WFH-Verzamelkrant. Jaargang 1(1991)– [tijdschrift] WFH-verzamelkrant– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 16] [p. 16] Portret van den dichter Een hoofd, bijna alleen maar in staat Op hol te brengen het hoofd Van de vrouw die hem onverschillig laat Hoofd, misschien niet hol, maar dikwijls op hol. Mond kinderlijk maar wreed; ‘gekweld’ gelaat. Oogen in oogspleten als wonden Gespuwd als groene etterspatten. Oogen, het beste geschikt om te sluiten In een houten gewelf, onder zwarte kluiten Ooren, die als kinkhorens suizen Of ritselen als een nacht vol muizen. Hij hoort geluiden uit alle huizen En in 't lieflijkst plantsoen de riolen ruischen Armen, lang genoeg om om middels te leggen Van vrouwen, als er niets meer valt uit te leggen. Armen, lang genoeg, opdat hij zijn handen, Zonder spierkramp te krijgen aan de zon kan branden. Handen, 't meest op hun gemak in zijn haren Met vingers om veel in boeken te blaadren; Vingers met veel aanleg om vrouwenborsten Te streelen en sigaretten te rollen. Zijn lichaam, trotsch, want te stijf om te bukken, Te groot om - zelfs knielend - een weibloem te plukken Maar topzwaar genoeg om in zee om te vallen Op een strand vol schelpgruis, vogellijken en kwallen. Willem Frederik Hermans (Ongepubliceerd) Vorige Volgende