| |
| |
| |
Drs. J. Truyts
De Duitsche Beweging
De Duitsche beweging is een kultuurpolitieke strooming die de geestelijke ontwikkelingsgang van het Duitsche volk bepaalt, zij beteekent den groei van de nationale en volksche idee en de kultureele zelfstandigheid van de natie. Negatief gezien is deze beweging een reaktie tegen den geest van de Verlichting; positief helpt zij aan den uitbouw van het ‘Volkstum’, waarbij de wil tot een eigen volksuitdrukking in een vastomlijnde staatsstruktuur tot uiting komt.
Het verste vertrekpunt van de Duitsche Beweging ligt bij de figuur van Frederik II en strekt zich verder uit over den tijd van de Fransche Omwenteling, de reaktie tegen Napoleon, om uit te monden in de geestdrift van de bevrijdingsoorlogen. Daar deze historische ontwikkeling slechts op enkele bepaalde punten de nationale verplichting van een eigen staatsgebouw voor de bewuste natie min of meer dicht benaderde, kon de Duitsche beweging in het verleden haar taak niet volledig vervullen. Zij strekt zich verder uit tot in den tegenwoordigen tijd, waarin zij met den opbouw van den nationaalsocialistischen staat een nieuwe bloeiperiode te gemoet gaat, om haar bekroning te vinden in de idee van een Groot Germaansch rijk, dat als tegenhanger van het Imperium Romanum kan doorgaan.
In het kultureele kader ontwikkelde de Duitsche beweging zich langs de voorloopers Klopstock, Herder, Winckelmann en Justus Möser, de wijsgeeren Kant, Schelling, Fichte, Hegel, Schopenhauer in de drieledige vloedgolf van Sturm und Drang, Klassiek en Romantiek. Op dit plan vindt zij weer haar bekroning in de ongehoorde hedendaagsche kultureele krachtontplooiing, die de volksche idee als scheppende krachtbron in het midden plaatst. Wij zijn er maar al te zeer van bewust dat de geest van den huidigen tijd in zijn vollen omvang nog niet kan overzien worden, temeer daar dit een langdurige, nauwgezette en zeer evenwichtige navorsching vergt en beperken ons bijgevolg tot de periode die loopt van Frederik II tot aan de Romantiek en de Bevrijdingsoorlogen.
| |
| |
Na de benaderende omschrijving, die hooger van het begrip Duitsche beweging werd gegeven, zullen wij verder enkele van haar meest karakteristieke problemen aansnijden en ontleden, om aldus beter het kultuurpolitiek verloop van deze voor ons reeds tot historie geworden en veel te weinig gekende periode, in tamelijk breede schildering van haar voornaamste schakeeringen te ontvouwen.
Twee eeuwen leefde Duitschland onder den doem van een wezensvreemde kultuur. De humanistische, druk-geleerddoende verstandskultus van de Verlichting, wou, in een breed uitgesponnen systeem, een Westersche kultuureenheid vormen, een rijk der geesten, waarin met de eigen bestemming van elk volk, zijn eigen wezen, zijn historisch groeiproces geen rekening werd gehouden. Deze Verlichting - zij oefende haar voogdij over de geestesontwikkeling van de Europeesche landen en hun kultuur op de meest nadrukkelijke wijze uit van 1550 tot 1750 - steunde op een zuiver menschelijke ethica, op het verstand en rationalistische kultuur in 't algemeen. Zij heeft eigenlijk nooit opgehouden te bestaan en zette haar ondermijningswerk zelfs tot in den huidigen tijd voort. Het begin van de Duitsche beweging werkte als een stuwdam tegen dezen stroom van vreemde, onvolksche kultuur. Met het opkomend nationaal bewustzijn onder Frederik den Groote - wat echter nog geen volledige volksche beleving van de idealen der Duitsche Beweging was - wordt aan de Verlichting een gebiedend halt geboden. Het is dan ook vanzelfsprekend dat de Duitsche Beweging meer en meer haar stempel zal drukken op de kultuurhistorische en politieke ontwikkeling van het Duitsche volk, dezes geestelijk erf naast dat van de andere volkeren meer en meer zal accentueeren, om in den modernen tijd een volwaardige Germaansche ruimte te veroveren en een definitieve zege op de demo-liberale, m.a.w. verlichte internationale doctrine weg te dragen. Aldus is de Duitsche Beweging niets anders dan een poging om de Verlichting in al haar uitingen en met al haar vertakkingen te overwinnen en het Duitsche volk een wezensechte, volwaardige kultuur te schenken, waardoor het in het Europeesch kultuurconcert voor geen enkelen partner zal moeten onderdoen. Van het grootste belang is het dus het eigene te bevorderen, zoodat de vreemde uitwassen definitief op den achtergrond geraken. Dat men daarbij geen schrik had voor vreemde,
| |
| |
verrijkende invloeden bewijzen b.v. de invloed der antieken, die over Winckelmann, Goethe, Hölderlin, Nietszche en Weinheber zal voortleven; daarbij komt nog de substantieele bijdrage van Shakespeare, Calderon, de liederen der volkeren, hun sprookjes, sagen en mythen, verder nog de invloed en wisselwerking van het wijsgeerig denken als stimulans van een eigen denkwijze, die de zuivere belichaming van den Duitschen geest moest vertegenwoordigen en deze idealistische kultuur moest leiden, ondersteunen en tot een harmonische ontplooiing van alle gezonde krachten laten komen.
