| |
| |
| |
2 Literatuur-historische achtergrond: Nederland
Zoals hiervoor al is aangestipt, zijn er redenen om Wonderlicke
Avontuer tot de populaire literatuur te rekenen. Het is in de eerste
plaats de uiterlijke verzorging die daarop wijst: het is een dun, simpel
uitgevoerd boekje, gedrukt in de toen nog veel voorkomende gotische letter. (De
nu normale drukletter, de romein, gebruikte men in het begin van de zeventiende
eeuw voornamelijk in meer geleerde werken.) Uitgaafjes met het uiterlijk van dit
boekje werden onder meer door marskramers en straatventers te koop aangeboden.
In de tweede plaats is er het feit dat Wonderlicke Avontuer
tezamen is uitgegeven met een zogenaamde ‘prognosticatie’. In de
pamfletten-verzameling van de Provinciale Bibliotheek van Zeeland is een
exemplaar van onze tekst opgenomen achter een boekje met de volgende titel:
Den Italiaenschen Waerseggher, Dat is een wonderlijcke
Prognosticatie, Op het Jaer onses Heeren 1624. Gepracktiseert door
Antonio Magino Professoor Mathematices der Stadt Bononia in Lombardien. Hier
neffens gaet een wonderlijcke Avontuyr van Mr. Water-brant. Ghedruckt naer de
Copije van Bononia in Italien, voor het Jaer ons Heeren Jesu Christi, Anno 1624.
Op de titelpagina van deze jaarvoorspelling wordt Wonderlicke
Avontuer dus aangekondigd, en dat gebeurt nog eens aan het slot ervan:
Hier beneffens gaet een wonderlijcke aventuyr van M. Water-brandt ende
Winter-goen (sic), ende verhoope alsoo sy naer alle verdriet
ende tormenten, tot Blijdschap ende Rijckdom ghekomen zijn, dat alsoo oock het
toekomende Iaer van droefheyt in blijdtschap veranderen sal.
Prognosticaties bevatten gewoonlijk op de astrologie gebaseerde voorspellingen
van gebeurtenissen in het komende jaar: weersomstandigheden, goede of slechte
oogsten, oorlogen, epidemieën, politieke veranderingen, etc. Ze hebben een grote
populariteit gekend, vooral sedert de uitvinding van de boekdrukkunst een ruime
verspreiding mogelijk had gemaakt. De jaarlijkse almanakken en prognosticaties
vormden de ruggegraat van het fonds van menige drukker in de zestiende en
zeventiende eeuw.
Wat kunnen we nu afleiden uit het gecombineerd uitgeven van Won- | |
| |
derlicke Avontuer en deze Italiaensche Waerseggher?
Ten eerste iets over de datering. Prognosticaties voor een bepaald jaar werden
meestal rond Kerstmis van het voorafgaande jaar geproduceerd. Nu draagt Wonderlicke Avontuer het jaartal 1624. Om tezamen verkocht te
kunnen worden met een voorspelling over datzelfde jaar, kan ons verhaal moeilijk
later dan in januari 1624 zijn uitgebracht. Opvallend is dan, dat de laatste
datum die in het verhaal zelf voorkomt, december 1623 is! Dan komt Waterbrandt
uit West-Indië bij Texel aan. Dit suggereert - of wil suggereren - dat het
boekje heet van de naald is geschreven en in korte tijd is geproduceerd. Ten
tweede zegt het misschien iets over de oplaag. Prognosticaties vonden in de
zestiende en zeventiende eeuw veel aftrek. Dat zegt nog niet veel over één
afzonderlijke uitgave, omdat de afzet mede bepaald werd door het aantal
concurrenten op de markt. Het is echter toch niet uitgesloten dat Wonderlicke Avontuer is meegezogen in een grote belangstelling voor
deze Italiaensche Waerseggher. Dat zou betekenen dat het
hetzelfde ruime publiek heeft bereikt. Aangezien de zeventiende-eeuwse
prognosticaties algemeen tot de ‘populaire literatuur’ worden gerekend, zou dat
ook kunnen gelden voor dit verhaal, dat als een soort bijwerk aan een
prognosticatie is gekoppeld. We moeten dan wel aantekenen dat het er inhoudelijk
vrijwel niets mee te maken heeft. Hoogstens kan men opmerken dat in de Italiaensche Waerseggher ook wel over de Duitse oorlog
gesproken wordt, en dat Wonderlicke Avontuer een soort
demonstratie is van de wisselvalligheid van het leven. Maar dat laatste punt
wordt volstrekt niet met de astrologie in verband gebracht. En de verbinding die
de zoëven aangehaalde passage aan het slot van de prognosticatie legt met het
verhaal van Waterbrandt en Wintergroen is inhoudelijk wel bijzonder mager. Het
is daarom nodig de inhoud van Wonderlicke Avontuer te
vergelijken met die van andere ‘populaire’ teksten, voor we een uitspraak kunnen
doen over het karakter van ons verhaal.
