetje aan de rand van de groep. Hij waagt zelf een flitsblik in de koortsige ogen van de onderwijzer. Dan werkt hij mee. Er komt beweging in de kast.
Weer klinkt de stem van de politie-inspecteur.
- Den Hul? Vragend, ongerust.
De onderwijzer hoort het zelfs niet.
- Wat doe je? Denk je dat je kan ontsnappen? Onmogelijk. De onderwijzer vloekt wild en luid. Hij slaat de kastdeur open en zwaait met één gebaar een hele rij boeken en schriften de vloer op.
Louis Briel springt naar voren om ze op te rapen. Dat is zijn reactie van overgave. Hij erkent zijn meester.
Als de kast ervoor staat, ben ik voorlopig buiten schot. Vlugger werken! Nog wat rommel eruit.
Nog golft en kookt de drang tot zelfbehoud in hem, vertroebelt alle opflikkeringen van doorzicht. Heel diep borrelt de reddende idee, als kokende lava in een vulkaanmond.
Eenheid heerst nog in zijn geest. Alleen het besef van zijn onmogelijke situatie kan hem breken. Dat besef werpt hij ver van zich af.
- Den Hul. Doe open! Ik geef u nog één kans.
Ook inspecteur De Korte verliest zijn geduld. Hij heeft altijd gedacht dat hij de onderwijzer gemakkelijk aankon. Nu hij zich tijdelijk in een machteloze positie bevindt, gaat zelfs hij verkeerd reageren. De toeë deur sluit ook zijn heldere visie af. Hij houdt de directeur niet meer tegen; de gebroken directeur...
- Je bent gek, gilt die met bitter-krijsende stem. Kom eruit of...
Voor het eerst antwoordt de onderwijzer. Meer dan de helft van de kast staat reeds voor de deur. Hij laat ze een ogenblik rusten, recht zich.
- Of, herhaalt hij.
De uitbarsting, die hij verwachtte, komt.
- Idioot! Grote nul! Denk je je te kunnen stellen tegenover de hele politiemacht met je beetje mislukte moordlust. In een zothuis hoor je thuis. Kom eruit, of...
- Of, herhaalt de onderwijzer weer.
Deze keer komt er geen antwoord.
De klas zit versteend. Ze hoort de scheldende stem van de directeur, die in machteloze woede tegen de deur trapt.
De onderwijzer bukt zich, dadelijk gealarmeerd.
| |
| |
- Vlugger, drijft hij zijn helpers op. Vlugger.
Het zweet staat op zijn voorhoofd. Hij duwt als een gek, zijn leven hangt er van af.
- Nog een paar centimeter. Laat ze dan maar stampen. Nog wat boeken weg.
Weer de kastdeur open. Boeken vallen. Louis raapt ze op, maakt er stapeltjes van. Een stuk ijzer klettert op de grond. Even verstart de onderwijzer... de loop van het pistool.
Dat moet ik nu vlug in orde maken.
Nog een laatste inspanning. O.K.
- Plaats!
Binkels en Maes vliegen.
- Louis, stop de boeken terug in de kast. Vlug!
Louis glijdt naar voren, raapt de boeken in hoopjes op, keilt ze gewoon naar binnen. Het minst van allen voet hij zich één met de klas. Hij beleeft een morbiede plezier aan de lastige situatie. Nooit vergeeft hij de anderen hun meerwaarde.
Buiten wordt er op de deur getrommeld.
- Doe open. Je hebt geen schijn van kans.
- Zot, brult de directeur erboven uit.
De inspecteur heeft meer gevoel voor humor.
- Geef je over, en pleit krankzinnigheid, raadt hij kalmpjes aan.
Even is de onderwijzer geïntrigeerd, humor past hier niet.
De klas wordt onrustig. Ze durft weer bewegen. De onderwijzer merkt het, maar reageert niet.
