Westland. Jaargang 2
(1943-1944)– [tijdschrift] Westland–
[pagina 75]
| |
Prof. Dr. Rob. van Roosbroeck
| |
[pagina 76]
| |
boren Duitschland ontving, bleef het voor de Versailles-mogendheden een taak van verweer, tegen den man, die ontwrichten zou wat hun macht en voordeel was, op te treden. Vandaar de eerste reactie van de Europeesche mogendheden nadat de Führer aan het bewind kwam: verzamelen!, alle Genève-krachten tot eenheid brengen, hangende geschillen vereenvoudigen, oplossen en anderzijds aan Duitschland voor de zooveelste maal bekend maken, dat men niets tegen Duitschland wilde ondernemen, maar integendeel den vrede dienen, waarbij dient overwogen te worden dat deze vrede, de vrede van Versailles was. Van 1933 tot 1940 loopt de periode die de auteur in dit boek beschrijft. Het is voorwaar een bewogen periode. Als wij bedenken dat in die zeven jaar diplomatie van Versailles niets is overgebleven; als wij bedenken dat van de financieele en moreel-politieke beperkingen aan Duitschland opgelegd, geen spoor is terug te vinden, dan kunnen wij ons allicht voorstellen dat de invloed van Hitler op het diplomatiek terrein zeer groot is geweest en dat de gebeurde feiten ten volle de aandacht verdienen die de schrijver hun geeft. De auteur beklemtoont in de eerste plaats den vredeswil van Duitschland en anderzijds de pogingen die werden ondernomen om dien vredeswil in realiteit om te zetten. Schrijver belicht de ware ontwapeningspolitiek van Duitschland en de negatieve reacties van de mogendheden waardoor Duitschland ook tot een reëele bewapening overging. Verder wordt vooral in het Europeesch kader het geheel van middelen besproken, dat door Londen en Parijs werd aangewend om elke poging tot reveil, welke Hitler ondernam in een hatelijk daglicht te stellen, ten einde in Europa reacties op te roepen, die a priori tegen Duitschland waren gericht. De schrijver houdt hierbij twee omstandigheden op het oog: eenerzijds de loutere politieke ontwikkeling der dingen, de opeenvolging van congressen, allianties, enz., daarnaast de ontwikkeling in ideologischen zin, t.t.z. den invloed, welke de onderscheiden staatkundige opvattingen in Europa hebben uitgeoefend. Laten wij nu in breede lijnen die diplomatieke ontwikkeling beschouwen. Het boek wordt in vier hoofddeelen gescheiden, hoofddeelen die overeenstemmen met de phasen, welke de diplomatie van Duitschland heeft gekend. Vooreerst een phase van afweer tegen de omsingelingspogingen welke tegen Duitschland werden ingezet en die in de ideologie van Stresa zullen uitmonden; afweer die zijn verloop krijgt in de Volkerenbondszaal te Genève waar Duitschland, dadelijk merkend dat ten slotte het heele proces van de ontwapening een dubbelzinnig proces is, een oneerlijk tooneel waarin Duitschland de bedrogene zal zijn, zich terug trekt uit den Volkerenbond en door zijn alliantie met Polen zijn aanzien in het Oosten beveiligt, omdat ten slotte de mogelijkheid van den overval in het Westen moet worden gezocht. | |
[pagina 77]
| |
Een tweede deel, getiteld ‘Om de militaire souvereiniteit’, behandelt de reeks van besprekingen en onderhandelingen die in verband met het instellen van den legerdienst in Duitschland zijn gepaard gegaan. Na het terug verwerven van het Saargebied is de ontstemming bij de democratische mogendheden zoo groot dat in Frankrijk, in Italië, en ook in Rusland verklaringen worden afgelegd in verband met nieuwe bewapening. Deze bewapening van de vroeger zegevierende mogendheden houdt stellig verband met de plannen tot omsingeling, die later een meer duidelijken vorm zullen aannemen. Als reactie op dezen bewapeningsdrang volgt de beslissing van 16 Maart 1935 waarbij Duitschland terug de weerplicht invoert en meteen het instrument in handen krijgt waardoor het in de toekomst zijn politieke macht zal opbouwen. Reacties op deze ‘fait accompli politiek’ geschieden dan door de besprekingen van Genève en van Stresa. Te Genève bepaalde men zich tot resoluties, die door de constructie van Genève zelf platonisch bleven. Te Stresa werd echter een pact ontworpen, waardoor Engeland, Frankrijk, en Italië als nieuwe controleurs over Midden-Europa werden aangesteld en waarbij zelfs de mogelijkheid van een Russische inschakeling werd overwogen. De beslissingen van Stresa zouden voor de Europeesche politiek toch een zeer gevaarlijke wending hebben kunnen nemen, indien daar niet het Abessinisch conflict ware opgerezen, conflict dat de verhoudingen in Europa op een geweldige wijze heeft veranderd. In die spanningsvolle dagen wordt inderdaad het bondgenootschap