Westland. Jaargang 1(1942-1943)– [tijdschrift] Westland– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende J. Truyts Aan den Nacht De nacht is groot. Er kropen donkere wolken omhoog, en kropen over mij die zweeg en staarde. Het was nog niet zoo lang dat ik de aarde, vol zon, zag als een goudbloem openkolken. De nacht is groot. De vogels zwijgen stil daar zij hun laatste danklied zongen. De schaduw van hun wiekslag werd verdrongen door 't donker van den nacht die rusten wil. Schoon is de nacht. Niets komt de stilte storen. Er is geen leed of 't wordt nu minder zwaar. Elk schepsel heeft een nachtlijk mild gebaar. Steeds leeft die grootsche stilte om den nacht waarnaar elk wezen heeft gewacht, en haar geniet tot weer de dag komt gloren. Vorige Volgende