Westland. Jaargang 1(1942-1943)– [tijdschrift] Westland– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 602] [p. 602] Hubert van Herreweghen De onvolmaakte Sater Er bloeien bloemen voor mijn raam. Daarbuiten beidt het land de Lente die in de tuinen rond moet gaan het leven op de takken enten. Ik, die geen enkel ambacht ken waarvoor de burgers mij beloonen, benijd de Lent' haar werk en ren in roes achter de prille schoone. Door alle velden, woud en gracht, naar modder stinkend, dwaas-verloren, ik loop, ik zing, ik omhels zacht de boomen, die 'k opnieuw geboren doe worden, zij verbreken de' ouden bast, zij kenen, kiemen, gonzend leven springt vroolijk in mijn hand, verrast de knoppen uit, die teeder beven onder mijn adem. Ik ben wind en zon, ik ben de Lente en vroege Zomer, de goudglans in de donkre bron, de duizend vogels die uit 't Zuiden komen. Ik ben het zwellende geluid, de groeikracht en de drift te léven, ik ben de bruidegom, de bruid te' oneindig huwelijk gegeven. Ik zing, gij zingt, er zingt één stem ik ben u, gij zijt mij, o aarde waarin 'k beroesd en dronken zwem vrouw die 'k bevruchtte en die mij baarde! (Uit een cyclus) Vorige Volgende