Westland. Jaargang 1(1942-1943)– [tijdschrift] Westland– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 801] [p. 801] Een Avond in Mei Zoo bladstil was de heele kalme omgeving, Zoo wijdingsvol, de zachte avondlucht; In heel het landschap was niet een beweging, In heel de ruimte niet het minst' gerucht. Van een oneind'ge zachtheid was dien avond. Onzeglijk vreedzaam deze schemering. Een fijne dauw, die stille schoonheid lavend, Verhoogde nog de rust der deemstering. In heel die vaagheid was zoo'n hooge vrede, Een rust als was het d'onvergankelijkheid. Haar grootheid bracht iets zieldoordringends mede, Als voorgevoel der sluim'rende eeuwigheid. Dit leek geen leven meer; doch ook geen sterven. 't Sprak van een rijk dat alles heeft en geeft; Een zijn, dat niets meer vraagt, niet meer moet derven, Waarin het eenig echte en ware leeft. J.N. Vorige Volgende