blik der perceptie zelf, spontaan zullen reageeren, zijn er velen die onmiddellijk daarna een verstandelijk correctief aanbrengen, omdat ze meenen dat het komische een procédé is, waarmee men niet ten volle kan instemmen, zonder zijn ernst en zijn waardigheid in het gedrang te brengen. En nochtans, hoe juist is de formuleering van Bierens de Haan, waar hij zegt, dat het komische in zijn veelvuldigheid van vormen, ‘een gestalte der menschelijke zelfkennis’ is, die ‘op een of andere averechtsche wijze, een erkenning van de idealiteit onzer menschelijkheid’ inhoudt. ‘Indien de mensch in zichzelf niet een verhevenheid wist, zou het komische niet mogelijk zijn.’
Eerste vereischte om het komische te genieten, is dus prijsgeven van elke pedant-critische instelling. Wie in dergelijke volledige onbevangenheid ‘Het gaat ons goed’, het eerste boek van Jeroom Verten leest moet er onvermijdelijk veel plezier aan beleven. Het vertelt de wederwaardigheden van een verzekeringsagent, binnen en buiten huis, en voornamelijk in gezelschap van een stelletje bohemien-artisten. Ik zal niet beweren dat Verten niets aan den droog-komischen toon van Willem Elsschot te danken heeft, maar de verwantschap van het instrument doet ditmaal niets af van de eigen-geaardheid van hem die het hanteert. Daarmee wil ik Verten niet naast Elsschot stellen, (daarvoor heeft zijn boek al te weinig diep-menschelijken onderstroom), maar in elk geval los van hem. Want niettegenstaande het laatste hoofdstuk dat van warme gevoeligheid getuigt en een paar passages waar het gemoed zijn woordje meepraat, is Verten's opzet toch uitsluitend komisch; overdadig komisch soms in het aanwenden van val- en smijtkluchtprocédés die spoedig vermoeien; om te brullen echter, waar doorheen het komische der voorstelling de aanvoeling van wat Bierens de Haan ‘de averechtsche erkenning der menschelijke idealiteit’ noemde, blijft bewaard (ik noem het doopfeest, de biljart- en kegelpartij).
De volledige mislukking van Jeroom Verten's tweede boek ‘Wat doen we met de liefde?’ ligt m.i. juist hierin, dat het komische ontzenuwd werd door het uitschakelen van deze ‘menschelijke idealiteit’ als ongenoemd, maar niettemin voelbaar aanwezig tegendeel. Het verhaal van het stelletje jazz-muzikanten, dat voor een Amerikaansche reis op een transatlantieker wordt geëngageerd en onderweg tijd te over heeft om smoor verliefd te worden op het hen vergezellend zangeresje, heeft in al zijn geforceerde verwikkelingen en burleske effekten, - waaronder er op zich zelf plezierige zijn, maar waarvan het ‘des guten zuviel’ spoedig de keel uithangt -, zoo weinig aannemelijks (zelfs het ongemotiveerd toevallige moet een schijn van aannemelijkheid bezitten, wil men een komisch effect bereiken), dat het komische het hier afleggen moet voor een opeenstapeling van onzinnigheden, die als eenige weerklank verveling wekken. Men kan het bestaansrecht van het gro-