‘Warden, een Koning’ is rijp omdat het wijs is; het is gedragen, want het is vervuld van den zang van dit leven en het leven daarachter, kortom het is de zuiverste en schoonste uiting van Eekhout's volksch en kosmisch voelenden geest. Een verhaal dat aan ons voorbijtrekt als de laatste uren van den nacht naar een nieuwen morgen; een droom en tegelijkertijd een brok levende werkelijkheid.
Met zijn laatste werken ‘Tijl Uilenspiegel in Vlaanderen’ en met ‘Pastoor Poncke’ heeft Eekhout ons een paar echte volksboeken geschonken, beide boordevol van een sprankelenden humor, die echter nimmer tot een oppervlakkige gezapigheid ontaardt, doch regelrecht welt uit den geest van één die zich niet, gelijk velen, geweld behoeft aan te doen om tot het volk te komen, doch het hart van zijn volk inzichzelven draagt en van daaruit schrijft. Het is helaas vanwege de beperkte ruimte die mij ten dienste staat niet mogelijk stuk voor stuk nog andere prozawerken van den schrijver, zooals zijn verschillende verhalenbundels ‘Drieluik der Zonde’, ‘Geuzen’ en laatstelijk ‘De eeuwige Droom’ een bespreking te geven zooals ze die zouden verdienen, doch ik wil niet nalaten hier ten slotte nog de aandacht te vestigen op den dichter Eekhout, die niet alleen niet voor den prozaschrijver onderdoet, doch ook nimmer voor den romancier is geweken.
Het is namelijk in Nederland vrijwel steeds zóó, dat een auteur die zich in latere jaren vooral op het proza gaat toeleggen, zijn vroegere gedichten als jeugdzonden beschouwt en zich geheel van de poëzie afwendt.
Dit nu is met Jan H. Eekhout, bij wijze van uitzondering, geenszins het geval. Integendeel men zou kunnen zeggen, dat juist in al zijn werk de dichter blijft domineeren, ook daar waar hij optreedt als prozaschrijver.
Talrijk zijn de verschillende bundels verzen die van zijn hand verschenen en niet in de laatste plaats dienen ook zijn dichterlijke herscheppingen te worden genoemd als het ‘Gilgamesj-epos’, het Finsche epos ‘Kalevala’ alsook vele vertolkingen van Oostersche poëzie. Vooral het Gilgamesj-epos, dat door de Nederlandsche critiek vrijwel nimmer besproken werd verdient bijzondere aandacht.
Jan H. Eekhout als dichter is het zuiverste voorbeeld van een