Of de inhoud van een verhaal als populair gekenschetst kan worden, is echter niet
zo gemakkelijk te beantwoorden, doordat het begrip populair niet vast ligt. Het
veronderstelt in elk geval iets over het publiek waarvoor bepaalde teksten
bestemd zouden zijn. Maar welke mensen welke boeken lazen in de zeventiende
eeuw, is een vraag waarop men geen duidelijk antwoord krijgt. Wel neemt men
algemeen aan, dat bijvoorbeeld veel verhalend proza, zoals de eenvoudige
navertellingen van middeleeuwse ridderromans, voor een groot en weinig geletterd
publiek bedoeld was. Er blijft echter een grote hoeveelheid twijfelgevallen
onder de soms populair genoemde tekstsoorten. Dat maakt het moeilijk om een
bepaalde tekst als specifiek populair aan te merken.
| |
| |
Om een beeld te krijgen van de voorhanden teksttypen hebben we zoveel mogelijk
verhalende teksten uit de betrokken periode bekeken. We hebben ons daarbij
beperkt tot het tijdvak 1580-1630. De meeste titels hebben we gevonden via
Buismans Populaire proza-schrijvers van 1600 tot 1815, de
uitvoerigste lijst van verhalend proza voor deze periode. Buisman heeft ook Wonderlicke Avontuer opgenomen. Omdat de tekst wordt vermeld
in enkele catalogi van pamfletten, leek het nodig ook de Nederlandse
pamflettencatalogi door te nemen. Pamfletten zijn voornamelijk weinig
omvangrijke vlugschriften over actuele politieke en godsdienstige zaken, die in
de zeventiende eeuw een deel van de functie van onze kranten en tijdschriften
vervulden. Er zijn duizenden van dergelijke geschriftjes overgeleverd. Wij
hebben alleen die teksten bekeken waarvan de titel deed vermoeden dat ze qua
onderwerp of aanpak leken op Wonderlicke Avontuer. Daarbij is
in het bijzonder gelet op verhalen over belevenissen van particuliere personen,
gesitueerd tegen een reële historische achtergrond. Alle teksten zijn beschreven
aan de hand van een vragenlijst, die gebaseerd was op de kenmerkende
eigenschappen van Wonderlicke Avontuer. Zo is een beeld
ontstaan van het verhalend proza uit de periode 1580-1630, dat door ons is
aangevuld met behulp van gegevens uit de literair-historische handboeken.
We hebben gepoogd binnen dit verhalende proza een aantal categorieën te
onderscheiden. Deze laten we nu eerst de revue passeren, daarna zullen we
trachten te bepalen welke plaats Wonderlicke Avontuer ten
opzichte daarvan inneemt.
| |
Anekdotenverzamelingen
In de onderzochte periode worden verscheidene bundels uitgegeven met
verhaaltjes die in lengte variëren van een paar regels tot enkele
bladzijden. Het materiaal hiervoor wordt onder meer geput uit oudere
verzamelingen en is voor een belangrijk deel uit het buitenland afkomstig.
De onderwerpen zijn in de regel ontleend aan het dagelijks leven. Meestal
betreft het voorvallen van merkwaardige, interessante of sensationele aard.
