Westland. Jaargang 1(1942-1943)– [tijdschrift] Westland– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 206] [p. 206] Ferdinand Vercnocke De dans der Wieren Toen, op de wijze die den vloed al zuchten zong, dansten de wieren, dansten de wieren voor het duin hun loom bewogen dans, geluideloos, wijl in de zon hun glibberige lijven glinsterden. Vooraan de purperwieren met hun bloedrooden waaier, en de teere vederwieren, die hun pluimbos wiegelden en dansten; de rotswieren trilden en vloeiden als een groene stroom over de deining. Nu vingen alle wieren aan te dansen, dansen, heind en ver: de vingerwieren streelden bevend het water; de bladwieren wuifden immerdoor hun zacht vaarwel; en lenig in de lenden rilden langzaam de riemwieren. Nu nabij, dan ver en weer nabij, gewiegd, gewenteld, hoog, dan lager en alweder opgeheven; deinzend, nederbuigend, vlug, dan loomer, traag verzinkend, op de vreemde wijze die de vloed al zuchten zong, [pagina 207] [p. 207] Zoo dansten zij. Toen pijpte de wind opeens een koel en wild geluid, weifelend eerst en zoekend-zacht, dan luide fluitend, dat de schuwe baren huiverden overeind, en steigerden en struikelden, en schuimend nederstortten. En in de dronkenheid der baren dansten de wieren, zwoegden de wieren voor het duin hun radeloozen dans, en worstelden, en wendden vreemd en schuw hun ranke lijf, en doolden uit de reien dronken door elkander Strandewaarts. o Zang van wind en water, verrukkingen die optilt en verdelgt, en wederstand niet kent! o Wieren door den vloed gegrepen, wieren mild en moedig, roerloos nu in 't zand: zalige wieren dansend in den dood... Vorige Volgende