Op het terras aan den Noorderkant
buigt g'over 't bloemenledikant,
een bloem tusschen de lippen.
Het is grootendeels een kwestie van den vorm, de manier waarop de indruk wordt weergegeven. Maar er is ook iets anders dan de min of meer scherpere omlijning van het beeld, of de synthetische kracht; nl. het zich sub Jove voelen van den dichter of het zich voelen ‘in een porseleinen paviljoen’. Het impressionisme heeft iets beklemmends, iets waar wij uit weg willen, als vogels uit een nacht. Aldus gezien moet het werk van de Chineesche dichters impressionistisch worden genoemd, het is van een broosheid en een teerheid en er wordt, figuurlijk gesproken, zooveel op de woorden gepedaleerd, dat men naar meer kracht gaat verlangen en een frisch allegro. In elk geval mist deze poëzie vooral dynamiek.
Nu heeft dit echter niets met de intrinsieke waarde van de gedichten te maken. Het subtiel aanvoelen van Li-tai-po van tijd en eeuwigheid, de scherpte waarmee zijn intuïtie ingesteld is op het onvergankelijke als b.v. in ‘Het eeuwig gedicht’ en ‘Zij die blijven’ (door Ryckmans geïdealiseerd), maken hem tot een lyrisch genie. De klassieke Thoe-foe is meer ‘joe’ of geletterde dan lyrisch dichter; hij eerbiedigde de opvatting van Confucius dat poëzie het instrument is van de ethische gedachte, de zijne wordt dan ook gekenmerkt door haar pathetischen toon, haar helderheid, de verzorgde compositie, de uiterst nauwkeurige versificatie.
Heel belangrijk en minder bekend zijn vooral de drie gedichten die Ryckmans bewerkte naar Underwood: ‘Liefde-Koning’ van Feng-Yin-Shi, ‘Regen, Wind en 't Vensterluik’ van Tsao-Hsu-Chin, en vooral ‘De Tij der Lenterivier’ van Lin-Hsi-Yi dat door sommigen beschouwd wordt als een van de schoonste Chineesche gedichten.
Wij onthouden verder bizonder de gedichten van den erotischen Soe-Tong-Po, keizer Woe-Ty, en Tschan-Yo-Soe. De twaalf anonieme verzen door Ryckmans opgenomen zijn zeer karakteristiek.
De impressionistische epitheta, waarvan het in deze poëzie krioelt, werden door Ryckmans met veel smaak gekozen. Soms voelen wij hier en daar ietwat opvallend zijn worsteling in verband met den inhoud en de muziek van het vers. Deze moeilijkheid werd ook door andere bewerkers van deze poëzie niet altijd overwonnen. Dit is en blijft overigens voor elke bewerking of vertaling van gedichten het ei van Colombus.
De uitgave van ‘Het Porseleinen Paviljoen’ geschiedde met veel zorg en werd verlucht met vier suggestieve houtsneden van Luc De Jaegher.
Remy de Muynck