Het ‘waar gebeurd’-karakter wordt soms beklemtoond door de vermelding van
data en plaatsnamen, maar feit en fictie zijn in deze wonderbaarlijke
verhalen vaak moeilijk te scheiden. De hoofdpersonen in de kluchtige
voorvallen en liefdesperikelen komen nauwelijks uit de verf; het gaat om de
bijzondere gebeurtenissen. Behalve in de anekdotenbundels vindt men
dergelijke verhaaltjes ook in de zeventiende-eeuwse comptoiralmanakken, een
soort agenda's voor kooplieden. Daarnaast komen ze voor in didacti- | |
| |
sche verhandelingen over algemeen-menselijke deugden en
ondeugden of over onderwerpen als huwelijk en liefde. De anekdoten dienen
daar slechts ter illustratie of ter ondersteuning van het betoog. Hoewel
soms ook het vermaak-aspect wordt genoemd op titelpagina's of in voorredes,
verkondigen de verhaaltjes die wij onder ogen hebben gehad, altijd een
duidelijke moraal. Ze fungeren als een soort exempelen, die de lezer ter
lering worden voorgehouden.
De anekdotenbundels moeten geliefd zijn geweest bij het publiek, want tot in
de achttiende eeuw verschijnen er herdrukken en nieuwe verzamelingen. Een
voorbeeld is De wintersche avonden of Nederlantsche
vertellingen van Philologus Philiatros, a Ganda [= J. Viverius], waer in verscheydene vremdigheden,
dese lest voorledene hondert jaren gebeurt, seer leerlijck ende
vermaeckelijck worden verhaelt (1615; zes herdrukken
tot 1665).
| |
Novellenbundels
Onder een novelle verstaan we hier een wat uitgewerkt kort verhaal, met in de
meeste gevallen een liefdesgeschiedenis als onderwerp. Het grote voorbeeld
voor dit genre is de Decamerone van de Italiaan Boccaccio
(1313-1375). Vijftig van zijn novellen zijn door Coornhert in 1564 in
Nederlandse vertaling uitgegeven. We vinden hierin een grote verscheidenheid
aan mensentypen en intriges. De gebeurtenissen zijn vaak wel duidelijk
gelocaliseerd, maar spelen zich af in een niet precies te dateren verleden
(‘eertijds’). Ze maken, op enkele details na, de indruk van alle tijden te
kunnen zijn.
In de Nederlandse bundels troffen we bij de novellen steeds een uitdrukkelijk
geformuleerde moraal aan. Een bekende novellenverzameling uit de onderzochte
periode is LXXI Lustige historien oft nieuwicheden, inhoudende
vele schoone ende playsante gheschiedenissen (1589).
| |
Pamfletten
De meeste pamfletten gaan over actuele onderwerpen van politieke en
godsdienstige aard. Ze zijn vaak gericht tot of handelen over hooggeplaatste
personen. Een gedeelte ervan heeft een verhalend karakter, zoals het
Journael ofte dagh-register van de slag voor Berghen op
Zoom
, dat in 1622 verscheen bij Nicolaes Geelkerck, de uitgever van Wonderlicke Avontuer. Daarnaast bestaat er een ander soort
verhalende pamfletten, over wat men in de huidige kranten wel ‘fait divers’
noemt: opmerkelijke wetenswaardigheden en merkwaardige voorvallen, zoals een
gruwelijke moordpartij of de geboorte van een schaap met vijf poten. De
pamfletten worden gepresenteerd als actueel nieuws: onlangs geschied en waar
gebeurd. Een voorbeeld van de | |
| |
laatstgenoemde groep is
Een nieu waerachtighe gheschiedenisse, van een
tijckwerckers vrou woonachtich binnen Rotterdam, van haer avontueren
ende wercken, die zy haren man ende meer lofweerdighe luyden
ghespeelt heeft
(1610).
| |
Romans
Deze categorie zou globaal in tweeën gedeeld kunnen worden. Aan de ene kant
is er het traditionele middeleeuwse erfgoed, aan de andere kant de nieuwere
Spaanse en Franse roman, waarvan rond 1600 vertalingen en bewerkingen gaan
ontstaan.
