in het zilver van uw mond gebannen
en in het edel vleesch van uw gelaat
verstart uw luchtig denken,
vreemd en onaanroerbaar bloeien
van bloesem op beijsde ruit.
Het is opvallend hoe bijna het geheele werk van Verbeeck meer intellectueel dan poëtisch genot verschaft. Of laat ik liever zeggen dat het poëtische bij hem niet rechtstreeks genietbaar is, dat zijn verzen vooral een verstandelijke benadering vergen. De hermetische en plastische elementen van het expressionisme hebben Verbeeck m.i. niet positief, doch wel negatief beïnvloed, in zooverre zij een poëtische evolutie hebben belet, waarbij het expressionistische materiaal aangewend wordt tot het scheppen van een neoclassisch vers met een verhoogde muzikaliteit en een subtieler plastiek. Zonder twijfel wilde van Ostaijen dit bereiken. Een voorbeeld van een dergelijke evolutie kan men t.a. bij Marsman vinden, die het na zijn expressionistische experimenten gedeeltelijk in ‘Paradise Regained’, in ‘Porta Nigra’ en ‘Tempel en Kruis’ tot een neo-classieke compositie bracht.
Het is ook haast onbegrijpelijk hoe een dichter met een onmiskenbaren poëtischen tastzin als Verbeeck de volgende woordkoppelingen kan neerschrijven: slingerplantenteederheden, moederstroomenschoot, stortbeekbeenen, springfonteinenkracht. Verbeeck is, ik zei het reeds, in de vormgeving van het subtiele samen met Buckinx de sterkste vertegenwoordiger in onze huidige dichtkunst. Gedichten als ‘Februari heb ik immer bemind’, ‘Ik ben een jong wild dier geweest’, ‘Zingende Vrouw’ en ‘Het Inwendig Rijk’ zijn in dit verband van een blijvende beteekenis. Ik hoop dan ook, dat Verbeeck ons in de toekomst verzen zal schenken, waarin hij op een nog meer doordringende wijze zal verwezenlijken wat hij eens zelf over Ruusbroec schreef:
O wonderbare minnaar, die uit hun maten en gewichten
de menschen en de dingen heft zonder ontwrichten.
Henri Bruning's in ‘Voorspel’ deels uit vroegere bundels verzamelde, deels nieuwe gedichten laten ons toe, zijn evolutie als dichter na te gaan en te waardeeren. Bruning is een idealistisch dichter met een edelen levenszin, een intelligenten kijk op de dingen en een uiterst gevoelig temperament. Als idealist was hij met Ernst Voorhoeve een van de eerste volgelingen van het Verdinaso in Nederland. Als katholiek auteur is hij bovendien, evenals zijn te vroeg gestorven broeder, de criticus Gerard Bruning, een verbeten voorvechter van de zuivere Roomsch-christelijke levensidee. Meer dan zijn pamflettair en critisch werk getuigen zijn gedichten van een groote oorspronkelijkheid. Tusschen de expressionistische verzen zijn er enkele die de aandacht verdienen om hun distinctie en