Westland. Jaargang 2(1943-1944)– [tijdschrift] Westland– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 81] [p. 81] Jan van den Weghe Ballade (Vroeg in den dagheraedt, de schoone gaet ontbinden, Den gouden blonden tros, citroenlich van coleur,...) (G.A. Bredero) Een ridder reed de wereld rond op zoek naar avonturen; na duizend en één reizen vond hij Venusberg. De vuren geleidden zingend hem door 't bosch. Hij spotte met de goden. Hol klonk de hoefslag van zijn ros boven het rijk der dooden. Vrouw Venus - liefdekoningin - temidden bruine maagden, de zoete heks, zoo licht van zin, die 't mansvolk steeds behaagde verwelkomde den eedlen gast. Hij leefde zeven jaren in minnespel en schooner was 't dan 't Walhall' der barbaren. Toen ging hij voor Vrouw Venus staan en sprak: ‘O zoete Vrouwe, geef oorlof, laat mij reizen gaan. Het Leven roept. 'k Wil trouwen’. Zij schonk hem de allerjongste bruid en aller maagden lusten. Zij deed haar rozen mantel uit en lei zich naakt ter ruste. Zij lokte hem met godlijk spel. - Hij dekte hare leden -. ‘Ik wil niet branden in de hel. Ik vaar ter heilge stede. 'k Moet boeten, daar een maagd mij wacht zoo zuiverlijk van zinnen’. Zij vloekte. Klokslag middernacht zou hij zijn tocht beginnen. [pagina 82] [p. 82] Vrouw Venus scheurde woest haar kleed. De ridder reed naar Rome. De Paus Urbaan was vroom en wreed. Nauw' biddend aangekomen begaf de pelgrim zich ter kerk en biechtte zijne zonden. Urbaan sprak: ‘God is goed en sterk en veel heeft Hij ontbonden, Maar tot mijn gouden bisschopsstaf zal groene blaren dragen zult gij - als uw verdiende straf - vergeefs vergif'nis vragen’. De pauselijke straf woog zwaar en de arme ridder zeide: ‘Voor boete vraag ik slechts één jaar, maar wil mijn ziel bevrijden’. Urbaan ging zitten op zijn troon en liet den ridder smeeken. Maar deze vloekte de geboôn, reed over hage' en beken spoorslags naar Venusberg en lag weer bij zijn zoete vrouwe. Haar roode mond was liefde en lach, weer wist zij hem te brouwen uit dauw en zon den godendrank. Maar zie ten derden dage begon de bisschopsstaf - Goddank - reeds 't eerste groen te dragen. Het wonder vloog door stad en land. Urbaan zond zijn zoeaven. Laudamus te! Want Godes hand verlost de zondenslaven. Maar niemand vond den ridder meer. In Venusberg - het blijde - blijft hij Vrouw Venus' lief en heer tot 't einde van de tijden. Daar speelt hij 't schoonste liefdespel, wijl de aardsche vuren zingen, tot God hem opneemt in de hel of bij zijn hemelingen. Vorige Volgende