Westland. Jaargang 2(1943-1944)– [tijdschrift] Westland– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 259] [p. 259] Ernest Michel Doorbraak I. Spreekt, en zegt dit aan de blinden: God is Waarheid. - Wie zal Hem vinden? Er is een zwaard gevlogen uit de schede van Versail', een zwaard gevlogen, een zwaard, een zwaard gehandvest in de hand. De hand is van een held, een heer, een heir, een vlam, een visioenair, een gram Germaan, geen onderdaan, een man, een moed, een hart, een gloed, een man, zooals een moeder geven kan. O, Moeder der Germanen, o moederband, o moederland, er is een zwaard gevlogen om uw heupen! Ruk met het geluk vooruit! Uw kinderen zijn reuzen. Reuzen rijzen om te richten en te rechten de goeden en de slechten. Spreekt, en zegt dit aan de blinden: God is Waarheid. - Wie zal Hem vinden? Daar komt een aangestormd, een stormende reus, een enorme honger op ontzaglijke voeten - een storm is zijn mond, een heele hemel zijn geheugen - om recht te spreken waartegen niemand meer kan smeeken. [pagina 260] [p. 260] II. Spreekt, en zegt dit aan de blinden: uw eigen wolf gaat u nu verslinden. Gij zegt in uw waan van den Germaan: ‘Barbaar is hij die uit het Oosten komt’. En aan dit woord wilt gij u warmen. Maar misschien is hij het die de armen van den geest vertroosten komt... (Ja, roept nu, steenigt met uw joodsch gegil) God neemt het werktuig van zijn wrake waar Hij wil. Uit dood het léven, uit bloed weer melk voor de kindertjes. Uit ‘heidendom’ een heldendom, en uit het jonge hout een nieuwe luit, zoo klinkt het goddelijk besluit van Hem die hemel en aarde schiep den dag dat deze held, ook déze held nog in de openbaring sliep. III. Spreekt, en zegt dit aan de blinden die geen waarheid willen vinden: leugen aan leugen hebt gij u aaneen voorspeld, maar al uw haren en al uw streken zijn geteld, en met geen leugen is uw leugen meer te sussen. Heil den held. Waar is hij? Dat ik hem het voorhoofd kusse die zegt wat recht is en de waarheid brengt, dien gij ‘barbaar’ verdoemt, dien hoogen adelaar, dien goddelijken hoon, dien koninklijken volkszoon. Malden, Lente 1940 (Uit den bundel ‘Het blonde Bloed’, ter perse bij ‘Steenlandt’, Brussel.) Vorige Volgende