tusschen Duitschland en Italië geboren uit den kamp der sancties. Engeland verdedigde in de Middellandsche zee zijn hegemonie en trachtte geheel Europa door de aanvaarding van de sanctievoorstellen met zich te lokken. Duitschland, dat het recht van Italië inzag heeft aan die sanctievoorstellen geen gevolg gegeven en het was wel het Duitsche voorbeeld, dat andere staten in Europa er toe bracht zich ook ver van deze sanctiepolitiek te houden. Het bondgenootschap Duitschland-Italië wordt dan de inzet van die grootscheepsche Europeesche politiek, die dra door Japan om ideologische redenen zal worden bijgetreden. Tijdens de spanning Italië-Engeland voltrok zich dan als antwoord op het Fransch-Russisch bondgenootschap, de breuk van Locarno! De derde phase breekt aan: opnieuw groote mogendheid! 7 Maart 1936: Duitschland dat zich bedreigd acht door het Russisch-Fransch akkoord en dat de bepalingen van het Locarno-pact niet meer kan aanvaarden, omdat ze geen veiligheid meer waarborgen, bezet terug het gansche Duitsch gebied met zijn weermacht. De Duitsche gebieden die het dus vroeger aan zijn legers had onthouden worden nu terug betreden. De reacties hierop zijn tweeërlei. Engeland, dat op dat oogenblik zelf moeilijkheden heeft in Abessinië, is voorloopig aan deze zaak niet zeer geïnteresseerd en is reeds zeer tevreden als het een vlootakkoord met Duitschland kan afsluiten, waardoor ten minste zijn belangen gewaarborgd zijn. | |
[pagina 78]
| |
Frankrijk integendeel acht zich het meest bedreigd door de breuk van Locarno en denkt alleen aan het nemen van militaire strafmaatregelen, die Duitschland tot de orde moeten roepen. Hier teekent zich een eerste verwijdering tusschen de Fransche en Engelsche politieke inzichten af. Zeker is het, dat, nu Duitschland terug zijn aanzien verworven heeft met zijn legermacht en met de volledige souvereiniteit over zijn gebied, het zich als grootmogendheid doet gelden; en wanneer de plannen opduiken van West- en Oostpact, plannen die ten slotte nooit rekening willen houden met het voldongen feit van het Duitsche rechtsherstel, dan zal Duitschland die afwijzen zoo lang men niet het Duitsche ‘zijn’, de Duitsche werkelijkheid als een feit aanvaardt. Nu breekt het oogenblik aan dat voor de Duitsche politiek beslissend is: de aanval op het Versailles-pact is ingezet; Duitschland zal al de rechten, die het door Versailles verloor, terug, opvorderen en wat meer is, het zal bij zijn buurstaten en bij zijn vroegere vijanden zelf instemming oogsten voor deze politiek. Inderdaad, het ontstaan van een nieuwe militaire macht in Europa, en nog wel in Midden-Europa, heeft daar de verhoudingen gewijzigd. De Klein-Entente voelt zich verzwakt en bedreigd en gaat langzamerhand in ontbinding. Italië lost zijn toezicht over Hongarije en Oostenrijk, waardoor voor het Rijk de Anschluss-politiek en de samenwerking met Hongarije wordt mogelijk gemaakt, terwijl Italië zijn invloeden op den Balkan doorzet met als gevolg dat ook de Balkanbond zich stilaan losser ontwikkelt. De Spaansche burgeroorlog breekt uit. Duidelijk wordt de scheiding in Europa tusschen de staten die zich rond het orde-principe en deze, die zich rond het democratische principe zullen opstellen. Gevolg hiervan is, dat meer dan ooit Italië en Duitschland de ideologische gemeenschap aanvoelen en dat hierdoor de ‘as’ wordt geboren. De tijd is nu daar voor een nieuwe ontwikkeling. Met den Anschluss, die Europa weer even op zijn grondvesten doet beven, omdat weer Versailles een deuk heeft gekregen, met de bevrijding van het Sudetenland, waardoor Duitschland zijn volksche principes vastlegt en ook in practijk omzet, is de tijd van Europeesche overeenkomst mogelijk geworden. Inderdaad, het verzet van Frankrijk en Engeland luwt, echter niet uit overwegingen van gemeenschappelijke vredespolitiek, maar uit overwegingen van militairen aard. Het oogenblik van Groot-Duitschland is geboren. Groot-Duitschland is het vierde deel van dit werk. Dit gedeelte wordt ingezet met de belangrijke besprekingen die te München, Godesberg, eindelijk te Parijs een aera van Europeeschen vrede aankondigden en tevens bevestigden dat tusschen Duitschland en Frankrijk geen oorlog meer zou plaats hebben. Er bleven alleszins, spijts die verklaringen, nog enkele problemen op te lossen; zoo was daar het vraagstuk van de Duitsche oostgrens. Duitschland wenschte in het Oosten geen nieuwe gebieden, doch wenschte vrede voor zijn bevolking, eischte vooral vrede voor | |
[pagina 79]
| |
