Kantteekeningen
Een kans op posthume hulde verkeken
Ietwat uitvoeriger dan anders heeft de pers ons medegedeeld welke werken in aanmerking kwamen voor den Staatsprijs voor Literatuur over de periode 1939-1941. Met slechts één stem won Ernest Claes met ‘Jeugd’ den palm vóór Frans Delbeke met ‘Tusschen twee Werelden’. Drie tegen twee. M.a.w. de prijs is ten slotte toch gegaan naar het zeker niet onverdienstelijkste, maar ongevaarlijkste werk. Ik wil niet betwisten dat Claes geen Staatsprijs waardig is. Zijn boek ‘Jeugd’ is een schoon boek, daar gaat niets van af. Het beste wellicht dat hij geschreven heeft. Maar er is toch iets niet in orde, met de mededingers b.v. en met de jury. Ik weet niet hoe het met de aanstelling van de jury bij ons gaat. Maar het bevreemdt mij Walschap die toch in 1939 ‘Houtekiet’ geschreven heeft en Van Hoogenbemt die ‘Twee jonge menschen’ publiceerde, onder de juryleden aan te treffen. Hebben zij dan zoo maar van hun kans afgezien? Walschap vooral! Of hebben die beide literatoren het lot dat Teirlinck en Fonteyne b.v. beschoren werd, willen vermijden? Hadden zij géen kans zooals ‘Maria Speermalie’ of ‘Kinderjaren’ geen kans konden hebben? Mysterie, maar tot daar toe. Wat mij nog meer bevreemdt is het feit Z.E.H. K. Elebaers, Walschap en Van Hoogenbemt tot dezelfde jury te zien behooren. Wie weet hoe die drie onderling water en vuur zijn, moet tot het besluit komen dat ze elkander hebben willen neutraliseeren, d.w.z. Walschap en Van Hoogenbemt hebben het tegen Z.E.H. K. Elebaers verloren. In hoeverre Walschap en Van Hoogenbemt elkander schaakmat hebben willen zetten, zullen zij zelf het best weten.
Wat nu de te bekronen werken betreft: ‘Maria Speermalie’ kon niet in aanmerking komen. Tegen: al de katholieken. ‘De Soldaat Johan’, niet. Tegen: de politiek anders gezinden. ‘Het verzonnen Geluk’, niet. Idem. ‘Schaduw over Brugge’, niet. Idem. ‘Kinderjaren’, niet. Tegen: de ongewenschte bekentenissen van Fonteyne.