‘Pour être juste, c'est à dire pour avoir sa raison d'être, la Critique doit être partiale, passionnée, politique; c'est à dire faite à un point de vue exclusif, mais un point de vue qui ouvre le plus d'horizons...’ Deze formule van Baudelaire onderlijnt het verhevigd wezen der critiek en herinnert aan de onmisbare aanwezigheid van een levenden geest. Systematiek is een verraad aan haar echtste waarde: de impulsiviteit, die nochtans geen vormof denktucht in den weg staat. Want het eerste kenmerk der critiek blijft: strijd voor een innerlijke harmonie. Geheel in het teeken dezer worsteling staat het critisch werk van Urbain van de Voorde. Niet dat het een dynamische vaart heeft of groeit volgens een sterk bewogen curve; men zou deze critiek eerder beschouwend noemen, ware daar niet dit moeizaam stuwen en streven naar klaarte: Barok van vorm maar Gothisch van geest.
Van de Voorde gebruikt het woord om te zoeken: de ontdekking heeft haar deel in deze critiek en al maakt dit wenden en speuren, dit voorzichtig nuanceeren en tasten, het inleven in het scheppingsproces niet eenvoudiger: het heeft vaak de bekoring van het avontuur.
Met Marnix Gijsen was Van de Voorde de belangrijkste steller der kronijk-kritieken; een literair genre dat na ‘Modern al te Modern’ en ‘Peripatetisch Onderricht’ zijn leefbaarheid bevestigde. Deze opstellen, doorgaans vrij van het schematische, bieden voldoende ruimte om den geestelijken achtergrond van een werk naar voor te halen, een genetische verklaring te geven, verhoudingen en verbanden aan te duiden en de initiale ontroering voelbaar te maken. De kronijken van Gijsen en Van de Voorde vormen geen dood archief ook al getuigen ze van een tijd zonder levende substantie of van een periode van chaotische ‘Wesenlosigkeit’. Zij werden de waardevolle documenten voor de ‘Geistesgeschichte’ van het poëzie-leven der laatste decennia.
De kernachtigheid en de pittigheid van zijn collega, die nog steeds bezig is Amerika te ontdekken is Van de Voorde niet gegeven. Even ver staat hij van de koud-clinische methode der Academici als van den heftigen betoogtrant van Paul van Ostayen. Staag beproeft hij een haast filosofisch doordringen. Gijsen behandelt de dingen nuchter, bij Van de Voorde is er meer wijding, meer stemming, meer mystische atmosfeer (typisch hier-