Westland. Jaargang 2(1943-1944)– [tijdschrift] Westland– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Staf van der Loo Wederkeer Hij kleft de treden op met zware schoenen, en vindt de deur in opgewonden spoed, waarachter, gretig naar zijn zotte zoenen, de kindren kraaien tot men opendoet. Z'herkenden hem wel aan zijn ruwe schreden, roepen op moeder, die al oop'nen gaat: plots slaakt de jongste zijn begroetingskreten, en juichend grijpt hem vadertje-soldaat. En wijl hij, beide kindren op de armen nemend, zijn vrouw ziet, die nog stil te wachten staat, belijden hem haar oogen, vreugde weenend, gods zegen, die haar schoot weer bloeien laat. En kust haar dan, maar kust in haar het kind, en lacht maar, wetend dat zij zwanger is, waar in zijn borst zijn drieste dank bezinkt tot spraakloosheid bij die erkentenis. - Zoo zint hij 'n wijle. Zoekt dan door de gangen, en tert de kamer in tot bij het raam; en prevelt voor zich uit, door hoop bevangen, de trouwe klanken van een dierbren naam uit zijn geslacht, dat oud is en gedegen, - waarin de trots ligt van zijn bloed dat bruist; doch aarzelt nog, om zijn geluk verlegen, schuwend den droom, die langs zijn slapen ruischt... Vorige Volgende