De Duitsche Beweging ontstond, groeide uit de tegenstellingen van de 18e eeuw. Deze spanning op geestes- en politiek gebied bracht een alles bevruchtende beslissing mee, waardoor de eindterm van de Duitsche Beweging het volksgeheel kon verrijken. Noch de wegstervende keizeridee, noch de oude droom van het Rijk waren sterk genoeg, om aan de toenmalig moderne geestesontwikkeling een scheppende kracht te schenken, waaruit een alles verplichtende staatsidee en een alles omvattend staatsbestel voortvloeiden. Het negatieve was vooralsnog te sterk om een nationaal ethos, en een aardgetrouwen en niets ontzienden vormingswil in 't leven te roepen. De staat, de kultuur, de omgangsvormen waren Europeesch. Hierdoor verstaat men dat de toen bestaande verlichte leer Europa nog in haar ban gevangen hield, de hoogste geesten richtte en zelfs het verlangen naar een vaderland geen plaats inruimde. Dat zulks ten slotte wel gebeurde is te danken aan de algemeene vernieuwing, die men de Duitsche Beweging noemt. In haar streven naar het eigen wezen heeft zij alle regionen van het politieke en kultureele leven doordrongen. De Duitsche Beweging is de bewustwording van den Duitschen mensch binnen het raam van zijn volledige en volwaardige volksexistentie. Hier ontstaat voor het eerst een politieke werkelijkheid, die uitgaat van de idee van het geheel, van het organisch gegroeide, van de geestelijke waarden, die voortspruiten uit de totaliteit van het volkslichaam in kunst, kultuur en eigen nationale taak. De Duitsche Beweging slaat een brug tusschen verleden en heden. Uit de herontdekking van het verleden in zijn meest schitterende uitingen en het bewustzijn van een onmiddellijk te verwezenlijken nationale staat als waarborg van de toekomst, groeide langzamerhand in de breedste volkslagen het geloof in een eigen ideëele en staatkun- | |
| |
dige werkelijkheid.
Er zal veel tijd verstrijken vooraleer deze staatkundige verwezenlijkingen op gelijke hoogte staan met de kultureele verworvenheden van de Duitsche Beweging. Dit feit krijgt pas zijn beslag met de tragiek van het verzet en de oorlogen tegen Napoleon, wanneer de Duitschers langzamerhand als natie naar elkaar toe groeien, de nationale idee ten volle beleven en er de kracht tot redding en opbouw van een eigen staatsbestel uit putten. Deze feiten gaven aan de Duitsche Beweging een doelbewuste richting en bewerkten tevens de overbrugging van schijnbaar onverzoenbare tegenstellingen. In dien zin moeten de namen Weimar en Potsdam begrepen worden; zij vormen vertrekpunt en toppunt. Deze namen zijn de schitterende exponenten van de vlucht die de Duitsche Beweging op kultuurpolitiek gebied zal nemen, waardoor het mogelijk wordt dat de periode der Romantiek een synthese bereikt.
