vertelde geschiedenis gaat, geheel of gedeeltelijk fictie. Dat blijkt uit het
feit dat de verteller dingen weet die niet bekend kunnen zijn aan Waterbrandt of
Wintergroen, zoals de innerlijke overwegingen van de ‘Generael
van de Krabaten’ (r. 702 e.v.) of de door hen niet gehoorde
woorden van de schipper in r. 1062-64. Het is niet geheel uitgesloten dat aan
Wonderlicke Avontuer waar gebeurde belevenissen ten
grondslag liggen, maar ze zijn in elk geval omgewerkt tot een verhaal. En dat
verhaal lijkt te behoren tot hetzelfde genre als de Franse sentimentele romans
uit een iets eerdere periode, op grond van opvallende overeenkomsten in stof,
motieven en aanpak. Deze overeenkomsten kunnen toevallig zijn, of het gevolg van
invloed van één of meer Franse voorbeelden. Om dat laatste vast te stellen is
onderzoek nodig naar de afzonderlijke Franse romans uit deze categorie, een
onderzoek dat in het kader van de voorbereiding van deze uitgave niet verricht
kon worden.
Uit de geraadpleegde studies over de Franse roman valt op te maken dat er naast
de bovengenoemde overeenkomsten ook verschillen zijn. Deze betreffen in ieder
geval de stijl: het taalgebruik in deze romans is zeer geaffecteerd; wel zonder
klassieke geleerdheid, maar met precieuze wendingen vol metaforen en gezochte
vergelijkingen. Gedichten en brieven onderbreken geregeld de loop van het
verhaal. De ‘roman sentimental’ kon zo fungeren als handleiding voor elegante
manieren en gecultiveerde taal. In Wonderlicke Avontuer
ontbreekt een dergelijke mate van gekunsteldheid. Hoewel de stijl niet zonder
enig raffinement is, is de verhaaltrant toch overwegend eenvoudig.
Alles bijeengenomen constateren we dus duidelijke verschillen in toon, en
duidelijke overeenkomsten in motieven en situering. Het is niet uitgesloten dat
de schrijver van Wonderlicke Avontuer zich door de lectuur van
dit soort Franse teksten heeft laten inspireren, al valt nog niet te zeggen of
een bepaalde roman als model gediend kan hebben. Hierbij moet overigens wel in
aanmerking genomen worden, dat de meeste van deze Franse romans vele malen
omvangrijker zijn dan dit Nederlandse verhaal.
Maar kon de anonieme Nederlandse auteur, of konden zijn lezers, op de hoogte zijn
van deze Franse teksten? Deze vraag kan ondubbelzinnig bevestigend beantwoord
worden. Er is uit 1609 een magazijn-catalogus van Franstalige boeken bewaard
gebleven van de belangrijke Amsterdamse boekverkoper Cornelis Claesz. En daarin
wordt een hele serie titels opgesomd die tot de besproken categorie behoren,
zoals Les Chastes & Infortunées Amours de Baron de l'Espine
& de Lucrece de la Prade (1598) of Le triomphe de
la Constance, où sont descrites les Amours de Cloridon & de
Melliflore (1605). In de inventaris van de boekwinkel van Jan Jansz. Orlers te Leiden uit 1623 tref-