Buysse. Depauw schijnt me overigens geen enkele ambitie in die richting te voeden, en alleen aanspraak te willen maken op een hem rechtmatig toekomende breed-publieke sympathie van lezers, die na hun dagtaak of tijdens hun rit er heen, gaarne hun vermoeienis of hun tegenzin verdrijven door zich een dosis milden humor toe te dienen onder den vorm van enkele bladzijden vlot lezend proza. En hiervoor zijn ze bij Depauw alleszins aan het rechte adres.
Ook ‘De 15e Compagnie’ is een boek dat men niettegenstaande zijn volkomen gebrek aan eenige conceptie, niettegenstaande het volledig ontbreken van een centraal gegeven en bijgevolg van elke logische ontwikkeling van gebeurtenissen, waarmee een verhaal wordt opgebouwd, gaarne leest, omdat het zoo dood-eerlijk en echt is, zonder literaire trucs of hinderende uitstalling van humoristische spitsvondigheden, zonder de goedkoope middeltjes van opzettelijke hatelijk- of belachelijk-makerij van oversten, waartoe soldaten-boeken zich zoo licht leenen, vooral wanneer ze het onvolprezen Belgisch leger tot onderwerp van hun verteederingen maken! Valère Depauw heeft eenvoudig verteld hoe het er in de 15e compagnie toeging, - en alle compagnieën zijn aan elkaar gelijk -, zonder haat, zonder bitterheid, zonder giftigheid of sarcasme. Hij heeft als het ware een soort uitvoerig dagboek geschreven, in den luchtigen toonaard van iemand die goed gehumeurd is, en het leven langs den vroolijken kant bekijkt, aanvangende op het oogenblik dat de schachten binnen komen tot op den dag dat ze afzwaaien. Toevallig vallen in dezen diensttijd een paar gebeurtenissen die boven den dagelijkschen sleur uitsteken: de groote maneuvers te Spa, de kortstondige mobilisatie van 1938, de vergiftigingszaak in het kamp van Beverloo... Maar Depauw heeft deze momenten niet geëxploiteerd om zijn verhaal (het woord zegt meer dan het boek in werkelijkheid biedt) een climax of een bijzondere spanning te schenken.
Ze schakelen zich in het grauw-vervelend kazerne-leven in, waarvan het boek een zeer goed beeld ophangt. Wie de zegeningen van onzen ‘troep’ aan den lijve en aan den geest heeft ondergaan, kan getuigen, dat Depauw zonder ook maar één gebeurtenis te overdrijven, zonder ook maar één figuur te chargeeren, van dit leven en zijn figuranten, - zoowel van de onvergelijkelijke Belgische piotten als van de ijverigste ijzervreters en de grootste beroepsluiaarden die elke compagnie in haar gelederen telt, - een beeld heeft opgehangen, zóó waarachtig in zijn onnoembaar botte stupiditeit, dat geen enkele parodie zou bij machte zijn om het belachelijker af te schilderen.
Voor wie in België soldaat is geweest, is ‘De 15e Compagnie’ een plezierig aandenken; voor zijn kinderen zal het reeds een document zijn.
Bert Ranke