Westland. Jaargang 1(1942-1943)– [tijdschrift] Westland– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 689] [p. 689] Lode Quasters Woekerballade Ik heb het hart van een rebel en vrees den hemel noch de hel en lach in 't aanschijn van den dood: ik zing het lied van onzen nood. Idealisten noemt gij dwazen, soldaten noemt gij laffe hazen, en helden zaaiers van den dood: ik zing het lied van onzen nood. Ik noem u slakken, rupsen, maden, die ons verknagen, ons verraden, ik noem u honden, wolven, dassen en kraaien die om onze lijken krassen. Wij zijn de vliegen, gij de spinnen; gij drinkt ons bloed en onze zinnen, gij overvalt uw prooi als slangen: men moet u villen en men moet u hangen. Gij zuigt de vrouwen en de kinders uit die als verwaaide vlinders, het noodige verzaamlen voor 't gezin: gij zijt hyena, wolf en spin. Ik zing het lied van den rebel: de hemel is te heilig en de hel niet diep genoeg om uwe ziel te vangen: men moet u villen en men moet u hangen. [pagina 690] [p. 690] Tot in de kloosters zijt gij doorgedrongen; gij loopt de kerken plat en voedt uw jongen met lekkernijen en een overvloed die de onzen walgen, de uwen braken doet. Ik ben rebel en zing mijn lied. Gij blaft maar gij ontkomt mij niet: ik sla op uw gezicht, spuw om uw kaken; en een na een zal ik uw beendren kraken. Want gij vermomt u goed maar niet genoeg; ik vind u 's avonds in de kroeg en 's morgens onder paterskleeren: en 'k hoor u huilend rebelleeren! Men moet u villen en men moet u hangen want hagedissen zijt ge en slangen die met uw paus, uw volksverbondenheid het vleesch uit onze kuiten bijt. Uw arm moet stilstaan als gij kruisen slaat, uw been verlammen als gij bidden gaat, uw tong verbranden als gij wijn vergiet. Ik ben rebel en zing mijn lied. Gij giet de olie op het vuur. Eens zult gij terugslaan op den muur en huilend storten onder onze zwaarden. Ik ben rebel en zing den opstand dezer aarde. Vorige Volgende