Louis Briel staat plots met een onderdeel van het pistool in zijn hand. De onderwijzer sleurt het de kleine met één ruk van tussen de vingers. Er is een scherpe rand aan. Louis gilt.
- De kinders, brult de directeur plots.
Hij begint met zijn vuisten op de deur te roffelen.
Dan valt de verschrikkelijke idee als een lawine over de onderwijzer, houdt hem gevangen. Een koppige harde trek maakt zijn gezicht onherkenbaar. Het wordt rustiger in zijn onderbewustzijn, de driften rijen zich achter één doel: ontsnappen aan de gevolgen van een gedwongen daad. Geen breinverwarring meer, korte juistgerichte gedachtenstoten schieten in vlug tempo op, laten geen twijfels toe.
Het pistool alleen telt op dit ogenblik... het gedaver op de deur, het geroep van de belegeraars, de pogingen om de deur te forceren gaan ongemerkt voorbij... hij mag er geen aandacht aan schenken... hij is niet gereed om ze te ontvangen... het pistool...
Hij springt boven op Norma's bank om de kerstdagtrommel
| |
| |
van de kast te halen, duwt Norma daarbij ruw uit de weg. Ze bekijkt hem angstig-vragend. Leegte valt uit zijn ogen in haar neer.
Ze betekent niets voor hem op dit ogenblik. Een licht-onaangename reminiscentie doemt even op, maar krijgt niet de kans de bewustzijnsdrempel te overschrijden.
Hij grijpt het pistoolhandvat... een licht-glazen bolletje valt... wat engelenhaar dwarrelt naar beneden... komt Norma's haar versieren... heel lief.
Norma schrikt, vlug wipt haar hoofd omhoog; ogen kruisen. Ze laat het siersel liggen. Hij neemt het weg. Zijn akt is een streling. Ze blijft roerloos zitten.
Een moment staat de onderwijzer onbeweeglijk. Het wordt ijl in zijn hoofd, zijn benen trillen. Dan schudt hij als een paard zijn kop een paar keren heen en weer... de pistooldelen worden ineengewrongen.
De klas buigt zich tot op de grond. De onderwijzer wordt tot gangster gepromoveerd, nooit heeft hij zo'n hoogte bereikt in de achting van de leerlingen. Tegelijkertijd groeien ze nog dichter naar elkaar toe onder impuls van een onwezenlijke angst, die stil en geniepig van bank tot bank overspringt. Hun rol is belangrijk, maar gevaarlijk, voelen ze.
Het pistool is bijna klaar.
Nu de loop nog. Laat ze dan maar komen. Vervloekt, spant te veel. Nog eens proberen, kalm blijven. Kalmte alleen kan me redden.
Godverdomme, er ontbreekt een stuk. Moet er bij het uithalen van de loop uitgevallen zijn.
Alle zelfvertrouwen valt. Verwarring springt op. Zonder methode begint hij rond te zoeken.
‘Ik moet het vinden’ - is de hamerende idee, die zich in zijn geest vastankert, hem wild alle papieren, alle rommel dooreenslaan doet.
De kloppen op de deur worden donderslagen. De stemmen klinken schril, heel dichtbij, in de klas zelf.
De leerlingen bemerken het angstzweet. Ze reageren onmiddellijk, ze slaan aan de babbel, wriemelen in hun banken. De onderwijzer keert zich om, grijpt het wapen bij de loop, heft het dreigend in de hoogte. Hij ziet de plotse bleekheid op de gezichtjes, tracht zijn kalmte te herwinnen.
Ik moet me beheersen. Straks slaan ze de deur in. Ik ben nog niet klaar. Waar mag dat verdomde ding zitten?
Kalm... kalm... het lag alleszins in de kast... onderaan... het is misschien op de grond gevallen.
Frank Doelman komt uit zijn bank gelopen. Hij raapt iets op,
| |
| |
steekt het ontbrekende stukje ijzer op. Hij tracht te glimlachen.