Nog uit de middeleeuwen komen in de eerste plaats de ridderromans, zoals de
Historie vanden vier Heemskinderen
. Deze waren oorspronkelijk in versvorm opgeschreven. Na de opkomst
van de boekdrukkunst (vanaf ongeveer 1475) werden ze in proza-bewerking door
een allengs breder wordend publiek gelezen. Deze prozaromans worden ook wel
volksboeken genoemd, maar dan omvatten ze een ruimere verzameling waartoe
ook dierenverhalen (
Reinaert de Vos
), bijbelse verhalen (
Verloren Sone
), geschiedverhalen (
Julius Caesar
) en stichtelijke teksten gerekend worden. Het is dit genre
volksboeken dat we bijvoorbeeld aantreffen in een toevallig overgeleverde
boekeninventaris van een Friese boer uit 1608.
Daarnaast zien we dan bewerkingen verschijnen van teksten die pas in de
zestiende en zeventiende eeuw zijn ontstaan. Deze verhalen spelen zich af in
Zuid-Europa of in het Oosten, in hofmilieus of tegen een arcadische
achtergrond, vol sprookjesachtige elementen. Centraal staat de liefde tussen
twee hooggeboren personen, meestal koningskinderen, die door de buitenwereld
wordt tegengewerkt en op de proef gesteld. De psychologie blijft
oppervlakkig, het gaat om de spannende verwikkelingen. Een uitdrukkelijk
verwoorde morele strekking blijft niet achterwege; deugdzaamheid en kuisheid
worden beloond. Deze romans tellen vaak enige honderden bladzijden. Ze waren
zeer geliefd, blijkens vervolgdelen en herdrukken. Bekende voorbeelden zijn
de uit Spanje afkomstige Amadis-romans en de
oorspronkelijk uit de derde eeuw stammende Griekse roman van Heliodorus over
de ‘eerbare, cuysche ende ghetrouwe liefde van Theagenes en Chariclea van
Ethiopien’ (in 1610 uit het Frans in het Nederlands vertaald).
| |
Reisbeschrijvingen
De beschrijvingen van de avontuurlijke zestiende- en zeventiende-eeuwse
zeereizen bevredigden de nieuwsgierigheid van de massa naar verre landen en
culturen. Het betreft meestal omgewerkte scheepsjournaals, die het dagelijks
leven op de schepen weergeven. Daarnaast | |
| |
wordt ook aandacht aan
de omgeving besteed. Deze teksten dragen het karakter van een verslag,
waarin niet zozeer de mensen, maar de belevenissen en bezienswaardigheden
centraal staan. Ze stammen uit ons taalgebied; sommige ervan werden vele
malen herdrukt. Nicolaas Geelkerck, de uitgever van Wonderlicke
Avontuer publiceerde ook het reisverhaal
Oost- ende West-Indische spiegel der 2 leste navigatien
ghedaen inden jaeren 1614-1618, daer in vertoont woort in wat
gestalt Joris van Speilbergen door de Magellanes de werelt rondom
geseylt heeft
(1619).
| |
Religieuze verhalen
Een niet te onderschatten aantal teksten in de zeventiende eeuw is
godsdienstig van aard. Een deel van deze teksten is verhalend, zoals de
zogenaamde pelgrimsliteratuur. Deze onderscheidt zich echter van de
eerdergenoemde verhalen, doordat zij allegorisch gelezen moet worden. Een
voorbeeld is Boëtius à Bolswerts
Duyfkens en Willemynkens pelgrimage tot haren beminde
binnen Jeruzalem
(1624). Deze groep heeft nauwelijks iets te maken met onze
tekst.
| |
De plaats van Wonderlicke Avontuer
De grote verschillen tussen de hier opgesomde genres tonen aan hoe vaag het
begrip ‘populair’ moet zijn waaronder ze door Buisman en anderen zijn
samengebracht. In elk geval kan moeilijk gedacht worden aan één
gemeenschappelijk publiek voor zover uiteenlopende teksten. Dit betekent dat
het aanduiden van Wonderlicke Avontuer als al of niet
populair op grond van dit vergelijkingsmateriaal alleen een nietszeggend
etiket oplevert. We kunnen ons beter beperken tot enige concrete
overeenkomsten en verschillen met de afzonderlijke tekstsoorten.
