Westland. Jaargang 2(1943-1944)– [tijdschrift] Westland– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 145] [p. 145] J.L. de Belder Avond Een laatste zonnestraal brengt weemoed in de kamer. Ik denk aan U terwijl een vallend blad dat nog wat gouden licht te dragen had mij kalmer maakt en stiller en eenzamer. Een verre stem zingt slepend op de hoeve waar honden blaffen naar de vroege maan. Ik weet niet of ik blijde ben of droever dan ik nu ben, zal slapen gaan. Dan komt de deemstering, de avond en de stilte. Wij zijn vergaderd om het kaarge maal. De duisternis is dra doordrenkt van kilte. Ik denk aan U terwijl ik ademhaal en luister naar het rijden van een laat gespan dat steeds nabij komt, maar dan op gaat houden. Ik denk aan U. Want gij zijt beter dan de maneschijn over de verre wouden die ruischen nu de avond werd volkomen. Ben ik tevreden? Dra vind ik den slaap en de vergetelheid en kalme droomen. Ik weet dat gij door al mijn droomen gaat. Vorige Volgende