De onderwijzer slaagt erin het voorzichtig van tussen de vingers van de jongen te halen. Hij wringt het stukje metaal op zijn plaats. Zorgvuldig zet hij dan de veiligheid op.
Dan richt hij zich naar de deur.
Hij gaat voor de kast staan.
Het is bijna donker in de klas. Niemand denkt eraan het licht aan te steken. Buiten valt er nog sneeuw.
De bel gaat. De onderwijzer kijkt naar de klas. Hij zegt geen woord. De directeur roept.
- Laat de leerlingen buiten. Het is tijd.
Het klinkt ongelooflijk naïef.
De klas wacht nog, vrijwel onbeweeglijk.
- Laat de kinderen buiten komen.
De commissaris deze keer.
Een paar kinderen staan recht. Jan Maes neemt zijn boekentas. De een na de ander volgt zijn voorbeeld.
- Zitten.
Eén woord.
De klas valt.
Simonneke Vrielandt gaat wat luider grienen. De meeste meisjes hebben lust haar voorbeeld te volgen, maar ze durven het nog niet. De jongens houden zich kloek. Alleen Chris moet een beetje op zijn tanden bijten.
- Denk aan de lessen over de burcht, zegt de onderwijzer, heel stil plots, moeilijk. Hij vervloekt zijn besluit, wil een ogenblik terugkrabbelen, maar voelt zich meteen zo misselijk, dat hij de poging direct opgeeft.
Niets aan te doen. Er is geen andere uitweg. Zij alleen kunnen me redden. De klas ziet eruit als een cel voor terdoodveroordeelden.
Enkel vaal sneeuwlicht valt nog binnen.
De school loopt uit. De klas hoort het lawaai van de rij, die beneden gevormd wordt. Bob Adino's stem klinkt er even boven uit.
De leerlingen verlaten de school. De rumoerige, opgewonden stemmen breken de laatste weerstand van de doodse klas. Chris zet de sluizen open, hij jankt hoorbaar en roept om zijn mama. De onderwijzer antwoordt nog altijd niet op het geroep van buiten. De spanning in de klas is voelbaar.
Magda roept opeens, heel luid, bijna hysterisch.
- Waarom mogen wij niet naar huis?
De onderwijzer antwoordt haar. Hij spreekt heel stil.
| |
| |
- Ga maar.
Hij wijst naar de deur, dan naar het raam.
De onderwijzer is klaar. Hij luistert naar de stemmen van buiten.
De onderhandelingen kunnen beginnen. Laat eens horen wat de belegeraars aan te bieden hebben.
- Den Hul, we stampen de deur in, begrepen. Antwoord onmiddellijk.
- Wat hebt u te vertellen? Ik luister.
Woede breekt de stem van de commissaris.
- Wat ik te vertellen heb? Kom eruit, verdomme.
Adino wil ook zijn woordje doen, overredend, kameraadschappelijk.
- Zeg, Ix, doe niet onnozel, kom eruit.
De onderwijzer denkt na.
Eerst weten waar we staan. Mond niet voorbij praten.
- Wat weet je?
De inspecteur antwoordt.
- Alles. Ik heb je dadelijk verdacht maar ik kon niet bewijzen dat je nog op school waart op het moment van de moord. Binkels heeft de nodige uitleg verstrekt... de fiets. Je houding nu is het beste bewijs van je schuld.
De klas zuigt het gesprek op. Ze begrijpt. Er klinkt een licht geroezemoes. Binkels duikt ineen als zijn naam genoemd wordt, de blik van de onderwijzer slaat zijn hoofd naar beneden.
De onderwijzer vangt de slag kalm op. Hij weet nu waaraan hij zich dient te houden. Nog altijd heerst de levenskracht zo sterk, dat ze geen strijd onder de driften duldt. Het is kalm in de kelder van zijn onderbewustzijn.
- Goed. Ik heb het gedaan. Hoeveel zou ik ervoor krijgen?
