Het muzikaal Begrip
Paul Douliez: Zeven Sleutels tot de Toonkunst. Antw., De Sikkel. 1942. (De Tuin der Muzen Nr. 1) 78 blz. 35 fr. - Paul Collaer: Beteekenis van de Muziek. Brussel, A. Manteau. 1942. (Basisreeks Nr. 15). 72 bladz. 20 fr.
Bijna tegelijkertijd verschenen twee boekjes die ongeveer hetzelfde onderwerp behandelen, wier stof in elk geval hetzelfde gebied bestrijkt, namelijk dat van de muziek in de verklaring van haar wezen en haar uitwerking op den mensch. Deze gelijktijdigheid dwingt tevens tot vergelijking. Het boekje van Paul Douliez is vooral ontstaan uit de praktische ervaring, dat van Paul Collaer stelt zich meer op het standpunt van de objektieve beschouwing. De eerste blijft meer op het terrein van de feitelijkheden, de tweede betreedt verder het metaphysisch domein. Toch lijkt het ons dat ondanks het vele wetenswaardige dat de Zeven Sleutels ontsluiten, het plan en het betoog van Collaer's verhandeling logischer en tevens ook dieper zijn. Hij boort problemen aan die niet alleen van kapitale beteekenis zijn voor het wezen van de muziek, doch meteen in hooge mate bijdragen tot haar begrip. Aan het werk van Douliez wordt men in de eerste plaats den uitvoerenden musicus gewaar, in casu den dirigent, en zijn hoofdstuk over het orkest waarin hij tamelijk uitvoerig het vraagpunt van de temperatuur der verschillende instrumenten bespreekt, is dan ook het langste geworden. Datgene wat Collaer als het zwaartepunt beschouwt, namelijk de verklaring van het fenomeen muziek zelf aan haar oorsprong, aan de vormveranderingen die zij in den loop der tijden heeft ondergaan, aan haar dubbele richting, die hij bepaalt als formalistische en expressionistische, wordt door Douliez enkel aangeraakt, echter niet nader onderzocht.
In de ‘Beteekenis’ wordt vooral het verband tusschen vormgeving en essentie op het voorplan gebracht. De auteur bezit blijkbaar een zeer uitgebreide muziekkultuur en zijn bewijsvoering wordt juist daardoor zoo interessant omdat de muziekhistorische voorbeelden zoo talrijk en overtuigend zijn. Met dit ééne voorbehoud nochtans dat men zich niet kan aansluiten bij zijn oordeel over de bedenkelijke experimenten van zekere, voornamelijk Joodsche, komponisten over wie onze tijd toch reeds een negatief oordeel heeft geveld.