Westland. Jaargang 2
(1943-1944)– [tijdschrift] Westland–
[pagina 49]
| |
Descartes en wijRenatus Descartus: Redenering van de Middel om de Reden wel te beleiden, en de Waarheit in de Wetenschappen te zoeken, door J.H. Glazemaker vertaalt. (Le Discours de la Méthode) - (De Lage Landen N.V., Brussel).Er zijn op dit oogenblik geen filosofen of Descartes-kenners - of het moeten, alhoewel zeer verdienstelijk, onverbeterlijke chauvinisten zijn als de Grenobler cartesiaan Jacques Chevalier - die niet de meening toegedaan zijn dat de metaphysiek van den ‘gentilhomme poitevin’ nog slechts een historische beteekenis heeft. Dit is uit de literatuur, ontstaan sedert de 300ste herdenking van de verschijning van het Discours de la Méthode (1937), zonder veel moeite op te maken. Paul Valéry in zijn introductie tot ‘Les pages immortelles de Descartes’ zegt vlakaf dat we verplicht zijn ‘de céder passagèrement un peu de notre chaleur à des disputes définitivement refroidies’. Dit belet nochtans niet dat Descartes en in de eerste plaats zijn Discours, - waarvan ons hier door Prof. Dr. J.H. De Vleeschauwer als bibliophieluitgave de vertaling van de hand van den zeventiendeeuwer Glazemaker wordt gegeven - een zoo onweerstaanbare aantrekkingskracht uitoefenen, dat het de moeite loont, ook van literaire zijde, daar even op in te gaan. Filosofisch onvoldoende geschoold, wagen wij ons niet aan tekstcritiek e.d.. We willen ons op het standpunt van Valéry plaatsen, nl. op onze impressies afgaan. Voor wat er dus over Descartes te zeggen valt in verband met de filosofie, voor de plaats welke het Discours in het werk van Descartes en in de moderne wijsbegeerte inneemt, verwijzen wij naar de voorrede van deze prettige, handzame bibliophieluitgave, naar de monografie over Descartes die Prof. Dr. De Vleeschauwer zelf in de Philosophische bibliotheek liet verschijnen en naar het kritische jubileumwerk van Prof. Karl Jaspers: Descartes und die Philosophie, (vooral het laatste hoofdstuk: Die historische Wirkung des Descartes!) Wie in Descartes slechts den vader van het intransigent rationalisme ziet, - het kan immers niet ontkend dat het evenals het geloof eenzijdig, dogmatisch en intolerant werd - en zich tot het doorgaans potsierlijk portret van den man niet aangetrokken gevoelt, laat zich te zeer door een gestereotypeerde meening of door een te vluchtigen indruk leiden. Men vindt op Descartes' gelaat waarlijk moeilijk het enthusiasme van den een en twintigjarige terug dat aan zijn revolutionnair optreden ten grondslag ligt; de meeste van zijn geschriften - meetkundige en natuurkundige traktaten waarvan de nieuw- en oorspronkelijkheid een wetenschappelijke wereld in groote beroering bracht - spreken ons niet meer aan. En toch. Zijn portret door J.B. Weenix, in het Utrechtsch Museum, schijnt iets los te laten van zijn geweldig gecompliceerd zielsleven en hoe nuchter en kalm het Discours ook lijkt, het is bij herhaalde kennismaking - ondanks | |
[pagina 50]
| |
het gesloten en voorzichtig in- en deduceeren van een wonderlijk verrassende en aanstekelijke kracht. Descartes is in het moderne kultuurleven niet meer weg te denken. We moeten hier niet terugkomen op de richtingen die hij heeft voortgezet of op deze die bij hem beginnen. Katholicisme, protestantisme, dogmatisme, deïsme doen op hem beroep; criticisme, idealisme vinden bij hem hun aanloop. ‘Alles was er denkt, scheint in einem Zwielicht zu stehen,’ zegt Jaspers: avondschemering der middeleeuwsch-schoolsche, morgenschemering der renaissancistisch-klassieke wereld. Zijn onbetwijfelbare sterkte ligt vooral in het feit dat hij betrouwde op de nieuwe zekerheid die hij in zichzelf vond, dat hij den durf had - hoe voorzichtig weliswaar - voor zijn individualisme te getuigen, dat eindelijk uit de banden van de Overlevering losmaakte, definitief een einde stelde aan de geloofscrisis die mensch en wereld verdeelde, de doorbraak van een nieuwen levensstijl mogelijk maakte. Hoe zeer de tijd ons ook heeft geleerd dat de beteekenis van Descartes ligt ‘in der Bewährung vor ihm durch die Weise der Gegnerschaft gegen ihn’ (Jaspers), dat wij in feite zijn statische Zijns-filosofie, zijn mechanisch wereldbeeld, zijn liberalisme e.d. niet meer aanvaarden, filosofisch en psychologisch blijven wij in zijn ban. De polemische houding, het egotisme zijn steeds verleidelijk. Valéry merkt op dat wij zoo eigen geworden zijn met Descartes' levenshouding, dat wij de krachtinspanning die noodig was om haar voor het eerst op te