Het was niet met voorbedachtheid.
Ik had nooit gedacht dat mijn stem in zo'n omstandigheden zo vast zou klinken. Een flinke verrassing voor de heren buiten, ‘fin, ze hebben altijd gezegd dat stille waters diepe gronden hebben.
Stilte buiten. Niemand heeft die wending in het gesprek verwacht. Nieuwe stemmen mengen zich in het koor. Nadine... Een snaar gaat een ogenblik aan het trillen.
De commissaris antwoordt uiteindelijk toch.
- Hoe kan ik dat weten?
- Ongeveer tien jaar, zegt de inspecteur koeltjes.
- Dank u. Weet u waarom ik het gedaan heb?
- Ik kan het vermoeden. Het interesseert me weinig.
Dat is de commissaris weer.
| |
| |
- Toch zult u moeten luisteren.
Hij wacht even, laat het traag doorsijpelen dat hij het voor het zeggen heeft.
- U weet dat er klachten gekomen zijn over mij. Meisjes... Het klinkt als een vraag.
- Ja, de commissaris antwoordt gehoorzaam.
Norma begint plots luid te wenen. Het kind voelt zich de oorzaak van de ramp. Haar aanhankelijkheid heeft een schijn van waarheid aan de beweringen van de vuiltong gegeven. Haar vrouwelijke volwaardigheid en de verdoken belangstelling van de mannen deden de rest. Tranen worden uit haar ogen geperst.
De neutrale blik van de onderwijzer, zijn zelfverzekerde houding nu, kalmeren haar.
Tenslotte heeft ze zich niets te verwijten. Ze haalt nog een draad uit haar haren en droogt haar tranen.
De onderwijzer neemt de draad van het gesprek weer op.
- Wie heeft de geruchten verspreid?
Zijn gedachten blijven nog bij Norma, ontwijken de herinnering aan de lastercampagne.
Ik kan nog medelijden koesteren in zo'n omstandigheden.
Medelijden eigenlijk niet, een zekere vertedering liever, voor de helft sexueel bepaald waarschijnlijk.
Veronderstel dat alleen Norma in de klas achtergebleven was?
Wat zou er gebeuren?
Ik heb wel andere bekommernissen, het sexuele verliest zijn belang als je leven op het spel staat.
Te veel redeneren deugt niet.
Het antwoord komt nog altijd niet.
De onderwijzer herhaalt zijn vraag.
- Weet ik het? De commissaris, wrevelig.
Adino waagt een gis.
- Het Geraamte?
Licht gegrinnik van een paar leerlingen in de klas, een tikkeltje ovemerveus. Louis Briel stoot Frank Doelman aan. Stilte buiten.
De onderwijzer spreekt plots verder. Zijn stem wordt luider, heftiger. Het besef dat de huidige toestand een gevolg is van de activiteit van de kraai, doet hem nog pijn. Die pijn wordt in aanvalskracht omgezet.
- U weet hoe ik eronder geleden heb. De beschuldigingen waren compleet vals. Maar ik had schrik. Schrik veranderde mijn gezicht, het scheen schuld te bekennen.
Ik ben zodanig overtuigd van de zinnelijke aard van de meeste contacten onder de geslachten, dat ik me niet kon verdedigen.
| |
| |
- Nu staat hij psychologie te verkopen.
Dat is Langevaert.
Men stopt hem de mond.
- Ik wist vrijwel zeker dat zij het gif verspreidde, maar ik kon het niet bewijzen. Ik geraakte meer en meer in een slop. Ik begon te blozen als er een meisje binnenkwam. Ik gaf altijd een slechte indruk. Mijn zenuwen konden op elk ogenblik afknappen. Ik kon de leerlingen niet meer de baas. Ik voelde me verloren. Dan kreeg ik plots een bewijs. Ik wierp het haar voor de voeten. Ze loochende niet. Ik heb haar met het grootste genoegen gewurgd. Zonder Binkels was je nu nog aan het vissen...
