Westland. Jaargang 1(1942-1943)– [tijdschrift] Westland– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 587] [p. 587] Pol Le Roy April Dit waren dan de afgronden van April in Februari of in droom tot ons gekomen, wie mint en wint, wie zwerft zoo puur en stil waar ik de zuilen lief aan 't ruischen van de stroomen als 't licht dat vol geboorten waait en gloor als 't licht dat ons ontvonkt, de vleuglen en de boomen al vaart de boot des Doods ons vreugden door, ons liefden door, ons nachten en ons droomen. Dit waren dan de glanzen van April de glanze' in de' eersten ochtend aan Gods oog ontloken, ik weet maar licht en wind en wondre gril die blad en visch en vogel werd en blauwe sproken die plots glazuren berg en waterval, een juichend lied, een ster die uit den mensch gebroken de bloemen riep langs heuveling en dal en 't wonderwoord April werd door de zon gesproken. Dit waren dan de afgronden van April in Februari of in droom tot ons gekomen mijn stap van late sneeuw en tragen wil werd fel en pril en alle smart mij weggenomen al bleef mijn oog u dof, mijn hart u min al bleeft gijzelf de koudste zoutzuil mij der aarde, toch zend ik u mijn sterren zonder zin mijn sterren van April, mijn schoonste en onverklaarde! Vorige Volgende