Niet één van al de teksten die we onder ogen hebben gehad, handelde (zoals
Wonderlicke Avontuer) zowel over particuliere
personen, liefde en avonturen als over actuele gebeurtenissen en werd
bovendien nog met humor en zonder moraal verteld. Daaruit kunnen we
natuurlijk niet concluderen dat een dergelijke tekst nooit heeft bestaan,
wèl dat Wonderlicke Avontuer binnen de overgeleverde
literatuur een bijzondere plaats inneemt. Is er dus niet één categorie die
alle kenmerken van onze tekst deelt, toch heeft elk van de categorieën wel
een enkel aspect ermee gemeen.
In de anekdoten treffen we de humor en de liefde aan, maar door hun
beknoptheid zijn deze verhaaltjes van vaak amper een halve pagina nauwelijks
met Wonderlicke Avontuer te vergelijken. Ook de wat
langere novellen zijn toch nog wat minder gedetailleerd uitgewerkt dan onze
tekst. Wel zijn er raakpunten op het vlak van de motieven: | |
| |
dat
een vrouw zich in mannenkleren steekt, komt ook bij Boccaccio voor. Maar de
novellen spelen zich meestal af in een zuidelijke omgeving en in een vaag
verleden. Duidelijke overeenkomsten wat betreft de verhaalmotieven zien we
in die (zeer omvangrijke) romans waarin de liefde en avonturen centraal
staan. Daarin zijn de hoofdpersonen echter vrijwel altijd prinsen en
prinsessen, die aan het hof of in een arcadische of sprookjesachtige
omgeving hun avonturen beleven. Waterbrandt en Wintergroen zijn daarentegen
gewone mensen, die zich bewegen in de nauwkeurig gelocaliseerde en
gedateerde werkelijkheid van de oorlogshandelingen in de jaren 1622-1623.
Een dergelijke realistische achtergrond vinden we natuurlijk eveneens in de
pamfletten die actuele politieke gebeurtenissen beschrijven. We hebben ook
verschillende pamfletten onder ogen gehad die over de dertigjarige oorlog
gaan. Hierin is echter weer geen sprake van een spannend verhaal met
hoofdpersonen in wie de lezer zich kan inleven, maar van een feitelijk
relaas van recente gebeurtenissen. Hetzelfde geldt eigenlijk voor
reisverhalen uit deze periode. De verre reizen en vreemde landen worden
beschreven in de vorm van een zakelijk verslag. Opvallend is, dat een
moraliserende boodschap in vrijwel geen enkele categorie ontbreekt. Wonderlicke Avontuer springt er in dat opzicht echt uit.
Verder wordt in geen enkele van de door ons bekeken teksten zo'n bijzondere
aandacht besteed aan de gevoelens van de hoofdpersonen.
Samenvattend kunnen we het volgende vaststellen: de zeventiende-eeuwse
Nederlandse lezer kende de meeste facetten van Wonderlicke
Avontuer al uit andere teksten, zodat er geen sprake geweest zal
zijn van een duidelijke doorbreking van zijn verwachtingspatroon. We moeten
bij dit alles trouwens ook niet vergeten dat er vele al of niet waar
gebeurde verhalen mondeling in omloop zullen zijn geweest. In sommige
opzichten doet ons verhaal bijvoorbeeld ook wel wat aan een sprookje denken.
Bij alle overeenkomsten is het echter toch niet onwaarschijnlijk dat de
lezer uit 1624 deze speciale combinatie van eigenschappen nog niet eerder
had aangetroffen.
| |
Literatuur
Een alfabetische lijst van verhalend proza geeft J. Buisman Fzn., Populaire proza-schrijvers van 1600-1815. Het
literair-historische handboek met de meeste aandacht voor het
zeventiende-eeuwse proza is J. te Winkel, Ontwikkelingsgang der
Nederlandsche letterkunde, deel 4. Een breed opgezet, maar
onbetrouwbaar overzicht van ‘populaire literatuur’ vindt men in het oudere
werk van G.D.J. Schotel, Vaderlandsche volksboeken en
volkssprookjes van de vroegste tijden tot het einde der 18e eeuw.
L. Debaene, De Nederlandse volksboeken behandelt t
ontstaan en geschiedenis van de prozaromans. Het artikel van E.K. Grootes,
‘De bestudering van populaire literatuur uit de zeventiende eeuw’ biedt een
inleiding tot het onderzoek op dit terrein.
|
|