Hij stopt plots. De klas is één oor. Binkels durft niet opkijken. De zelfbehoudsdrang houdt er bij hem alle driften onder. Niet zonder strijd echter. Hij moet zijn vroegere leiderspositie opnieuw veroveren. Elke poging om de doem te verbreken wordt echter in angst gesmoord. Het pistool...
Norma roert niet. Haar bewustzijn is bijna blank. Sexuele droombeelden doemen soms vaag op, verschrompelen onder vernietigende blikken van ouders, buren, kennissen.
De onderwijzer wacht op een reactie. Hij hoort fluisteren. Niemand antwoordt.
Hij barst plots los, wild en ongeremd.
Ze heeft me ertoe gedreven. Ik had geen andere uitweg. Ik moest haar tong uitrukken. Ze weigerde te zwijgen. De bal rolde. De lawine rotpraat sleurde iedereen met zich mee: ouders, inspecteurs, politie...
Als ik de oorzaak niet wegkreeg, was ik eraan.
Ik heb haar niet vermoord. Ze heeft zelfmoord gepleegd met mijn handen.
Stilte! door duisternis honderdmaal verdiept, door de dramatische val van de stem verduizendvoudigd.
- Ik wil niet boeten voor haar zelfmoord. Er moet een uitweg zijn.
Een droge onderbreking van de inspecteur.
- Er is er geen. Een lawine kan niet gestopt worden. Nu heeft ze u bereikt. Je zult erin stikken.
Een schip trompt in de haven. Blikken vliegen naar het raam. Het sneeuwt nog altijd.
- Maak er het beste van. Moord blijft moord. Maar met die uitleg...
De onderwijzer laat nog eens zijn blik over de klas glijden. Er heerst een onderdrukt geroezemoes. Nu kijken ze allemaal op. Nu komt het. Ik ben benieuwd hoe ze zullen reageren.
De Ouwe zal zot roepen. Langeraert haalt zijn schouders op.
| |
| |
De anderen... we zullen het dadelijk horen.
Het gevoel op eigen kracht te handelen zonder enige invloed van anderen is een nieuwigheid voor de onderwijzer. Altijd werden zijn gevoelens en handelingen voor het grootste deel door het oordeel van zijn omgeving beïnvloed, zo niet bepaald. Nu staat hij tegenover allen, alleen. Een ogenblik trekken beelden uit een toneelstuk van Ibsen voorbij. Trots om de machttige eenzaamheid houdt zijn hoofd recht. Wat ze denken raakt hem niet meer. Alleen hijzelf en de slachtoffertjes tellen nog.
- Ik heb een uitweg gevonden.
- Onmogelijk, roept de commissaris.
- Wacht - de stem van de onderwijzer klinkt scherp. - Ik heb u uitgelegd waarom ik niet gestraft wil worden voor mijn daad.
Hoe laat is het?
Algemene verwondering.
- Kwart voor vijf. Nadine heeft geantwoord.
De onderwijzer haalt diep adem. Hij bereidt zich voor op de laatste aanval. Hij verwekt een roes van macht en vastberadenheid in zijn geest, om de pijn wegens het besluit niet te voelen. De gedachte staat vast, klaar, passende woorden springen naar voren om ze helder uit te drukken, om ze in het diepste van het gemoed van zijn tegenstanders te branden.
Hij ontwijkt de ogen van de kinderen.
- Ik heb een pistool en een goed aantal kogels.
Ik beschik over achttien gijzelaars. U hebt tot zes uur stipt om iemand te zoeken die me vrij kan krijgen.
Om zes uur stipt begin ik met de executie van de gijzelaars.
De bom is ontploft. Hoe zullen ze het opnemen?