de bevolking die eens in het Duitsche gebied woonde en door de economische politiek van Versailles bij Polen was ingelijfd geworden. Het was een vraagstuk, dat op zichzelf op te lossen was door innige verstandhouding, maar dat onoplosbaar zou blijven, zoo lang Polen zelf een nieuwe Oosten-politiek wilde inzetten. Polen had zich weer in de rij der Versailles-staten ingeschakeld, bleef weerbarstig, werd door de mogendheden Frankrijk en Engeland in zijn oppositie gesteund en dacht er aan een nieuwe coalitie van staten op te roepen, die tegen Duitschland gericht, in het Oosten een bolwerk zouden gevormd hebben. In dit verband werd Duitschland genoodzaakt een stroevere houding aan te nemen, en te voorkomen dat een omsingeling tot werkelijkheid zou worden. Memel, Bohemen, Moravië kwamen bij het Rijk in de Maartmaand 1939 terwijl Polen, in April van dit jaar nog door een Engelsche waarborg-verklaring gesteund, weigerde gevolg te geven aan de wenschen welke Duitschland stelde. Die desiderata waren nochtans niet te hoog: men vergde de erkenning van het recht der Duitsche minderheden, een goede behandeling voor deze minderheden, de bevestiging van het Duitsche karakter van Danzig en een regeling van het verkeer door den Poolschen corridor. Geen dier vraagstukken werd door Polen op een redelijke wijze behandeld en alle werden slechts beantwoord door een nog scherper optreden tegen de Duitsche minderheden in het Poolsch gebied. Zoo is ten slotte de oorlog gegroeid en is de tegenstelling in Europa klaar en scherp geformuleerd geworden. Duitschland ijvert voor de nationaalsocialistische orde in zijn gebieden, de democratische mogendheden vechten voor het behoud van hun hegemonie en voor het bestendigen van een verdrukking, die Europa in den geest van Versailles gevangen houdt.
Aldus in groote lijnen de inhoud van dit belangwekkende werk. Wat ons bij de lezing van dit overzicht treft is de rustige toon, waarin het gehouden is. Nergens wordt de kalmte van het vertoog gebroken, nergens een bewering die niet door dokumenten te staven is. Een polemische toon wordt nooit aangeslagen; de auteur deelt mee, wijst op de dokumenten die ons kunnen inlichten en formuleert de besluiten aan de hand van zijn klaar betoog. Opvallend is dat over den grond zelf van de politieke vraagstukken de tegenstelling oude en nieuwe wereld, nationaalsocialisme of democratie, de schrijver niet in details treedt; hij wil geen propagandaboek schrijven, alleen een klaar betoog. Aan een boek, over dergelijke verwikkelingen handelend, gewijd aan een stof wier kennis voor het juist begrip van dezen tijd zoo noodzakelijk is, worden zeer hooge eischen gesteld. Wij moeten erkennen dat de auteur aan het grootste deel dezer eischen voldoet. Men kan het gebeuren in Europa niet van één staat uit gezien volkomen begrijpen. Het is noodzakelijk elke gebeurtenis te verklaren uit de omstandigheden, welke bij de andere mogendheden zekere beslissingen opdringen. Deze toestand maakt het gewenscht | |
[pagina 80]
| |
telkenmale breedgeschetst de verhoudingen in Engeland, Frankrijk, Rusland, Italië te onderzoeken vooraleer men een bepaald feit in zijn ontwikkeling behandelt. De plaats waarover de auteur beschikt laat hem niet toe deze algemeene politieke atmosfeer voldoende uit te teekenen, maar men treft toch telkenmale die belangrijke politieke uitlatingen aan, die voor het begrip van het ontstaan van een konjunktuur noodwendig zijn. Wie zoeken zou naar ‘la chronique scandaleuse’ of naar het net van geheime intriges die ontegenzeggelijk bij elke gebeurtenis zouden kunnen worden nagewezen, is aan een verkeerd adres. Het boek is een sober verhaal, een juist objectief relaas van de gebeurtenissen, hoofdzakelijk in Europa en van de reacties die in Duitschland hierdoor werden opgeroepen. Hieruit blijkt hoe Duitschland's politiek geen politiek van aanval is geweest, doch wel een politiek van herstel; geen politiek van overmoed, maar een politiek van verweer, waarvan het einddoel bleef het herstellen van een normaal evenwicht in Europa, en waardoor de onrechtvaardigheid van Versailles zou worden hersteld. Dat het den Führer niet gelukt is dit resultaat ook ‘politiek’ te behalen, is stellig niet de schuld van Duitschland geweest; maar duidelijk wijst de auteur op de ware oorzaak van deze mislukking: de naweeën van Versailles, de machtsbegeerten die Versailles had doen geboren worden en die met een gezonde ordening in strijd waren. Een degelijk werk, dat voorziet in een dringende behoefte; doch waarvan de bruikbaarheid door bibliographische aanduidingen of door een bondige boekenlijst merkelijk zou gewonnen hebben. |
|