internationale Journalistenkongres te Weenen een openbare aanklacht tegen Engeland te richten.
Als hoogbejaarde man, zich niet in staat achtend voor de vertegenwoordigers der talrijke naties het woord te voeren, liet hij het den hoofdredakteur van ‘Freit Folk’ over, den tekst zijner rede voor te lezen.
‘Ik wilde slechts in allen eenvoud,’ aldus luidt het in den aanvang dezer rede, ‘als Noor, als mensch en als Germaan, een getuigenis afleggen. Ik wil mij hiermede niet om slechts één der vragen van den dag bekommeren noch de andere verzwijgen. Ik wil ze veeleer alle in één enkele vraag samenvatten en noem ze ENGELAND.
‘Ik ben tot in mijn diepste binnenste anti-Engelsch, anti-Britsch. Ik kan mij desbetreffende in het geheel niet herinneren, dat ik ooit iets anders ben geweest. Ik wil hiermede niet den schijn wekken, dat dit voor mij eenige verdienste in zich houdt. Het is mijn standpunt. Ik heb mijn heimat in mijn jonge jaren verlaten en leerde vreemde volkeren, ook de Engelschen, kennen. Ik las ook een weinig over hen, ik nam ze een weinig waar, en over dat wat ik zag, beproefde ik een weinig na te denken. Het deed mij zoo eigenaardig vreemd aan wanneer iemand aan de Engelschen boven de andere volken de voorkeur gaf. En dit was niet zoo zelden het geval, integendeel, het was veeleer de regel, in het bijzonder wanneer ik met zeelieden te doen had. Ik begreep deze opvatting niet. Ik, voor mijn part, heb nooit onvriendelijker menschen dan de Engelschen ontmoet. Zij zijn zoo met zichzelf ingenomen, zoo hoogmoedig en afwijzend.
‘Later, toen ik volwassen en weder tehuis was, dan moest ik ondervinden, dat het grootste deel mijner landslieden de Engelschen meer dan welk volk ook in Europa hoogschatten. Kunnen mijne lieve landslieden dan niet lezen en kunnen zij niet denken? Stellig, wij hebben scholen gehad en boeken. Wij zijn in de gelegenheid geweest de Britten zelf, hun geschiedenis en hun bloedige zegepralen over de gansche wereld te leeren kennen, en toch hebben wij ze dan toch immer weer in ons hart opgenomen. Kan men dit verklaren? Is dit te begrijpen?
‘Niet ons alleen gaat het zoo. Frankrijk en vele andere landen zijn in dezelfde opvatting opgegaan. Zij is als een plaag onder de menschen gevaren. Ik ben er vast van overtuigd, dat daar niet iets wonderbaars mede verbonden is. Het is niets zeldzaams,