tracht door een prijskamp de ontbrekende nationale figuur te scheppen, men beslist van ‘boven’ af, dat Tijl Uilenspiegel deze figuur moet zijn, - maar men vergeet bij dit alles, dat het spel zelf de hoofdzaak zijn of weer worden moet. Daarbij kan het niet volstaan, de oude, aan de traditie gebonden spelen te herhalen, het Vlaamsche poppenspel moet aansluiting vinden aan dezen tijd. Vlaanderen bezit dichters met een zeer bijzonderen zin voor het poppenspel, en beeldhouwers, die nieuwe figuren kunnen scheppen. Maar het zal ook noodzakelijk zijn, met de oude technisch primitieve manier van poppenvoering te breken en den zuiveren marionettenstijl te beoefenen. Dit wil niet zeggen, dat het oude, volksche spel daarnaast niet moet behouden blijven. Een werkelijke behartiging en een sterken invloed in het kultureele leven van het volk bereikt men heden met het poppentheater slechts dan, wanneer de voorwaarden voor een artistiek volwaardig spel geschapen zijn.’
Deze voorwaarden te helpen in het leven roepen, was de bedoeling van hen die het plan hebben opgevat een reeks boekjes op te zetten die volledig aan het poppenspel gewijd zijn, met name Jozef Contrijn en Fritz Wortelmann zelf. Zij willen geen folkloristische teksten of historische documenten brengen, maar levend materiaal dat zoowel den liefhebber als den beroepspoppenspeler onschatbare diensten kan bewijzen. Naast oudere en nieuwe poppenspel-teksten worden verhandelingen over het poppenspel in het vooruitzicht gesteld, practische handleidingen voor het bouwen van een poppenkast of het vervaardigen van poppen, scheppende literatuur rond het poppenspel enz. enz. De boekjes verschijnen onder een keurig kaft, in handig formaat en geïllustreerd.
Het eerste nummer der reeks brengt ons de tekst van het gedurende de Mozart-week met zooveel sukses opgevoerde zangspel ‘Bastien en Bastienne’ van den jongen W.A. Mozart, in de frissche Nederlandsche bewerking van Korneel Goossens, naast den oorspronkelijken Duitschen tekst van Friedrich Wilhelm Weiskern afgedrukt. Dit niet voor de poppenkast geschreven zangspel leent zich door zijn naïef idyllischen toon, en de frisch huppelende versmaat uitstekend tot vertolking door marionetten, wat de opvoering door ‘'t Spelleken van Ulenspiegel’ trouwens afdoende bewezen heeft.
De tekst wordt voorafgegaan door ‘Een woordje als inleiding’ waarin Jef Contrijn zoowat overzichtelijk de historiek maakt van de heropleving der poppenspel-belangstelling ten onzent, in het bijzonder van het ontstaan van genoemd Mechelsch ‘Spelleken’ en de daarmee gepaard gaande uitgave der ‘Ulenspiegel-boekjes’ en ten slotte van de opvoeringen van ‘Bastien en Bastienne’. Fritz Wortelmann geeft vervolgens enkele zeer lezenswaardige beschouwingen ‘Bij de eerste Vlaamsche Poppentheater-ensceneering van ‘Bastien en Bastienne’. Het werkje werd geïllustreerd met enkele afbeeldingen van den jongen Mozart aan het klavier, van het decor voor