zooals hij die vond in het volksboek van 1587: ‘Historia von D. Johann Fausten, dem Weitbeschreyten Zauberer und Schwarzkünstler’.
De bewerking die Goethe voor zijn Faustsage uitkoos sloot zich volkomen bij de Sturm und Drang beweging aan. De jonge dichters hadden een richting verkozen die men met huidige termen een volksche richting kan noemen. Onder aansporing van zijn genialen voorlooper en leermeester Herder, teekent Goethe in den Elzas de oude volksliederen op, staat in bewondering voor het Münster van Straatsburg en verkiest de kunst van het leven boven de kunst van 't verstand.
De Oer-Faust ontstaat in 1774. Dit stuk staat in de vrije rijmverzen, de zoogenaamde ‘Knittelversen’, zooals Hans Sachs die schreef. Faust en Mephisto zijn het symbool van de idealen van den Sturm und Drang. Faust wordt voortgezweept tusschen twee werelden ‘twee zielen wonen, ach, in mijne borst, de eene wil zich van de andere scheiden’. Deze dubbele ziel voert hem naar het al-omvattend gevoel en anderzijds naar de werkelijkeid. Hij is ontgoocheld door de onmacht van de wetenschap, die in hem een groote leemte nalaat. Daarom sluit hij een verbond met Mephisto. De duivel verbindt zich zijn levensdrang te voldoen, een antwoord te geven op de laatste levensvragen. Faust staat hem zijn ziel af.
De Oer-Faust bevat reeds groote deelen van het later voltooide Faust-drama. De monoloog, het gesprek met Wagner, dit met Mephisto en met den student, het tooneel in Auerbachs Keller worden definitief vastgelegd. De Gretchen-tragedie maakt echter het kernpunt uit. Faust wordt op het mooie meisje verliefd; de duivel brengt hem er in kontakt mee, en Faust laadt een bloedschuld op zich: hij doodt haar broeder Valentijn en laat haar zelf in grooten nood achter. Gretchen brengt een kind ter wereld, doch in haar schande doodt zij het. Deze wandaad, voortspruitende uit haar wanhoop, wordt ontdekt en Gretchen wordt veroordeeld. Aldus brak Faust een menschenleven en alle schuld valt op hem. Werther vernietigde zichzelf, Faust vernietigd een geliefd wezen. Dit is een typisch Sturm und Drang-verschijnsel. De dadendrang van den mensch loopt uit op een katastroof.
Deze Gretchen-tragedie was de dichterlijke uitbeelding van zelf doorleefde toestanden. In de jaren 1770-71 beminde Goethe Frederike Brion uit Sesenheim. Hij verbreekt deze verloving daar hij zich door geen huwelijksband wil binden. Deze daad is voor hem een innerlijke noodzaak, doch hij beschouwt haar als een misdaad tegenover het meisje dat hem liefheeft. Deze diepe verscheurdheid, de tweespalt van den door hartstocht voortgestuwden mensch vindt in Faust haar zuiverste uitbeelding.
Aldus is de Oer-Faust het drama van den gevoelsvollen, hartstochtelijk bewogen mensch, die door de wetenschap alleen niet bevredigd wordt, maar de volle werkelijkheid wil beleven. Dit brengt hem er reeds van in den aanvang toe een geliefde vrouw in oneer, schande, zelfs in den dood te jagen. Weliswaar was het zijn bedoeling niet zulks te doen, het noodlot echter bracht hem tot het ergste.
Hier breekt Goethe zijn dichtwerk af. De oplossing van het geheele probleem - de loutering - kon hij nog niet overzien. Nochtans is de Oer-Faust een geweldig brokstuk. Pas 60 jaar later zal dit eeuwige werk in zijn definitieven vorm afgesloten worden. Het is slechts door een toeval dat de Oer-Faust ons bewaard werd. Ongeveer een eeuw na zijn ontstaan, in 1886, ontdekte men er een afschrift van in de papieren van de