Het wydberoemde Overtoompje
(1731)–Anoniem Het wydberoemde Overtoompje– Auteursrechtvrij
[pagina 45]
| |
Stem: Hoord hoe aerdig dat ik voer.
Frans Generael.
ALderliefste Herderin,
Pronkbeeld van de Nederlanden,
Die mijn Tomeloose Min,
Deed als 't Dier van Troojen branden,
Alderschoonste Herders Kind,
Ziet wat Heer dat u Bemind.
Herderin.
Dat is my gants onbekent,
Wie hier de Galant komt maken,
Wyl ik niet weet wieje bent,
Ook ben ik op zulke zaken,
Van mijn Ouders noit geleert,
En weet niet wat gy begeert.
G. Lief ik ben een Generael,
Van den Groten Franschen Koning,
Aller vorsten Luisterprael,
In Parijs daer is mijn woning,
't Is een Veldheer van dien Vorst,
Die na uwe Liefde dorst.
H. Zo dat gy een Fransman zyt,
In het Franse Rijk Geboren?
Van u nog uw Majesteit,
Magme in Gelderland niet horen,
Fransman 'k walg van uw praet,
Dies versoek ik datje gaet.
G. Ik zal u in de Stadt Parijs,
Als een Aerds Godin doen kleden,
Op de aldernieuste wijs,
Daerom gaet tog met my mede,
Want gy overschone Maegd,
Zyt alleen die my behaegd.
H. Generael met u verlof,
Niets en kan my minder hagen,
Als het dertel Franse Hof,
Dat mijn Oogen nimmer zagen;
Hier by weet ik 't Franse bloet
Deed noit Gelderlanders goet.
G. 'k Sal u als mijn Egtgenoot,
En beminde Huysvrouw Trouwen;
Tot ons schyd de bleeke Dood,
Sal 'k u voor mijn liefste houwen;
Rijkt my maer tot Onderpand,
Uw Sneeuw witte Regter Hand.
| |
[pagina 46]
| |
H. Eer ik ooyt mijn Rechterhand,
Aen een Fransman soude geven,
Sou ik liever uyt dit Land,
Met mijn Schaepjes sijn gedreven,
En sogt elders mijn verblijf,
Eer ik wierd een Fransmans Wijf.
G. Liefje gy schijnd Opstenaet,
Maer mag ik so veer geraken?
Dat gy my een Kus toelaet
Op uw Leliwitte Kaken;
'k Wed dat het geen Geldersman,
So gelijk de Franse kan.
H. Sinjoor Fransman gaet voorby,
Al die Franse Komplementen,
En al die Galantery,
Hoeft gy aen my niet te venten,
Want die bennen voor my maer
Schurfde en verrotte waer.
G. Kan geen Franse Generael,
Dan een Herderin behagen?
So zweer ik u by mijn Stael,
Dat gy 't u nog zuld beklagen;
Dat gy zo hebt Afgezet,
Een groot Moedig Frans Kadet.
H. Door uw Fransche Helden Aerd,
En vooral uw Snorkeryen,
Zijn wy hier niet meer vervaerd;
Want wy sijn niet in de tyen,
Dat een Fransman wierd gevreesd,
Want die Tijden zijn geweest.
G. Moet een Dapper Fransman dan,
Voor een Boerse Meyd hier wyken?
Morbleu Bouger de Flaman,
Se ga weder na Vrankrijke,
En se zel verhalen wat
Voor een voorval s'heb gehad.
H. Generael dat kund gy doen,
Maer mijn eenigste Begeeren,
Is dat Gy U wat wild Spoen,
En vooral nooyt Wederkeeren:
Want mijn Lansluy allegaer,
Staen geen Fransman op een haer.
G. Weet dat ik de Gek maer scheer,
Met al 't geen ik heb gesproken:
Weet dat ik u niet begeer.
H. 'k Heb uw Muffe Lucht Geroken,
Schurfde Fransman gaet maer heen,
Met uw Blaeuw gestoten scheen.
|
|