Ik voel me niet meer zo zeker. Heeft hun oordeel toch nog invloed op mij? Of zie ik de onmogelijkheid van mijn redding? Ze kunnen de leerlingen toch zo niet laten neerschieten. Er moet een uitweg zijn.
Ik sta helemaal alleen in een donkere kamer met de hele verlichte wereld tegenover mij.
Het onweer barst los.
- Zot, zot, zot, gilt de directeur.
Allerlei uitroepen worden naar binnen geslingerd.
- Onmogelijk! Zoiets kunnen we niet doen.
- Probeer toch te begrijpen dat je jezelf volledig ten onder brengt.
Nadine zegt niets.
- Zot, zot, zot, keelt de directeur maar.
De onderwijzer ondergaat de stortvlaag met een onbewogen gezicht. De strijd is aangebonden: één tegen allen.
| |
| |
Trots kruipt uit het machtsbesef te voorschijn en verjaagt het spoor van angst, dat door de onmogelijkheid tot ontsnappen naar binnen gedrongen was. De zelfbehoudsdrang verzet zich wanhopig tegen elke scheuring in haar front. Er is een opstandeling: twintig jaar is lang, maar het is geen eeuwigheid... aan het einde van deze weg staat de dood.
Een ogenblik breekt hij door: een hevige strijd barst los in de geest van de onderwijzer. Hij staat roerloos. In zijn bewustzijn wordt de strijd weerspiegeld. Vlijmende flitsen wonden zijn geestelijke eenheid. Dan wordt de opstandeling in het diepste van het onderbewustzijn geslingerd.
De beslissing is gevallen. De onderwijzer brengt een bevende hand naar zijn voorhoofd om de zweetdruppeltjes weg te vegen die zich daar gevormd hebben.
Dan kijkt hij naar de reactie van de klas. Hij bemerkt een groot vraagteken. De klas begrijpt de situatie niet. Ze heeft wel een vaag besef van de betekenis van het woord ‘gijzelaar’, al heeft de TV ze er wel enigszins mee vertrouwd gemaakt. Ze hebben alleen het onduidelijke gevoel dat er iets grondig verkeerd loopt.
Executie is ook een vreemd woord, met een even vage emotionele waarde.
- Wat zal er nu gebeuren? vraagt Frank Doelman met een flauw stemmetje.
De onderwijzer voelt zich getroffen door die vraag. Hij heeft tenslotte veel van die klas gehouden tijdens de eerste maanden. Ze aanvaardde zijn meesterschap en stelde hem zeer hoog. Hij baadde zich in hun bewondering.
Nu is hij verplicht ze te laten boeten voor zijn daad, voor haar daad.
Ik betwijfel of ik de moed zal hebben er mee door te gaan. Norma een kogel door het hoofd schieten. Of Nora, ik kan het mij niet voorstellen. Binkels misschien...
Buiten komt er een stem op de voorgrond. De andere vormen een protestkoor als begeleiding.
- Den Hul, luister.
- Spreek op.
- Ik wil proberen u aan het verstand te brengen, dat uw taktiek onuitvoerbaar is. We staan tegenover de wetten van het land. Ik heb die niet gemaakt, ik kan ze ook niet verbreken. Niemand kan dat. U kunt alleen uzelf nog dieper de put inwerken.
De commissaris spreekt geïrriteerd, maar met een zeker superioriteitsgevoel. Het plan is te fantastisch om er enige waarde aan te hechten. De moordenaar dient met kalmte overreed te
| |
| |
worden.
- Weet ik allemaal ook wel, antwoordt de onderwijzer woest. Ik zal zelfs nog verder gaan. Ik stel me tegenover de wetten van de basisgroep. Ik wil de groep onder het individu stellen. Ik wil dè eerste grote sociale wet doorbreken.
Het kan me niet schelen hoe het vroeger was. Ik wil alleen dat het nu anders wordt.
Een ogenblik is het stil.
- Maar dat is nu juist onmogelijk. Al schoot je de hele klas neer. Al had je de hele stad in gijzeling. Niemand kan je redden.
