tusschen een Angorakonijn en een Vlaamsch reuzenkonijn, tusschen een hazewind en een dashond, enz. Deze vergelijking evenwel gaat niet op: de twee olifanten zijn verschillende soorten, die zelfs tot verschillende geslachten (Loxodonta en Elephas) gerekend worden, terwijl de beschouwde konijnen rassen der soort ‘konijn’ en de beschouwde honden rassen der soort ‘hond’ zijn!
Schrijver wijdt de grootere erfelijke veranderlijkheid der gekweekte organismen aan een rechtstreekschen invloed der domesticatie: een verandering der levenswijze die de samenstelling van weefsels en bloed en de werking der klieren beïnvloedt, hetgeen zich uit in een vermeerderd optreden der mutaties (veranderingen van het erfgoed). Daarvan is evenwel niets bewezen!
Het probleem der veranderlijkheid der gekweekte soorten is tweevoudig:
1. Het voorkomen van een grooter aantal zeer verschillende rassen is een gevolg der kunstmatige teeltkeuze, die meestal zeer eenzijdig op uiterste vormen heeft uitgelezen.
2. In den kweek treden wellicht niet meer mutaties op dan in het wild, maar in den kweek blijven er meer mutaties in het leven omdat de streng natuurlijke teeltkeuze uitgeschakeld is.
Schrijver doet opmerken, dat er in een gemengde bevolking meer Noordsche typen onder de mannen, en meer Alpine typen onder de vrouwen blijken voor te komen. Hij geeft daarvan een verklaring, die wij niet kunnen onderschrijven: het Noordras zou meer gedifferentieerd, als het ware verder geëvolueerd zijn dan het Alpine. Welnu, de mannelijke individuën van een diersoort zouden meer gedifferentieerd zijn dan de vrouwelijke, meer karakteristiek voor de soort. Het zou ons dus niet moeten verwonderen, dat de vrouw, die minder uitgesproken soortkenmerken draagt, soms den indruk verwekt tot een meer gedifferentieerd ras te behooren. Deze stelling is een mooi voorbeeld van verwarring tusschen de begrippen ras en constitutie. Wanneer de vrouw meer gelijkenis met het Alpine type blijkt te vertoonen, dan is dit zuiveruit een kwestie van geslachtelijke constitutie, die iets anders is dan de systematische typeering. Trouwens, het is ook niet onwaarschijnlijk, dat het z.g. Alpine ras eigenlijk geen ras doch een constitutietype is.
Laten wij ook nog wijzen op verkeerde termen zooals klimaterisch voor klimatisch, tropikaal voor tropisch, quaternair voor quartair.
Daarom moeten wij tegen het boekje voorbehoud maken.
Ir. J.E. de Langhe