Brandende Kwesties
Max Blokzijl: Brandende Kwesties. (Uitg. ‘Opbouw’ Amsterdam, ‘Volk en Staat’, Antwerpen.)
Nu de oorlogstoestand, het contact met Noord-Nederland beduidend heeft bemoeilijkt, is de radio wel de aangewezen weg, om de reacties van het Noorden, ten aanzien van de huidige gebeurtenissen, aan den tand te voelen. De uitzendingen van Zender Hilversum, welke ook in Vlaanderen een zekere populariteit hebben verworven, zijn dan ook, het Zondagmiddag-cabaret van Paulus de Ruyter en de radiopraatjes van Max Blokzijl.
Deze gemoedelijke vijftiger, met zijn vertrouwelijke, sonore stem, had een jarenlange journalistieke loopbaan achter den rug, toen het Nederlandsche Departement van Voorlichting hem verzocht, om iedere week, voor de micro een actueele kwestie te komen bepraten.
Een langzame en systematische desintoxicatie van de publieke opinie, die door jarenlange ‘bourrage de crâne’, volledig in haar oordeel was gefausseerd. Het delikate van een dergelijke opdracht, zal iedereen opvallen, die de spreekwoordelijke nuchterheid (lees: egocentrisme) van den Noord-Nederlander kent, zijn afschuw voor alles wat hij holle leuzen noemt en zijn toegespitsten critischen zin. Maar ook Max Blokzijl kent en begrijpt zijn volksgenooten en zijn jarenlange journalistische arbeid in het buitenland, schonk hem daarbij nog een juister inzicht in hun psyche en op hun speciale manier van reageeren.
Daarom, geen rond-de-pot-draaierij, geen struisvogelpolitiek, maar een kordaat afgaan op de meest-opgeld-makende opmerkingen. Deze fluisterpraatjes en kwakkels, begint hij eerst kalmpjes op den keper te beschouwen, daarna, fijnzinnig te ontleden en er het futiele en onzinnige van aan te toonen, tot zelfs de meest verwoede ‘anti’, glimlacht en zich gewonnen geeft.
Zoo weerlegt hij op een fijnzinnige manier het sprookje van den ‘grooten welstand in het neutrale Nederland’, tijdens den vorigen wereldoorlog. Aan de hand van ongekunstelde volksliedjes, die nog wel in de herinnering van vele huidige ‘anti's’ echo's zullen wekken, toont hij aan, dat ook toen alles ‘op den bon’ was, net als nu en dat er toen minstens even duchtig gemopperd en gesputterd werd.