Zot, zot, zot, brult de directeur.
Nadine schreit.
Inwendig roert de scheurmakende zelfbehoudsstroom.
Hij beaamt alles wat de commissaris vertelt, maar wordt weer het zwijgen opgelegd.
- Vind iemand die alle wetten kan breken. Loop voor mijn part voor de rest naar de duivel.
Een wolk van wanhoop dreigt de geest van de onderwijzer te verduisteren. Toch slaagt hij erin zich weer te beheersen. Zijn gedachten draaien steeds in een cirkeltje om mekaar heen.
- Er moet een middel gevonden worden om de leerlingen te redden. Ze kunnen die onschuldige schapen niet slachtofferen. Ze moeten iets doen. Ze zijn verplicht me te redden.
Onbewust verweert hij zich tegen zijn bloedig voornemen, maar zijn beslissing blijft bestaan. Ik geef me niet over.
De klas begint de situatie te begrijpen, langzamerhand. Ze ontwaakt. Sommige individualiteiten gaan zich afzonderen. Binkels hangt al apart: een brok ellende, een beeld van bittere zelfversakkering.
Louis Briel stelt zich ook buiten de gemeenschap. Hij kiest vrankweg de zijde van de onderwijzer. Die is de sterkste nu. Hij begrijpt de taktiek van de onderwijzer, aanvaardt die ook. Hij zou altijd op die manier willen handelen.
Jan Maes worstelt nog om los te komen.
Magda wacht af, ze voelt zich boven de klas verheven. Iets in haar zegt haar dat de onderwijzer haar niet zal aanraken. Ze heeft ervaring met oudere mannen. Ze vreest ze niet.
Nora staat voor een raadsel en zit nog volledig vast aan de klas. Net als Marie-Rose trouwens. Duisternis en angst drukken hen. Nora is echter veel moediger dan het Model. Ze houdt het hoofdje recht en smoezelt van tijd tot tijd met Louise Duym, die aan haar ouders en zusters denkt.
Simonneke Vrielandt weent nog altijd.
Chris droogt zijn tranen, maar houdt zich gereed om de sluizen
| |
| |
weer open te zetten.
De meisjes zoeken steun bij Rosette Doelaert. Anita van Gelden fluistert haar iets in. Roesette voelt de steun van haar onderdanen.
- Meneer, laat ons naar huis gaan, vraagt ze.
Ze begint heel flink, maar op het einde van de zin breekt haar stem.
De onderwijzer antwoordt niet. Hij schijnt haar zelfs niet te horen. Ze staat recht. Langzaam keert hij zich naar haar toe. Ze valt terug in haar bank neer.
Anita begeeft, ze werpt haar armen op haar bank en barst in woeste snikken uit. Broertje en zusje kijken haar angstig aan. Broertje trekt zijn snotneusje op en wrijft dan zijn jankende snoetje tegen grote zus aan. Zusje voltooit het trio.
Huilconcert in koor. Dat moest er nog bijkomen.
Buiten is er een pauze. Beraadslaging.
Voetstappen naderen. Een stem.
- Waar blijft de kleine. Hij moest al lang thuis zijn.
- Pa, gilt kleine Lampens plots met felle stem. Pa, haal mij eruit, hij wil ons doodschieten.
Het effect volgt onmiddellijk. Gehuil in de klas, gekrijs in de gang.
De vader van Lampens werpt zich tegen de deur.
- Laat hem los! Laat hem los! Laat hem los.
De man trommelt op het hout, roept, tiert. Zijn stem bereikt een onwaarschijnlijke schorheid.
Lampens loopt naar de kast, tracht ze weg te duwen, wanhopig. De helft van de klas schreit nu, de andere kinderen wiebelen heen en weer in hun banken.
Louis Briel gaat Lampens helpen, grimlachend om het razende gezicht van de kleine.
- Pa!Pa!Pa!
