der den min suggestieven titel: ‘De Ontwikkeling van het Amerikaansche Imperialisme’, wekte dit boek allerwege een gezonde sensatie. Immers, hier werd nu eens op magistrale wijze de Amerikaansche mythos ontsluierd en kwamen de geheime drijfveeren bloot te liggen van het Amerikaansche imperialisme, dat zijn volle incarnatie vindt in F.D. Roosevelt en zijn brain-trust.
Hoe flink gedocumenteerd en diep doordacht bovenvermeld werk ook wezen mocht, toch moest het fataal bij den denkenden lezer een onbevredigden indruk achterlaten. Want, in de haast 500 blz. van dit lijvige boekdeel, werden wel haarfijn de groei en de ontwikkeling van de Amerikaansche megalomanie nagespeurd en uitgestippeld, ten minste gedurende de laatste vijftig jaar, maar werd er niet gepeild naar de diepere oorzaken hiervan, welke innig verworteld zijn met het ontstaan van het Amerikaansche volk zelf.
De Amerikaansche imperialisten immers, die hun meest typisch exponent vinden in den persoon van hun huidig staatshoofd, vormen geen ‘génération spontanée’, die plotseling opdook omstreeks de laatste eeuwwisseling, maar zij grijpen terug naar de oerkrachten, welke in den Angelsaksischen raskern, steeds latent aanwezig zijn geweest.
De geest van de uitgeweken Engelsche Puriteinen, de zg. Pilgrim-Fathers van 1608, is in de States toonaangevend gebleven. Bewust van hun religieuze uitverkiezing, verlieten zij het oude Europa en ze namen weldra tegenover dit laatste continent een hoogmoedige, laatdunkende houding aan. Tegenover het Britsche imperialisme, stelden zij resoluut den Amerikaanschen veroveringsgeest, die zooveel te gemakkelijker bij het volk ingang vond, daar hij scheen terug te grijpen naar de oude pioniersinstincten, welke steeds bij de leidende kaste levendig waren gehouden.
In dit opzicht beoordeelt de Europeaan de Amerikaansche reacties gewoonlijk verkeerd, daar hij te veel aandacht schenkt aan den vermeenden invloed van de Europeesche immigratie. F.O. Wrede, ontleedt zeer nauwkeurig dezen inwijkingsstroom, die tusschen de jaren 1820 en 1920 niet minder dan 33,5 millioen menschen naar de overzijde van den Oceaan voerde. Maar daartegenover stonden dan toch nog steeds de overige twee derden van de bevolking, die in Amerika zelf waren geboren, met een stevige traditie achter zich en verschanst in een veel betere economische positie.
Wel is in de U.S.A. de idee opgedoken, en wel bepaald van Joodsche zijde, om al deze disparate elementen te versmelten en daaruit het ideale Amerika te distilleeren. In het jaar 1909 verscheen aldus het tooneelstukje van Israël Zangwill, getiteld ‘De Smeltkroes’ en waarin hij Amerika voorstelde als smeltkroes van alle menschen, alle volkeren en alle rassen. In dezen smeltkroes, zouden zij al hun slechte eigenschappen, natuurlijk eerst en vooral hun nationale fierheid, afleggen, hun goede hoedanigheden, zouden in dien kroes gestaald worden en wat daaruit ontstaat, dat is dan Amerika! F.O. Wrede toont aan, hoe deze utopie volledig mislukte, hoe de her-