Westland. Jaargang 2(1943-1944)– [tijdschrift] Westland– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 74] [p. 74] Lode Quasters Nieuwe ballade van den boer Ocharme, zei de boer en sneed zijn brood: de menschen van de stad en van den buiten die zonder beesten zitten, zonder duiten, zij gaan van honger en ellende dood. Ocharme, zei de boer en streek een klont glorieuze boter open op zijn snede: als ge bedenkt, de katten en de hond eten bij ons hier nog aan alles mede. 't Is triestig, zei de boer en sneed zijn kaas: De oorlog heeft de menschen uitgezogen; ze hebben buikpijn, zwakte op de oogen, en velen doen de tering op, helaas. Miserie, zei de boer en dronk zijn melk, nam nog een snede bij met eiers tusschen: Waarom zooveel voor een niet als voor elk, de hemel heeft wel aandacht voor de musschen. Vier uur, bedacht de boer en kreeg zijn spek: voor morgen hesp, want morgen valt te werken; men zegt: aan ons is de armoe niet te merken, maar 'k ben toch ook vermagerd in mijn nek. Vanavond pap en nog een portie worst; Katrien moet Vrijdag krentenbrooden bakken. Wie nu een appeltje tegen den dorst opzij kan leggen, zit niet bij de pakken. Kom binnen, zei de boer, en drink een glas: de aardappels staan al op mijnheer te wachten. Ik dacht wel dat het onze doctor was: ja, naaste week gaan we ons varken slachten. De tarwe en de eiers liggen klaar, de boter en het spek en ook uw noten; en moet er nog iets zijn dan zegt ge 't maar. Laat ze maar oorlog voeren, de idioten. Vorige Volgende