De Verlichting overwoekerde geheel de Europeesche kultuur en trok alles in haar ban. Men zou echter de waarheid te kort doen moest men de zaken voorstellen, alsof in het Duitsche volk geen krachten meer sluimerden die tegen den verstandskultus den weerstand konden inluiden. Het Piëtisme, een geestelijke beweging, die zich uit de mystiek van den Baroktijd ontwikkelde, riep een verhevigde protestantsche vroomheid in 't leven. Ten engste daarmee verbonden was de sentimentaliteit, een voelwijze, waardoor het innerlijk leven van den enkeling een ongehoorde veelzijdigheid, fijnheid en diepte bereikte. Het was vooral Klopstock, die op deze richting voortbouwde. Aan den anderen kant levert Lessing het treffende bewijs dat een specifiek Duitsche Verlichting een groote aanwinst beteekende. Het starre en doctrinaire van de Fransche Verlichting wordt op den achtergrond gedrongen en er blijft slechts een geslepen critische vaardigheid over, die als bemiddelaarster en voorbereidster van een klassieke Duitsche dichtkunst het pad van alle hindernissen bevrijdt. Voegt men daarbij nog de gesmijdigheid en voornaamheid van Wieland's taal, dan begrijpt men dadelijk dat deze drievoudige ombuiging van de Westersche Verlichting een kultureele basis schiep, waarop de periode van het Idealisme, in de drievoudige vertakking van Sturm und Drang, Klassiek en Romantiek, kon voortbouwen om het majestatisch gebouw van deze hoogstaande kultuurpolitieke ontwikkeling op te trekken.
| |
| |
Drie hoofdgedachten leidden de Duitsche Beweging.
De eerste is de gedachte van het geheel, de eenheid. De wereld is een geheel van scheppende krachten, die met elkaar in nauw verband staan. De scheppende geest is overal daar in werkzaam. Tot aan de Romantiek gold de gedachte dat God in alle dingen is, maar alle dingen zijn niet God, wat een religieus Pantheisme zou kunnen genoemd worden.
De tweede gedachte slaat op den mensch als voornaamste drager van de goddelijke krachten in het heelal. De mensch is niet het produkt van het verstand - zinnelijkheid en gevoel maken den volledigen mensch uit. Bovendien moet een onmiskenbare invloed van het kristendom aangestipt worden, alhoewel de eigen bestemming en de zelfverantwoordelijkheid van den mensch nadrukkelijk beklemtoond worden.
De derde gedachte kent nieuwe waarden toe aan de dichtkunst en aan de kunst in 't algemeen. De dichtkunst is de uitdrukking van de goddelijke kracht in den mensch. Dichtkunst is levende gemeenschapskunst, de meest echte uitdrukking van de volkskracht en van den volksaard. De dichter is genius en exponent van deze volkskracht. Aldus is het kernpunt van de Duitsche Beweging de volksche gedachte, zooals zij zich in alle domeinen van de kunst openbaart.
Duitsche Beweging en Idealisme zijn twee namen voor eenzelfde zaak. Veelal geeft men den naam Idealisme aan de wijsgeerige beweging, welke van Kant tot Schopenhauer loopt. Men noemde het Idealisme de Duitsche Beweging, daar dit Idealisme slechts in Duitschland zulke hoogte, breedte en diepte bereikte; zich op alle uitingen van den menschelijken geest overzette en zulke voorname en edele macht uitoefende, dat zij van Duitsche Beweging tot Europeesche beweging uitgroeide. Daar ligt dan ook de diepste beteekenis van de Duitsche Beweging. Zij beteekent het einde van het Rationalisme, dat een onevenwichtige navolging van een vervlogen antieke beschaving aanprees. Met de Duitsche Beweging hervat de Europeesche geestesontwikkeling een aan het wezen van elk volk aangepaste kultuur.
Nadat wij het begrip ‘Duitsche Beweging’ bij benadering omschreven hebben, is het er ons vervolgens om te doen de twee werelden, die van de Fransche en van de Duitsche Verlichting, te ontleden om te zien waar de schrille tegenstellingen, die tus- | |
| |
schen de kultuurpolitieke ontwikkeling van beide naties in feite bestaan, hun oorsprong vinden.
Dat er tusschen Germaansche en Latijnsche volkeren een antithese bestaat, is een feit dat zelfs voor een oppervlakkig oordeelend toeschouwer onomstootbaar is. Zulks wordt zeer duidelijk in een figuur als Frederik de Groote, die zich bewoog in den geest van de Fransche Verlichting, doch die met het idee van het Pruisendom aan het begin staat van een staatsopvatting die, ondanks den tooimantel van een vreemde kultuur, typisch Duitsch is. Frederik II vormt de aanvangsgrens van de Duitsche Beweging. Hij vooral was het die op staatkundig en militair gebied den tegenstoot tegen een twee eeuwen lang durende vervreemding van de Duitsche kultuur op het Duitsche leven inzette. De Duitsche Beweging als totaal-verschijnsel zet dezen weg op artistiek-wijsgeerig gebied en dat der Duitsche wereldbeschouwing voort.
