nomische geschiedschrijving, werden naar hun verschijningsvormen in den tijd beknopt maar duidelijk weergegeven.
De nijverheid, welke het meest in de geschiedenis op den voorgrond treedt, is de textielnijverheid, met name de lakennijverheid. Ontstaan in de vroegste tijden, ontwikkeld onder de Romeinen, maakte zij in de Middeleeuwen den roem en rijkdom van Vlaanderen uit.
De degelijkheid en kleurenrijkdom der weefsels waren ongeëvenaard. Haar lotgevallen zijn zeer talrijk. Van het land verhuisd naar de steden, door verandering in de behoeften gaat zij weer naar het platteland, daar de ‘Nieuwe Draperie’ door gebruik te maken van Spaansche in plaats van Engelsche wol, en niet in den ban gehouden door de productie- en qualiteitsvoorschriften der stedelijke nijverheid, welke deze niet van zich kon afschudden, bevoordeeligd door de leenheeren, die in strijd waren met deze machtigste steden van Europa, zich kon aanpassen aan de gewijzigde omstandigheden.
Vooral de kooplieden, waaraan Dr. Engelbeen steeds den naam geeft van pioniers, zijn bedrijvig over geheel Europa. Later bij het tot stand komen der groote jaarmarkten en den invoer of stapeling van wol, werd hun bedrijvigheid meer gewijzigd en werd hun rol passief.
De critiek welke soms op den handel uitgeoefend wordt, door te zeggen dat hij de bevolking ‘verwijft’, is slechts voor particuliere gevallen waar. Indien in een bestaand land geen andere nijverheid meer bestaat, de bevolking uitsluitend van den handel bestaat en deze van passief karakter is, dan kan dit verwijt wel gerechtvaardigd zijn.
Eerst waren het de Vlaamsche kooplieden, die de grootheid der roemzuchtige steden als Ieper, Brugge en Gent hebben bewerkt door de productie te oriënteeren en de afname te regelen. Het zijn de Merchant Adventurers, een typische gerechtvaardigde naam, die den groei van de stad Antwerpen hebben bewerkt.
Zij leverden de onbewerkte lakens aan Antwerpen, welke daar verder werden afgewerkt.
De linnennijverheid, nevenbedrijvigheid van den landbouw, later omgekeerd, ontstaat op het land, vanwege de landelijke voortbrengst van het vlas (Leiestreek). Door de behoeftewijzigingen der 15e eeuw, nl. door het dragen van linnen ondergoed, kent zij een grooten opgang. Onder het Spaansche tijdvak neemt deze toe, daar zij afzetgebied vond in de Spaansche en Portugeesche kolonies. In het Vereenigd Koninkrijk is zij aangewezen op het Nederlandsch koloniaal rijk. Later bij de mechanisatie en de concurrentie der Engelsche garens kent zij een erg verval. Frankrijk vormde een afzetgebied, waardoor belangrijke verplaatsingen naar Noord-Frankrijk. Voor de huidige toekomst laat zich een uitbreiding verhopen.