de vette fooien, heeft Johan De Maegt den moed en den eenvoud des harten gehad om in een oase van stilte en bezinning, temidden van het roekelooze gehassebas en gejoel, zijn ‘Verloren Hoekskens’ neer te pennen, zoo zuiver en licht als de zon in April.
Hij heeft wel gedaan.
En al verliezen deze filozofische en poëtische flitsen hier van hun aanvankelijke charme en kan voor menigeen Het Boek van Mandineke gaan lijken op een uitstalraam, waar te veel schitterende dingen opgestapeld liggen, toch verschaft het den lezer menigen stond van waarachtig genot.
In 1942 heeft Rijkaard Lod Bauer (rond den rococo van zijn naam werd reeds genoeg reclame gemaakt) ons, na zijn ‘Leeuwenmuilen en Pantoffelbloemen’, een lijvig boek nl. Boerenjongens geschonken.
Vijftien hoofdstukken lang onderhoudt de auteur ons over zijn broeder den mensch en dezes tribulatiën in dit aardsche tranendal.
Te hooi en te gras verkoopt hij alledaagsche broodfilozofie, alles gemoedelijk, gezapig, monkelend, prettig, onschuldig, soms wat oppervlakkig, ook wel eens zuurzoet en zout.
Nonchalant bespeelt hij alle snaren van het menschelijk instrument. Wat jammer, dat zijn ‘muzikale evoluties’ in geen enkelen welbepaalden toonaard staan.
Bij Rijkaard Lod Bauer zoekt men vergeefs naar een glimp van een zekere levenshouding. Er loopt geen lijn door zijn werk, tenzij misschien de gewilde chronologische, die de schrijver noodgedwongen moest volgen om niet in den poespasketel terecht te komen.
De auteur vermaakt zich wellicht kostelijk, als hij een akrobatisch bravourstukje aan het zweefrek glansrijk heeft volbracht. Ik gun hem van harte dit vermaak. Maar hij had misschien kunnen voorzien, dat hij geen volledig cirkusprogramma met zweefreknummers mocht vullen en dat niet iedereen op kunstenmakerijen verzot is. Rijkaard Lod Bauer schijnt voor een zeer kleine kategorie menschen geschreven te hebben (een soort geblaseerde ongevaarlijke nihilisten). Ik vind zijn formule eerder ongelukkig.
Af en toe komt hij evenwel in zijn element en schrijft dan een pareltje. Ik vrees nochtans, dat Boerenjongens alleen door critici zal gelezen worden. (Die lezen immers alles of doen tenminste alsof.)
Zij, die lijden aan ‘gal en constipatie’, zullen wel meer vertrouwen hebben in een gediplomeerden pillekensdraaier. (Ben ik hier te loom en te traag om den vinnigen auteur op den voet te volgen?)
Zij, die iets meer verlangen, dan buitelingen op het gras en zich niet laten afschrikken door den eersten zin van het voorwoord zullen dra ontgoocheld worden.
En zij, die alleen een pint goed bloed willen lachen, moeten spijtig genoeg in die honderden bladzijden zoeken en zoeken naar hun gading.
Dat de brieven van Mandineke van fouten krioelen vindt zeker iedereen normaal. Van Rijkaard Lod Bauer wordt echter verwacht, dat hij behoorlijk zijn taal zou schrijven. Of heeft het zetduiveltje