De groote Frederik riep een nationaal ethos te voorschijn, alhoewel dit nog al te veel klein nationaal bleef, daar het, door de historische omstandigheden gedwongen, hoofdzakelijk Pruisisch gericht was. Ook voor hem bleef de staat een nog te veel rationeel begrip, daar Frederik nog bij de Fransche Verlichting aansloot. Deze staat was hoofdzakelijk een ideeënconcept, en ontsproot niet aan een geheel-volksche realiteit. Frederik voorspelde de natie, zij bestond nog niet. De heldenmythos, zooals hij bij hem uit een Fransch-Latijnsch antiekendom te voorschijn kwam, zocht naar een uitkomst in een typisch Germaansch georienteerde wereld. Hij omsloot deze wereld in zijn fascineerende persoonlijkheid, die als een magneet al de grooten van zijn tijd aantrok.
De groote Duitsche dichters en denkers dongen echter te vergeefs naar de gunst en de erkenning van den grooten vorst. Hier blijkt de tragische dualiteit van deze revolutionaire periode. Tusschen staat en kultuur bestond een diepe kloof. Deze scheiding was echter meer uiterlijk; innerlijk loopen al de draden van de groeiende bewustwording van den Duitschen geest saam. Dat de groote vorst een scherpe geest als Voltaire aan zijn hof riep, was wel een beteekenisvol feit, doch het contradictorische met de logische gevolgtrekking is waar: het afwijzen van de Duitsche dichters en denkers bewerkt dat zij zich des te heftiger aan zijn quasi legendarische figuur begeesteren, zoodat Frederik de uiteindelijke stimulans van de herboren Duitsche kultuur is geweest. En geen
| |
| |
wonder. Zijn hof stond op een Europeesch peil, van Pruisen maakte hij een grootmacht, al zou het pas later blijken dat zijn strijd tegen bijna de geheele rest van het overige en hem omringende Europa in diepste wezen een heldhaftig vechten was voor een sterken Duitschen volksstaat. In deze politieke en geestelijke dualiteit moet dan ook de reden gezocht worden, waarom de Duitsche klassieken en een groot deel der Romantiek zich van het staatsleven afkeerden. Pas in den stormloop van de bevrijdingsoorlogen van 1813-15 zou de uiterlijke breuk - zij het dan ook slechts tijdelijk - hersteld worden.
Toen in 1786 Frederik II overleed, beleefde men den vooravond van een bloedige gebeurtenis, die de politieke verwezenlijking van de Europeesche Verlichting was: wij noemen de Fransche Omwenteling. Aanvankelijk schijnt deze geweldige ommekeer de lang verwachte latijnsch-antieke machtstelling mee te brengen. Doch het succes van de Fransche Omwenteling hield tevens den ondergang van haar politieke ideologie in. In den beginne werd zij begroet als het ontwaken uit een langen droom. Doch deze schijnbare bevrijding zou zich alras in een des te heviger reactie omkeeren. De Fransche Revolutie wou de Europeesche volkeren in eenzelfde idee verbinden. Het resultaat was, dat zij, wat nog van een Europeesche geestelijke eenheid overbleef, aan flarden scheurde deels ook door het groeiend zelfbewustzijn der volkeren, deels ook door de Fransche nationale beperking van de Fransche Omwenteling zelf.
Deze was de bekroning van het staatsideaal van de 18e eeuw, doch tevens zijn ondergang. Zij was een wekroep, die de nationale heropstanding van de verschillende Europeesche volkeren voorspelde, daar hier voor het eerst een volk zijn eigen politiek lot in handen nam. Daardoor werd het sluimerend bewustzijn en het verlangen naar een eigen staatsvorming gewekt. Wel werd de Fransche Omwenteling gedragen door een politieke passie, doch deze luwde en ontaardde in een volksvreemde dwingelandij van zoodra zij de eigen volksgrenzen overschreed. Door de Fransche Revolutie werd de Duitsche Beweging zelf een omwenteling, die de beste krachten der natie wakker schudde. Deze contra-revolutie was voorloopig slechts een kultureele omwenteling, doch zoo diep en alomvattend, dat zij het aangezicht van den nieuwen tijd zou bepalen.