vatten, niet meer aanvoelen. Zij was nochtans niet gering: ‘la brusque abolition de tous les privilèges de l'autorité, la déclaration de nullité de tout l'enseignement traditionnel, l'institution du nouveau pouvoir intérieur fondé sur l'évidence, le doute, le ‘bons sens’, l'observation des faits, la construction rigoureuse des raisonnements, ce nettoyage impitoyable de la table du laboratoire de l'esprit, c'était là un système de mesures extraordinaires' (Valéry). Wij vermoeden zelfs niet meer dat de meeste pogingen om met het oude te breken - de zgn. tabula-rasa-experimenten - naar Descartes' patroon zijn gesneden, d.w.z. volgens de cartesiaansche methode geschieden. Wie b.v. bij ons Walschap gevolgd heeft, moet het opgevallen zijn dat deze eveneens langs den twijfel om een nieuwe zekerheid, een nieuwe methode, een nieuw systeem, een nieuwe techniek heeft gezocht, dat zijn beroep op het gezond verstand, zijn geheel programma niet ver van het cartesiaansche schema blijven. Het komt me zelfs voor dat Walschap bepaald rationeel op het leven is ingesteld. Wij vermoeden evenmin dat vrijwel geheel onze Vlaamsche roman cartesiaansch is: de rechtlijnigheid, de zin voor kompositie en orde, de psychologische analyse, het conflict tusschen orde en wanorde zijn zoovele elementen die wij van de Franschen overnamen. Gelukkig kwamen in de laatste twintig jaar nieuwe concepties en experimenten de eentonigheid van het cartesiaansche procédé verbrekenGa naar voetnoot(1). | |
[pagina 51]
| |
Descartes zal, omdat hij ook een psycholoog van uitzonderlijke waarde bleek (invloed van Montaigne), steeds op den achtergrond van ons wezen aanwezig blijven. Zijn methode en zijn eerste principe (cogito, ergo sum) vormen een der hoekpijlers van het Europeesch denken. Niet zelden, zooals we reeds hooger deden uitschijnen, stooten we nu nog op cartesiaansche elementen bij inheemsche en uitheemsche auteurs. Klaar denken en duidelijk uitdrukken behooren tot de bizonderste vereischten voor een goede en gelukkige samenleving. Ze helpen heel wat misverstand uit den weg. Geef aan Caesar wat Caesar toekomt. Descartes blijft voor ons in dien zin aanvaardbaar dat we ons niet blind staren op zijn rationeele levensopvatting, dat we ons niet, zooals Valéry, e.a. overgeven aan het egotisme. We kennen de verderfelijke verwording van het individualisme; waakzaamheid is ons geboden om de ontbindende kiemen daarvan in ons wezen uit te roeien. We kunnen niet opgaan in een menschelijken overmoed die ontaardt in scepticisme en levensverwerping. Hoe vernuftig een Diderot (Le neveu de Rameau), een Valéry (M. Teste), een Sartre (La Nausée) hun argumenten opstapelen vóór het menschelijk doorzicht, tegen de maatschappij of het Leven in het algemeen, hun standpunt houdt het niet tegen de redenen die het hart heeft en die de rede niet verstaat. Ons Noordsche wezen is alleszins het krachtbeginsel meer dan het substantiebegrip eigen, onze wereldaanschouwing is een alomvatting van en een opgaan in het kosmos meer vertrouwd. ‘Die absolute Einheit’, zegt Prof. De Vleeschauwer, handelend over het irrationalisme, ‘die die letzte Zuflucht eines Menschen ist, der wegen des Mangels an Vernünftigkeit in den Offenbarungen des Wirklichen verzweifelt, ist nicht allein ein Gegenstand der Betrachtung, wie zum Beispiel Gott für eine gewisse Mystik; sie ist auch und zu gleicher Zeit ein Ideal, das der Verwirklichung harrt. Was fähig ist, die Tendenz des Geistes zu erfüllen, um das Absolute zu ergreifen und zu erkennen, bezeichnet auch die Schwelle unserer Aktivität, und wir erwarten davon die Entschleierung unseres Lebenssinnes. Eine Vernunft, die methodisch geführt wird und auf vollständige Rationalisierung des Universums und des Lebens hinstrebt, könnte sich mit einer so vieldeutigen Situation keinen Augenblick begnügen. Dem Irrationalismus dagegen behagt sie, weil er der Ausdruck der höchsten Weisheit ist. Glaube und Wissen, Wissenschaft und Religion, Freiheit und Zwang bilden keine Trennungen im engeren Sinne des Wortes; es sind verschiedenartige, auseinanderstrebende Aufforderungen, die zur Oberfläche des Bewusstseins steigen mit dem vollen Zwang des komplexen Realen, dem sich eine Inteligenz nur unvollkommen anpassen kann, die nach Artung ihrer Natur allein seine konvergierenden Elementen aufzunehmen vermag.’ Hiermee verwerpen wij Descartes niet. Hij was een ‘Knotenpunkt’, en een aanknoopingspunt. We weten nu wat we aan hem hebben. Onze menschelijkheid omvat meer dan hij vermoedde. Paul de Vree |
|