gint. De remmende digressies over feodale verhoudingen zijn geweerd en de historische requisieten staan in de schaduw der dichterlijke verbeelding die de impulsieve figuur van Willem van Loo een midden schiep, waarin haar levensvolheid zich geheel kon uitvieren.
Maar dit boek van durvende mannelijkheid, van lieden die leven ‘van zon en groei, van strijd en arbeid’ brengt ook momenten van innige verteedering en tragische gespletenheid. En deze modulaties zijn goed, want menig hartstochtelijk verhaal gaat ten onder aan het luidruchtige. Boschvogel's boek behoort niet tot de problemenliteratuur. Het heeft merkwaardige plastische en visionaire kwaliteiten en treft door zijn moreele schoonheid. Dit met brio voorgebracht verhaal getuigt voor de taalvaardigheid van den schrijver. Maar ook de vlotte schrijver moet voldoende controle bezitten om de syntaxis voor een uitschuiver van het volgende gehalte te bewaren:
‘En hier zit hij thans op dit stomme paard, de teugel beeft in zijn sterke hand, en hij moet met zijn knieën hard het paard omklemmen, en zijn hart.’ (blz. 142.)
Iets van de mystiek, der geschiedenis hangt over dien levensstrijd van Willem van Loo. Vertrouwd met de vergane levensvormen bewaart Boschvogel het kontakt tusschen tijd en persoon. En al wordt deze roman vooral gedragen door de actie, toch legt de auteur een warme en diepe menschelijkheid in Van Loo's levensgroei van het onstuimige naar de stabiliteit van hart en geest. En deze waarde verheft het boek boven de louter onderhoudende lectuur.
‘Heer van Lembeke rijd aan’, de historische roman van J. Kuypers, wordt geschraagd door een idee die van aard veel sterieler is dan degene die door Willem van Loo verzinnebeeld wordt. Het historisch-materialisme bezit niet de deesemende kracht van de idee der durvende daadvaardigheid. Zij bevrucht niet, hare eenzijdigheid schaadt hare intensiteit en hare grootheid. De drang naar bezit en materieel voordeel is er de kleine zijde van, die een hoogere begeestering in den weg staat.
In het boek van Kuypers voelt men deze overmacht. Geen oogenblik wordt men enthousiast bij de opstandigheid van het 14e eeuwsche Brusselsche ambachtsvolk; want de tegenstrijdigheid, de kleine eigenbelangen domineeren de heele beweging. Merkwaardig is evenwel de atmosfeer van dit roerige anarchistische Brussel. Maar het blijft toch in hoofdzaak een pittoreske geschiedenis in kleurige tafereelen. De kronijken leveren de elementen voor de spanningsbeelden. In Boschvogel's Willem van Loo heerscht het groote thema. Bij Kuypers heerschen de kleine feiten. Een innerlijke kracht komt nergens vrij; daardoor ontbreekt het gepassioneerde dat Boschvogel's werk zulke jeugdige warmte geeft, daardoor ook ging de continuïteit verloren die de figuur van Veroon van Lembeke in dit boek moest gebracht hebben.
Ver staan we hier van den heldenroman. Veroon is geen held