Schril klinken de woorden, vliemen door de deur.
De onderwijzer bestudeert star het toneeltje. Hij is getroffen door de wanhopige strijd van de kleine Lampens.
Ik moet ze kalmeren. De commissaris zal zijn best wel doen hetzelfde te bereiken in de gang.
Hij neemt de kleine Lampens zachtjes bij de schouder. De jongen zakt neer onder de lichte druk, hij laat zich gewillig meeleiden.
Kalm klinkt de stem van de onderwijzer, kalm en koud.
- Ik heb mijn voorstel nog niet helemaal afgemaakt...
Er wordt stilte geëist. Het geklop verstomt.
- Om zes uur begin ik met de executie. Om de vijf minuten komt er een bij.
| |
| |
- Je bluft, klinkt de kalme stem van inspecteur De Korte.
- Wacht dan maar af.
Het getrommel op de deur wordt hernomen.
- Geen ouders meer binnenlaten, raadt de inspecteur aan. De leerlingen verstillen weer. Ze groeien verder naar mekaar toe. Rosette probeert de meisjes te mobiliseren. Anita staat volledig aan haar zijde. Ook Louise aanvaardt weer de macht van de leidster. Norma houdt zich nog apart. Magda denkt er niet aan Rosette iets toe te geven, zelfs nu niet. De anderen zijn nog niet in staat hun persoonlijk verdriet te overwinnen.
- Ik had mijn vader beloofd hem vanavond mee te helpen, zegt Labien plots luid. Zijn stem klinkt droef en onnatuurlijk.
- Marie-Rose! Een wilde gil, de moeder is binnengeraakt. De onderwijzer voelt zich plots onzeker.
Moeders! Het wordt een bestorming in regel, denk ik. Pistool klaar houden. Ik kan me nog verdedigen.
De aanval wordt ingezet.
De leerlingen volgen aandachtig. Alleen Marie-Rose ligt nog in een huilcrisis. De stem van haar moeder heeft haar half-gek gemaakt.
De vrouw braakt een wilde stroom scheldwoorden uit, dan gilt ze weer om haar dochter, gilt en smeekt en scheldt.
- We komen, roept De Korte. Haal banken hiernaast, breek ze.
Houtgekraak.
Nu is het moment gekomen om te tonen dat het mij ernst is.
Als ik nu toegeef verlies ik zeker.
Als ik nu toegeef heb ik nog een kans er met een lichte straf van af te komen.
De strijd in het onderbewuste wordt voortgezet. Nog haalt het de onverzettelijkheid. De onderwijzer doet de deur van de kast open, werpt wat boeken opzij.
- Ik verwittig u, zegt hij laag.
- Opgelet! Vooruit!
De deur kraakt. Nog zo'n paar stoten en ze zijn erdoor.
De klas rijst langzaam op. Een paar jongens staan reeds uit hun bank. Zelfs Binkels heft het hoofd op. De klas aanvaardt hem onmiddellijk terug als leider. Alleen Louis Briel twijfelt nog. De onderwijzer heeft geen oog voor de leerlingen. Hij is in een verdedigende positie gedrongen. Automatisch komt de overgave-tendens op de achtergrond.
Nu komt het.
Het zinnetje glijdt door zijn brein als een draaiende reclame.
- Laatste kans, zegt hij scherp.
Buiten wist de inspecteur zich het zweet van het voorhoofd,
| |
| |
stormt dan weer met het stuk hout naar voren.
De revolver dondert tweemaal.
De inspecteur slaat een lichte kreet en zakt traagjes naar beneden.
De moeder gilt. De directeur huilt van schrik.
- Zot! zot! zot!
De oorverdovende klappen hebben de klas weer neergeslagen. De onderwijzer staat onbeweeglijk met het wapen in de hand. Loomheid doortrekt zijn leden.
Het stinkt in de klas.
Het sneeuwt nog buiten.
|
|