een proeve van rangschikking der waarden.
Dit verhaal heeft élan en verraadt een instinctieve levensdrift waarvan ook het frisch zinbewegen, dat tot het einde toe een zwierig en aangenaam rhythme bewaart, een kenmerk is. De verhaaltrant bereikt soms een weldoende jongensachtige vlotheid, die met zacht romantische tinten de optredende personen belicht. Het soepel proza draagt den schrijver mee en leidt hem zelf als een ‘blindeman’ voorbij de zuiver-geestelijke houding van den innerlijken mensch. Zóó wordt hij slaaf van een schrijf drift, van een temperament dat zich uitviert. Veel bladzijden weerspiegelen een emotioneele verdieping, verrassend voor een jong schrijver, blijkbaar zelf een persoonlijkheid vol warmen levenslust.
Maar de vitaliteit moet gericht zijn door een bezielende gedachte; sedert lang is gevoel niet alles meer. De idee is de aandrift die leidt. Zulks vergt geen clinische problematiek; enkel een regelmatige verdieping van het beleefde. De schrijver moet bij elk werk bekommerd zijn om de geestelijke kern waarin de levenswaarden spannen.
De technische vaardigheid van Rosseels is zóó, dat ze bij elken lezersstand de belangstelling zal wakker houden. Zijn figuren zijn simpel van voorstelling en zeer eenvoudig van levensgang. En al draagt geen der personen een kern van individualiteit, toch bekomen ze door Rosseels' natuurlijk gevoel voor verhoudingen een zeker reliëf. Een lyrische natuur is de schrijver niet alhoewel men hem een licht poëtisch gevoel voor de dingen der aarde niet ontzeggen kan. De vorm van dit debuut is die der ontdubbeling. Zoo kan de auteur steeds een deel der eigen ervaringen en der eigen verlangens overschakelen naar den Blindeman die ze in zijn levensrelaas verwerkt.
Deze Blindeman is de verliefde die door een sportieve moraal weerhouden wordt zijn uitverkorene tot wederliefde te nooden, alvorens hij carrière gemaakt heeft. Dit streven zelf - op zee en in de koloniale onderneming - vertelt Rosseels in soepele zinnen zonder te veel verlammende uitweidingen over locale bijzonderheden. Wanneer Blindeman's ambitie voldaan is, vindt hij bij zijn terugkeer in de thuishaven zijn Netta gehuwd met Gerard ‘den aanbidder, die geen kans heeft’. Blindeman wordt de smachtende maar ridderlijke ‘dritte im Bunde’. Wanneer hij bijna de tweede geworden is en hij de bekoring van een eigen sfeer gaat kennen wordt het hem door een onvrijwillig afgeluisterd telefoongesprek duidelijk, dat hij toch maar de derde gebleven is. Na vijftien jaar valt hem de blinddoek der illusie van de oogen. De roep van de zee, dien Blindeman niet weerstaat lijkt te veel op regisseurswerk.
De binnen-tragiek van dit gehavend huwelijk wordt nergens doornig. De ontroering blijft vluchtig. Er is in dit boek niets dat de innerlijkheid sart of in vervoering brengt. Irreëele schoonheid of grauwe werkelijkheid kan met Rosseels' procédé niet bereikt worden daarvoor is zijn praatvaardigheid te groot. Er zit vaart in zijn proza en karig is de tijd die voor innerlijke aanschouwing gelaten wordt. Maar leven schept hij en al is het dan ook niet fascineerend en al blijft de psyche primair, toch is Rosseels' verhaaltrant zóó dat men geboeid en in een sfeer van literaire gezelligheid luistert.
W. Vaerewijck