Westland. Jaargang 1(1942-1943)– [tijdschrift] Westland– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 702] [p. 702] Urb. van de Voorde In 't holst der Nacht In 't holst der nacht dreef wakend droomen mij verre jeugd aan dierbre kusten toe: Verebde tijen leken weergekomen in wonder licht, wie weet van waar of hoe. 't Was of mijn lippen 't zout weer proefden van winden lang reeds uitgewaaid; 'k zag avonds, die mij lang geleên bedroefden, gestalten, lang van de aarde weggemaaid. Oud lief en leed, en oude, lieve dooden wier needrig werk mijn sob're nooddruft won; vluchtig geluk en diep begraven nooden - 't welde al weer op uit ziels verholen bron. En 'k hoorde weer, als in mijn kindsheids nachten, de doffe branding der nabije zee. Hoop en geloof van tien en meer geslachten omringden mij met deugd en trouw en vreê. Mijn brood, gesneên door zorgevolle handen, was als gewijd door arbeid en gebed. Gezag en plicht waren de sterke banden waarmee regeerde een strenge en heilge wet. Zoo zag in droom mijn geest, de schijnbaar vrije, maar spijt zichzelf van de eeuwge vaadren tolk in uren waar het erf van lang voorbije levens weer spreekt van ziel en bloed, van land en volk. Uit: ‘Eros Thanatos’ Vorige Volgende