| |
| |
Aanvankelijk vindt de Duitsche Beweging ingang bij een beperkte groep eminente geesten. De burgerij, mede ondersteund door de talrijke vorsten en kleine potentaten blijft de humanitaire Verlichting trouw. Dit verraad van een verlichte bourgeoisie tegenover de historische gebeurtenissen van den tijd droeg mede schuld aan de latere ineenstorting van den Pruisischen staat. Dit kwam omdat deze verzadigde stand de geestelijke erfgenaam en maatschappelijk begunstigde van dezelfde Verlichting was. Tot deze leidende en beperkte groep behoort vooral de generatie van den jongen Goethe. Op het geestelijk, politieke, maatschappelijke en kultureele plan hadden deze mannen een leerschool doorloopen die met de namen Frederik II, Justus Möser, Hamann, Klopstock, Winckelmann tot de hoogste toppen van de Europeesche ontwikkeling behoort. Zij willen een typisch Duitsche kultuurrevolutie doorvoeren en verwezenlijken wat hun geestelijke leermeesters voor hen hadden ontdekt, doordacht en verkondigd. Zij trekken een kultureel gebouw op dat aan draagkracht en sierlijkheid het politiek getimmerte van over den Rijn moest overvleugelen. Zij loopen storm tegen het verlicht-mechanistisch systeem van den absolutistischen staat. De dynamische, door de sappen van het eigen volk gevoede nieuwe mensch vecht voor een nieuwe levensorde. In de volksgemeenschap berust de bron der scheppende krachten. Geestdriftig bouwt men aan een nieuwe taal, die den nieuwen inhoud, deze nieuwe werkelijkheid moet kunnen omvademen. Terwijl Goethe's Götz von Berlichingen het oude eenheidsideaal van het rijk der Duitsche natie heropwekt, is Shakespeare de levenswekker van de ontembare scheppende droomen van een generatie, die de engheid van een voorbije periode wil afschudden.
Door de Fransche Omwenteling beseft men pas ten volle het diepe onderscheid van de volksche wezenheid. Vooraleer dit groeiproces naar een algeheel-volksche oplossing aan het hart van gansch de natie zal aankloppen, moet Duitschland de volle maat van zijn vernedering aanvaarden. De scheiding van staat en kultuur, het lijdzaam toezien en de miskenning van de Pruisische idee door bourgeoisie en adel, de verdeeling van de Duitsche ruimte in ontelbare staten en staatjes, het ontbreken van een algemeenen weerstand tegen de Westersche macht leidde
| |
| |
er toe dat Duitschland tegen den veroveraar Napoleon geen stevigen weerstand kon bieden.
Rond 1800 begroet men Napoleon als het vertrekpunt van een nieuwe humanitaire periode, die den verlangden vrede zou waarborgen. Dit verlangen was veeleer de exponent van een inwendige zwakte, een lijdzame berusting ten overstaan van eigen volksche waarden. Van uit dezen gezichtshoek moet men de eigenaardige plaats van de Duitsche klassiek en van de idealistische wijsbegeerte trachten te begrijpen. Wanneer men daarin gelukt, ziet men het wisselspel van de verschillende antagonismen, die dezen tijd doorzinderen en men nadert tot de kern van het probleem hoe de groeiende Duitsche Beweging er ondanks alles in gelukte uit deze vlottende massa een bewuste natie te smeden. Deze geweldige polariteit vindt men in de periode van 1775 tot 1806 weer. De nationale idee van het burgerdom vond haar begrenzing in een standen-patriotisme. Gansch het openbaar leven was verburgerlijkt en het werd overwoekerd door een sociaal individualisme, een liberalistisch opgevatte democratische zienswijze, en een rationalistisch levensbewustzijn. Daar tegenover stelt de Duitsche Beweging een breede nationale opvatting, die volk, kultuur en taal als een harmonisch gegroeide eenheid beschouwt. De staat is de bekroning van deze verplichtende idee. Rationalisme en individualisme verdwijnen voor de scheppende eenheid van lichaam en geest, mensch en wereld, natuur en ziel. De burgerlijke conventtie verandert in een pantheistisch getinte godsidee, die het specifiek karakter van de 19e eeuwsche Duitsche godsbelevenis zal worden. Ook op het gebied der practische verwezenlijkingen valt een geleidelijke vooruitgang te bespeuren. Het kernland is weer Pruisen, het centrum van de eerste staatkundige poging tot eenmaking van de natie. Omringd door vreemde machten, gebonden door armoede en verlamd door innerlijke moeilijkheden tracht men hier met een verbeten fanatisme de grondideeën van de Duitsche Beweging te verwezenlijken.
