Westland. Jaargang 2
(1943-1944)– [tijdschrift] Westland–Vlaamsch-Fransche letterenMax ElskampTot voor enkele jaren nog werden onze Vlaamsch-Fransche dichters als volksvreemde kunstenaars uit het Vlaamsche Pantheon geweerd en naar het verderfelijke Zuiden teruggewezen waar, naar onze bonzen hier beweerden, hunne kunst thuis hoorde. Bij onze zuiderburen echter, voelde men instinctmatig aan dat dichters zooals een Emiel Verhaeren, of een Charles van Lerberghe, alhoewel ze in het Fransch schreven, niet tot de Fransche dichtkunst behoorden, maar wel tot het Noorden. In hun kunst zijn deze dichters inderdaad van top tot teen Vlamingen gebleven die in feite hun | |
[pagina 302]
| |
Vlaamsche zijn en wezen in Fransche verzen hebben gezongen alléén maar omdat ze het niet anders konden, en niet omdat ze de taal hunner vaderen hadden versmaad. Wie zou ooit het drama van deze dichters tot de schrijnendste smart hunner dichterlijke onbeholpenheden hebben kunnen doorpeilen, zooals deze ons zoo tragisch wordt blootgelegd in een brief van Max Elskamp aan zijn vriend Henry van de Velde, waarin deze Franschtalige Antwerpsche dichter schrijft: ‘Il faut croire que j'écris trop au nord pour làbas (Frankrijk), puisqu'ici on a été très bien pour moi. Je regrette amèrement de ne savoir le flamand; c'était la langue qu'il m'aurait fallu, puisque le Belge n'existe point! J'étais en si bon travail et me voici bêtement découragé: car je doute horriblement de ma forme et tout vers selon moi m'apparaît à présent avec une faute française au bout, en d'autres termes, je ne puis travailler, car je ne suis plus sûr d'avoir une langue!... In het piëteitvolle boekje aan de poëtische vorming van zijn boezemvriend Max Elskamp gewijdGa naar voetnoot(1) toont ons Prof. Henry van de Velde hoe deze dichter van zijn jongelingsjaren af was verrast en bekoord geweest ‘door de kleur en aangetrokken tot het eigenaardige rhythme van de taal van het Antwerpsche straatjesvolk’. Van dan af, getuigt Prof. Henry van de Velde, onthield en verzamelde hij pittige en beeldrijke Antwerpsche uitdrukkingen, als zij maar oorspronkelijk waren en ontdaan van allen eerbied of van een smakelijke en vranke platheid. ‘Op dit oogenblik, dat hij zich een vorm heeft eigen gemaakt,’ gaat Prof. Henry van de Velde voort, ‘die door een heelen boel kunstige geledingen verwant is aan den vorm van de Vlaamsche volksliederen, beleeft hij eensklaps de openbaring van de treffende naïviteit van hun thema's en van hun aanbiddelijken cadans, die met al deze lettergrepen speelt zooals de beiaard met de klokken’. Heel de dichtkunst van Max Elskamp is inderdaad doorweven van Vlaamsch geaarde uitdrukkingen en zinswendingen, die ze als een zangerig-naïeve, en toch zoo precieus-gekunstelde transpositie maken van de Vlaamsche psyche, vooral in hetgeen deze aan mystieke volksche intensiteit bezit. Laat het ons trouwens niet vergeten dat Max Elskamp onder de meest vooraanstaande Antwerpsche folkloristen dient gerekend te worden, ja, dat hij zelfs de stichter is geweest van het Antwerpsch Museum voor Folklore. Onder zijn werken moeten we insgelijks ‘Les Commentaires et l'Idéographie du Jeu de Loto dans les Flandres, suivi d'un Glossaire’ (1914) vermelden, alsook twee dichtbundels die rechtstreeks onder het teeken van de Antwerpsche folklore staan: ‘La Chanson de la rue St. Paul’ (1921) en ‘Les Sept Notre-Dames des plus beaux Métiers’ (1928). Wij bekennen dan ook niet te begrijpen hoe een anonieme kronijkschrijver van ‘Laagland’ (Nr. van 27 | |
[pagina 303]
| |
November 1943) het heeft durven te schrijven dat Max Elskamp ‘een verstokte Vlaamsch-hater was, die slechts misprijzen kende voor zijn volks- en stadsgenooten en als een ontwortelde dient beschouwd te worden’. We willen hier dan ook met vreugde het bijna simultaan verschijnen van twee Vlaamsche essays over het leven en het werk van Max Elskamp begroeten. Het eerste is het boekje van Prof. Henry van de Velde dat we hier reeds meerdere malen hebben geciteerd en waarvan we de documentaire waarde nooit hoog genoeg zullen kunnen schatten. Het tweede is een korte studie van den Antwerpschen polygraaf Jan de SchuyterGa naar voetnoot(1) die helaas maar al te weinig aarde aan den dijk brengt. Jan de Schuyter heeft zijn taak louter anecdotisch opgevat, zoodat zijn werkje eerder primair aandoet en ons in niets, noch in de dichtkunst, noch in het drama van Max Elskamp's diepere wezen inwijdt. Jan de Schuyter logenstraft in weerwil insgelijks op de schitterendste wijze de bewering alsof Max Elskamp steeds als een volksvreemde zonderlinge figuur te Antwerpen zou geleefd en gewerkt hebben. De studie van Jan de Schuyter is aangevuld met twee gedichten en drie brieven, onuitgegeven werk van den dichter, die aan zijn al te summair werkje een blijvende waarde zullen geven. Een houtsnede van Max Elskamp, want deze dichter was insgelijks een uitstekende xylograaf, verlucht dit boekje dat een luxe-uitgave beweert te zijn, maar dat helaas ten slotte niets meer dan een pretentieus en smakeloos prutswerk is. |
|