1 | Noemt U het hoogmoed, Heer, de behoefte die hij had leerlingen te vormen - wanneer ze slechts naar hun verstand werden gekozen? |
2 | Ik heb Meesters gekend die de hunne slechts kozen omdat ze gedwee waren - anderen slechts uit sympathie en wie weet waar deze mocht eindigen. |
3 | Maar, Heer, het is noodig dat we met de grootste aandacht de middens zouden voorbereiden waarin weerklank te vinden, - hoe zouden we zooniet den zang kunnen aanheffen voor denwelke we geschapen werden? |
4 | Ik zal ze in mijn boek vermelden opdat men ze niet zou vergeten, - enkele onder hen zijn te mooie verwezenlijkingen, die niets van 't loutere toeval hebben. |
5 | Ik heb ze, gedurende jaren en jaren van zorgen, gepolijst - gedurende jaren heb ik over hun eenzaamheid gewaakt. |
6 | Bij de ochtendstonden ging ik me steeds bij hen vervoegen om hun droomen te kennen - en 's avonds om te hooren hoe ze mochten bidden. |
7 | Ik bespiedde den afgunst die ze d'een voor d'ander zouden hebben, - alsook het uur waar ze zich voor het eerst met zichzelf zullen meenen te mogen vergenoegen. |
8 | Maar ze waren te vol van zichzelf en van mij om zich over U te kunnen buigen, Heer, - ze waren steeds verdiept in de lectuur van geestelijke boeken. |
9 | Meer echter om te weten en te lezen - dan om U te aanbidden volgens de vereischten der liturgie. |
10 | Ik heb hun gezegd: het is niet om mij dat U zich in schoonheid moet opwerken - het is niet voor mij dat U uw boeken moet schrijven. |
11 | Misschien heb ik toen wel vreugde gehad - maar het was een abdicatie. |
12 | Enkelen hebben begrepen, maar anderen zijn weggegaan - slechts de meest geliefden onder hen zijn bij mij gebleven. |
13 | Wanneer hun boeken zullen voleindigd zijn, kijkt dan niet naar den lof dien ze me toezwaaien, Heer - ik heb niet verraden. |
14 | Ze hebben zich opgewerkt omdat ze uw Gratie hebben ontvangen - van degenen die U tot de waanzinnigheid toe liefhebben, ben ik de echte meester niet. |
15 | Ik heb getracht ze over deze wegen te doen schrijden - maar kon ik hen de ontroering brengen? |
16 | Destijds waren ze beladen met relikwieën en met wervels - maar alles hebben ze weggeworpen want hun eigen wervelbeenen sidderden van de liefde. |
17 | Destijds waren ze vol misprijzing voor hun vleesch; en thans zijn z'er vol van, - want hun vleesch is van liefde doordrenkt. |