In deze hervormingen, die nu ook buiten de grenzen van een zuiver kultureele vernieuwing treden, bemerkt men het merkwaardig verschijnsel, dat de meeste hervormers geen Pruisen waren. Zulks bewijst dat de wederopbouw als een geheel-Duitsche taak werd aangezien, die door geen binnen-staatsche omgrenzingen mocht beperkt worden. De hervormingen omvatten de meest
| |
| |
verschillende domeinen van het Duitsche leven, en, merkwaardig feit, vervullen de essentieele voorwaarden, waarop een nationale hervorming kan bouwen. Het lijfeigenschap van de boeren wordt afgeschaft, iedereen moet als staatsburger beschouwd worden en in dien geest worden opgevoed. Justus Möser was de voorlooper van de hervormingen, die door het genie van Freiherr von Stein werden verwezenlijkt. De hervorming van het leger, vooral door Scharnhorst, wou van het leger een volksleger maken, waardoor de gemeenschapsbanden van leger en natie nauwer zouden toegehaald worden, en het leger de functie van een waarachtig volkslichaam zou vervullen. Deze algemeene weerplicht was een oud-Germaansche verplichting, die weer door Justus Möser in het licht van de algemeene belangstelling was gerukt. Wilhelm von Humboldt voert de groote Pruisische opvoedingshervorming door, en in 1810 wordt de universiteit van Berlijn gesticht. Deze gebeurtenis was voor de ontvoogding van Duitschland van een uitzonderlijke beteekenis. Van hieruit zal de wijsgeer Fichte zijn befaamde en van nationale geestdrift doorgloeide redevoeringen aan de Duitsche natie de wereld inslingeren en den krachtigen weerstand tegen Napoleon voorbereiden. Stilaan ontwaakt het volk, de breede massa. De Duitsche Beweging is volop bezig een volksbeweging te worden. Dit is tevens het antwoord aan Napoleon op de door hem voorgestane idee van het Romeinsch Imperium. Het leek wel alsof hij Europa als ongenivelleerde eenheid in èèn staatsverband wou onderbrengen. Zijn val werd door het ontwaken van het volksdom veroorzaakt, en het gevolg was het ontstaan van de nationale staten in Europa, en daarmee gelijkloopend de doorbraak van een Europeesche volksche ordening. Dit opkomend en fanatiek doorgezet volksbewustzijn was het schrijn dat het hart van de Duitsche natie tijdens de overheersching van Napoleon voor den dood bewaarde.
Zelfs daar, waar de nationale hervormingen zich niet geheel konden doorzetten, schiepen zij toch de voorwaarden, waardoor een later geslacht den nagestreefden volksstaat zou kunnen opbouwen. Intusschen houdt de Duitsche Beweging de groote leer voor oogen dat de staat zijn leven uit zijn volksdom put. De nationale beweging van de bevrijdingsoorlogen bracht voor korten tijd de gewenschte eenheid, doch haar nationale binding was vooralsnog te zwak om zich tegen de opkomende liberalistische periode te
| |
| |
kunnen verzetten. De volwaardige opbouw bleef voor een verdere toekomst voorbehouden.
De idee was echter definitief gevestigd. Het scheppen van een nationalen volksstaat is het manende teeken dat in de woorden en de handelingen van elk nationaal gezind man brandt. Zoo schreven en handelden mannen als Kleist en Arndt en Jahn en Clausewitz. Wat door de Duitsche Beweging onuitroeibaar als een merkteekeri in geest en hart van elk volwaardig volksgenoot werd geplant, het was het teeken van de gemeenschap in en door het volk. Biologisch ankert het vast in de gemeenschap van volk, bloed, ras, stam en landschap. Geestelijk is het gebonden door vorming, taal en geschiedenis, lotsverbondenheid en gemeenschappelijke toekomst. Het volksdom ontvangt zijn politieke uitdrukking door den gemeenschappelijken wil om zich zoo volledig mogelijk uit te leven. Het vaderland is de voorafbeelding van het volk, het is zijn hoogste goed en zijn hoogste verplichting.
(Wordt voortgezet)
|
|